AchtergrondWK voetbal
Mussolini werpt voor altijd een schaduw op Italiës wereldtitels in de jaren dertig
Didier Deschamps jaagt op een tweede WK-trofee op rij. De Franse bondscoach zou zo het record van Vittorio Pozzo evenaren, die met Italië in 1934 en 1938 goud won. Al hebben beide prijzen een wrange nasmaak.
Tweemaal op rij wereldkampioen worden is sowieso al een zeldzaam gegeven. Als Les Bleus nog twee keer winnen doen ze Brazilië (1958 en 1962) en Italië (1934 en 1938) na. Nog unieker zou het voor Didier Deschamps zijn. Vittorio Pozzo is namelijk de enige bondscoach die twee keer een team naar de wereldtitel leidde. Tussendoor won hij nog olympisch goud in 1936. Een weergaloze prestatie. En toch is Pozzo niet zo beroemd of gevierd in eigen land.
Om te weten waarom moeten we terug naar de jaren dertig. Adolf Hitler had toen zijn Olympische Spelen, Benito Mussolini had zijn WK voetbal. Beide dictators zagen de grootse sportevenementen als ideale propaganda-instrumenten.
Zestien landen namen deel aan het WK van 1934. Het toernooi bestond enkel uit een knock-outfase. Brazilië en Argentinië waren met de boot gekomen en mochten na één match alweer de 9.000 kilometer terugvaren. De Italianen ging het in eigen land beter af. Met Giuseppe Meazza als grote man schakelde het achtereenvolgens de VS, Spanje en Oostenrijk uit, om in de finale Tsjechoslowakije te kloppen (2-1). De verliezende finalist haalde het een ronde eerder van Duitsland, dat zich gesteund zag door een immense massa, voorzien van hakenkruizen.
Zweem van omkoping
Benito Mussolini speelde doorheen het toernooi een prominente rol. Hij koos zelf de scheidsrechters voor matchen van Italië uit en kocht ze ook om. Dat laatste is nooit bewezen, maar weinigen die eraan twijfelen. Voor elke match van de Italianen was er de fascistische groet. ‘Il Duce’ was geen voetballiefhebber, maar stond wel mee aan de wieg van de Serie A.
Hij wilde een Italiaans elftal zien naar het beeld van zijn ideologie: sterk, atletisch en agressief. Ziedaar de geboorte van het catenaccio. In een tijd dat veel ploegen in een 2-3-5 speelden implementeerde Pozzo een 4-3-3. Italië speelde fantasieloos resultaatvoetbal. Het ging uit van een stevige organisatie en behandelde matchen als veldslagen. Alles voor de winst. Een gunstig gezinde ref kwam dus van pas.
En als het even moeilijk ging hielpen de drie oriundi (buitenlanders met Italiaanse roots) de ploeg uit de nood. Hun aanwezigheid was behoorlijk controversieel, Raimundo Orsi scoorde in de finale de winnende goal. “Als ze kunnen sterven voor Italië kunnen ze ook voor ons spelen”, zei Pozzo erover, doelend op het feit dat burgers met de dubbele nationaliteit ook in aanmerking kwamen voor het leger.
De geschiedenis maakt van Pozzo geen progressief figuur. Sommige historici typeren hem als een stroman van het regime. Hij gebruikte nationalistische retoriek als motivatie. Hij was dan wel een tactische vernieuwer, maar toch vooral een man van de ijzeren discipline. Het type dat zijn spelers in de bossen liet marcheren en hun brieven opende om hen te controleren.
Vier jaar later, in 1938, wist Pozzo met de Azzurri op Franse bodem zijn tweede wereldtitel te veroveren. In hun openingsmatch troffen ze Noorwegen. Het publiek zong anti-Italiaanse liederen, waarop Pozzo en zijn spelers de fascistische groet brachten. Pas toen het geluid stopte lieten ze hun arm weer zakken. Volgens de mythe stuurde Mussolini voor de finale tegen Hongarije (4-2) een telegram naar de ploeg met de boodschap ‘winnen of sterven’. Gelukkig voor hen werd het het eerste.