Achtergrond
Is een vaccinatiegraad van 70 procent wel voldoende voor nationale groepsimmuniteit?
Als 70 procent van de bevolking gevaccineerd is, bereiken we ‘nationale groepsimmuniteit’ en is het rijk der vrijheid weer een feit. Die boodschap horen we nu al maanden. Maar hoe werkt dat precies? En veranderen de meer besmettelijke varianten dat plaatje?
1. Hoe werkt groepsimmuniteit?
Simpel gesteld: hoe meer mensen immuun zijn voor het coronavirus, hoe kleiner de kans dat het zich verspreidt doorheen de populatie. Bij voldoende immuniteit werpt de groep als het ware een dam op tegen het virus, groepsimmuniteit dus.
De grens om die groepsimmuniteit te bereiken, wordt bepaald door het ‘basaal reproductiegetal’ (R0) van een infectieziekte. Dat getal is niet te verwarren met het R-getal waar dagelijks over bericht wordt. Beide meten het gemiddelde aantal mensen dat door één ziek persoon besmet raakt, maar: R0 gaat uit van een situatie waarbij niemand immuniteit heeft opgebouwd en zonder maatregelen. Niet de realiteit dus, wel een goede indicator voor de besmettelijkheid van een virus.
Neem bijvoorbeeld een virus met een R0-waarde van 2, zoals ongeveer geldt voor de griep. Als niemand immuun is, zal een besmette persoon gemiddeld twee mensen aansteken - de inmiddels gekende exponentiële groei. Is er onder de bevolking een immuniteit van 50 procent, dan is gemiddeld één van die twee potentiële ‘slachtoffers’ immuun en zal er dus maar één persoon aangestoken worden. In een situatie zonder lockdown of andere maatregelen – iets waar we allemaal naar uitkijken – zou er dan geen exponentiële groei meer zijn. Daar ligt de epidemiologische grens voor groepsimmuniteit.
De algemene regel is: hoe besmettelijker een virus, hoe hoger de drempel. Voor mazelen, met een R0-waarde van 16 à 18, uiterst besmettelijk dus, krijg je diezelfde situatie pas als bijna 95 procent van de populatie immuun is. Met de volgende wiskundige formule kan je dat percentage voor elke infectieziekte berekenen: (1-1/R0)x100.
2. Hoe zit dat voor het coronavirus?
Al enkele maanden spreken wetenschappers over groepsimmuniteit bij 60 à 70 procent van de bevolking. Initiële schattingen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) legden de R0-waarde van het coronavirus namelijk tussen de 1,4 en 2,5. In het slechtste geval is er dan bij 60 procent van de bevolking immuniteit nodig. Andere wetenschappelijke schattingen zijn iets minder voorzichtig, en spreken van een R0-waarde tussen de 2,5 en 3,5. Dan is er in een worstcasescenario immuniteit bij zo’n 70 procent nodig.
Zowel op Vlaams als Europees niveau ligt de ambitie op een vaccinatiegraad van ‘ten minste 70 procent’ van de bevolking. “Een niveau dat we met de vingers in de neus zouden moeten halen”, zegt infectioloog en GEMS-lid Steven Callens (UGent). “Ik hoop alleen niet dat ze op een groot vaccindashboard met veel bravoure aankondigen dat we de grens van de 70 procent voorbij zijn.”
Een aantal factoren kan de lat namelijk hoger leggen. Daarnet bespraken we al de impact van een hogere besmettelijkheid. Dat is exact waar we vandaag mee geconfronteerd worden. De zogenaamde Britse variant B.1.1.7. zou binnen enkele weken al dominant zijn in ons land, en is volgens de meest recente inzichten van Oxford University 30 procent besmettelijker.
Ook kunnen we er niet van uitgaan dat elke gevaccineerde persoon immuniteit verwerft. De relatief lage werkzaamheid van het AstraZeneca/Oxford-vaccin, amper 60 procent, doet bijvoorbeeld vragen rijzen. Om met zo een vaccin de nodige groepsimmuniteit te bereiken, moet je “al zo goed als je hele bevolking inenten”, stelt viroloog Johan Neyts (KU Leuven). Varianten kunnen eveneens een impact hebben op die werkzaamheid. Zo lijken de vaccins van NovaVax en Johnson & Johnson wat meer moeite te hebben met de Zuid-Afrikaanse variant.
3. Is 70 procent dan wel voldoende?
Die denkoefening is in de Verenigde Staten al aan de gang. The New York Times merkte eind december al op hoe de Amerikaanse viroloog en regeringsadviseur Anthony Fauci het percentage zoetjesaan naar boven duwde in zijn communicatie: van een vaccinatiegraad van ‘70 à 75' naar ‘75 tot 85' procent. In een telefonisch interview gaf hij aan dat de kans bestaat dat er ‘tot wel 90 procent’ gevaccineerden nodig zullen zijn om een dam op te werpen. De staat Michigan, waar B.1.1.7 hevig circuleert, verlegde het vaccinatiedoel effectief al naar 90 procent.
Ook Callens stelt dat we gezien de gegeven situatie zullen moeten mikken op een vaccinatiegraad “tussen de 80 en 90 procent”. Nog steeds haalbaar, denkt hij: “Bij kinderen halen we voor sommige vaccins een dekkingsgraad van 90 tot zelfs 98 procent.” In de tweewekelijkse Grote Coronastudie van UAntwerpen geeft wel nog maar steeds 80 procent van de ondervraagden aan dat ze zich zullen laten inenten. Bij 65-plussers is dat wel 90 procent. “Vooral huisartsen hebben daar een sleutelrol in te spelen volgens de motivatiebarometer, niet een symbolische grens in een grafiek op het avondjournaal”, zegt Callens.
Veel animo onder experts lijkt er vooralsnog niet om het doel scherper te stellen. Volgens biostatisticus Geert Molenberghs (UHasselt) kunnen we deze situatie nu eenmaal niet vergelijken met andere infectieziekten. “Bij mazelen vaccineren we om de ziekte de wereld uit te helpen, die ambitie is hier nog te hoog gegrepen. We willen het virus eerst onder controle krijgen. Daarvoor moet die grens volstaan.” Alleen: de ‘controle’ die 70 procent biedt, laat wellicht niet toe om maatregelen zoals mondmaskers te lossen. Nog geen écht rijk der vrijheid dus.