InterviewVincent Byloo en Tomas De Soete
‘Zo is het nu met humor gesteld: als je je woorden lollig bedoelt, moet je er een lachend kakske achter plaatsen’
Liefhebbers van het mooie Nederlands worden steeds vaker te bed aangetroffen, ziek van de vandalenstreken die de taal vermoeien. Maar aan hun voeteneind staan twee cliniclowns klaar: Tomas De Soete (45) en Vincent Byloo (39) laten het Nederlands salto’s, radslagjes en lenige handstanden uitvoeren – hun taal heeft een heerlijk hoog promillage. Elke vrijdag gaan ze in Puntje van kritiek op Radio 1 op zoek naar oplossingen voor het snoer van ongenoegen dat dagelijks bij de klachtendienst van de VRT wordt achtergelaten. ‘Als twee grumpy old men alles uitspuwen: dat zou heerlijk zijn, maar ook zo makkelijk.’
Sturen jullie zelf weleens, opgehitst door ergernis en het nare gevoel beplast te worden door een hogere instantie, een klachtenmail?
Vincent Byloo: “Ik herinner me mijn eerste – meteen ook mijn laatste, trouwens. Mijn klacht was gericht aan Jan Hautekiet, toen het nethoofd van Studio Brussel. Ik was verontwaardigd – wat zeg ik: tot in het diepst van mijn ziel geraakt – omdat hij de boenkeboenke-muziek niet tegenhield op zijn zender. Het waren de jaren 90, en de dingen begonnen te kantelen: Studio Brussel, tot dan het bastion van de gitaar, omhelsde langzaamaan ook de dancescene. Maar ik was zestien en zat vrijwillig opgesloten in het korset van de rockmuziek, en dus kon ik dat onmogelijk laten gebeuren. ‘Moet dit écht, meneer Hautekiet? Waarom staat u de verloedering van Studio Brussel toe?’ (lacht) Ik kreeg een vriendelijk antwoord terug, en werd – dat heb je met Jan Hautekiet, natuurlijk – fijntjes gewezen op de taalfout in m’n mail.”
Tomas De Soete: “Ik geloof niet dat ik ooit openlijk boos ben geworden op de VRT. Op internetproviders en luchtvaartmaatschappijen daarentegen… Ik word gek van bureaucratie, van dedain, van inefficiëntie. En daar geef ik dan ook lucht aan, ja: zodra ik een helpdesk bel, word ik bevangen door een zekere hardnekkigheid. Ik ben me er dan wel van bewust dat aan de andere kant iemand zit die helemaal niet de schuldige is van mijn probleem, en de hele dag vriendelijk moet zijn tegen pathologische zeurpieten. En dus stuur ik er altijd op aan om iemand hóger in de hiërarchie aan de lijn te krijgen.”
Je bent het ‘Can I speak to the manager’-type!
De Soete: “Ik vrees het, ja. Ik bijt me daar dan echt in vast. Meestal heb je dan ook al een halfuur naar een dreinerig wachtmuziekje moeten luisteren, hè. Dan vind ik het wel gerechtvaardigd om te eisen: ‘En nu ga je eens naar mij luisteren!’ Meestal zeg ik er ook bij dat het gesprek ‘opgenomen wordt voor professionele doeleinden’. (Grijnst) Dat is dan even mijn momentje.”
Byloo: “Dat herken ik. Ik ben behoorlijk geduldig, maar als ik het gevoel krijg dat ik aan het lijntje word gehouden, dat er aan de andere kant met een pompeus zelfvertrouwen beslist wordt om mij níét te helpen, word ik venijnig. Een poos geleden belde ik naar een telecomoperator – ik zal de naam niet noemen, maar mogelijk gaat het om een Amerikaans bedrijf dat best wel wat in de pap te brokken heeft in het Vlaamse televisielandschap, en misschien ook de hoofdsponsor is van KV Mechelen. Ik had vooraf netjes zélf uitgezocht wat de oplossing voor mijn probleem was: een wifibooster. Toen ik dat rustig uitlegde, kreeg ik te horen dat ze een technicus zouden sturen – maar dat er geen garantie was dat die technicus ook zo’n wifibooster in z’n camionnetje zou meehebben. Ja, dan brandt er in m’n hoofd een draadje door.
“Een grote organisatie die je als individu het gevoel geeft dat je verwaarloosbaar bent, niet eens een zeurend kiezeltje in een schoen: daar gaat het eigenlijk over. Daardoor begrijp ik tot op zekere hoogte mensen die argwaan koesteren tegen wat ze dan fulminerend de mainstreammedia noemen. Vaak vind ik die argwaan onterecht, soms zelfs pathetisch. Maar het mechanisme achter de complottheorie – zij groot, ik klein, dus zal ik wel verpulverd worden – begrijp ik. Het is de schreeuw van mensen die het gevoel hebben dat een hogere instantie hen niet wil zien of horen.”
Betekent dat dat jullie in Puntje van kritiek de klachten over de VRT fundamenteel ernstig nemen? Dat ze niet gewoon een handig liftje naar satire zijn?
Byloo: “Absoluut. Het belangrijkste voor ons is de toon: die mag niet meewarig of vilein zijn. We nemen elke klacht ernstig, en het is niet de bedoeling om de klager belachelijk te maken.”
De Soete: “We gaan ook echt op zoek naar een oplossing. Al wil ik niet beweren dat dat altijd even efficiënt gebeurt. (Lachje) Tussen droom en daad staat vaak humor in de weg.”
Byloo: “Maar de intentie is dus wel zuiver. Namelijk: je hebt nu de VRT aan de lijn, die neemt jouw klacht ernstig, en die gaat écht proberen om het probleem op te lossen.”
De Soete: “Ik besef dat dat mogelijk wat verrassend klinkt. Misschien verwachten mensen eerder dat wij als twee grumpy old men alles en iedereen uitspuwen. Dat zou heerlijk zijn om te doen, maar ook: zo makkelijk. Zo lui. Ik vind het net een goeie oefening om het eens op een andere manier te proberen. Heb je de eerste aflevering gehoord? Daarin zat een vrouw die liet weten dat ze verdrietig werd van de donkere, hamerende toon van Björn Soenens in sommige van zijn journaalbijdragen. Het is heel makkelijk om dan van die vrouw een mikpunt te maken – schotje voor open doel. Maar wat bén je daarmee? Het is voor iedereen toch fijner om even naar dat verhaal te luisteren, en vervolgens zónder te schoppen iets geestigs te maken?
“We zouden dat uurtje op vrijdagvoormiddag makkelijk kunnen volschijten met cynisch gejammer. Het zou opluchten, zeker. Maar zou het ook gelukkig maken? Dat denk ik niet.”
Byloo: “Het zou ook alleen maar het cliché bevestigen: bij de VRT zitten ze vanuit hun ivoren uitzendtoren een beetje verheven te wezen boven de kijker en de luisteraar.
“We wanen ons ook geen messiassen die alles eens snel zullen oplossen, hè. De boel gewoon een beetje ontmijnen, laten zien dat de openbare omroep geen van de wereld losgezongen lichaam is: dát is de bedoeling. Dat we onszelf kunnen relativeren, dat we aan zelfonderzoek willen doen. En wie weet zorgt dat er op termijn wel voor dat mensen hun klachten óók wat gaan relativeren. Dat ze denken: misschien is dit ene frustratietje toch wat te onbeduidend om een mail naar de klachtendienst te sturen.”
De Soete: “Het zou mooi zijn als één zo’n peignoirtokkelaar zou denken: weet je, ik zal eerst een wandelingetje in het park maken, en dan pas die klacht sturen – om dan te besluiten dat het sop de kool misschien toch niet helemaal waard is.”
Byloo: “Daarmee veronderstel je wel dat die peignoirtokkelaar zinnens is om die dag een broek aan te doen.”
De Soete: “Ach, zolang er geen kinderspeeltuin in dat park is, mag het van mij ook zonder.”
Is Puntje van kritiek ook een handige manier om de klager beter te leren kennen? Om te weten te komen wie de m/v/x achter de boosheid is?
De Soete: “Dat item over Björn Soenens kwam er na een behoorlijk forse mail. Maar toen we vervolgens met die vrouw belden, bleek ze heel aardig – het type dat zich voortdurend verontschuldigt voor zichzelf. Ze bleek ook iemand die het mentaal niet altijd makkelijk heeft, die zich snel snijdt aan de wereld – en het dus écht moeilijk heeft met de soms deprimerende toon van Het journaal. Dat kom je allemaal niet te weten als je gewoon die klachtenmail leest.
“Wat ook gebeurt: dat we iemand opbellen, en die man of vrouw de kritiek meteen relativeert. ‘Goh, een klácht? Oei, neen, het was gewoon een bedenking.’”
Byloo (knikt): “Mensen die schrikken van hun eigen heftigheid.”
De Soete: “Maar er zijn natuurlijk ook de trollen. De types die ‘En dat met mijn belastinggeld!’ gillen zodra de Thuis-generiek nog maar begint te lopen. We zouden zo iemand graag eens afkoppelen. Die man of vrouw bellen als een speciaal interventie-eskadron van de VRT, en zeggen: ‘U bent een aandeelhouder van de openbare omroep, en u bent fundamenteel ontevreden. Alle begrip daarvoor: we zullen u nu afkoppelen. Dat betekent dat uw belastingbijdrage vervalt, en dat we ervoor zorgen dat u geen enkel televisie- of radionet van de VRT nog ontvangt. Het is wel definitief. Mogen we op de knop drukken? Dan is dat ook weer van de baan.’ Benieuwd hoe dáárop gereageerd zou worden.”
Byloo: “In m’n tijd bij Studio Brussel belde ik na de uitzending soms naar mensen die een boerse sms hadden gestuurd. ‘Hallo! Ik zag uw berichtje tijdens de uitzending. Ik moet er even een dossiertje van maken voor de klachtendienst, dus zou u wat duiding kunnen geven?’ Waarop de andere kant doorgaans terugkrabbelde: ‘Oei, néén! Dat is helemaal niet nodig.’
“Het is het valse comfort van de anonimiteit. Je waant jezelf onkwetsbaar, ongezien in je huiskamer, en je denkt dat ook de ontvanger van je scheldproza dat is. Want dat voelde ik toen heel erg: dat mensen er niet bij stilstaan dat hun woorden ook echt ergens aankomen. Dat die berichten gelézen worden. Het is niet slecht om mensen erop te wijzen dat aan de andere kant iemand van vlees en bloed zit.”
De Soete: “Zeker bij radio. Die berichten ploffen gewoon op je scherm terwijl je aan het presenteren bent.”
Byloo: “En wat daarachter schuilt, is opnieuw dat waanidee van het boven God en z’n schepping verheven instituut. De aanname dat presentatoren onkwetsbare, arrogante kwasten zijn die zich beter en groter voelen dan jij. Terwijl de meeste televisie- en radiomakers gewoon kwetsbare vogeltjes zijn, met hun onzekerheden, hun twijfels en hun tekortkomingen. Dat beeld mag weleens bijgesteld worden: wie voor de staatszender werkt, heeft niet per definitie een kurk in z’n reet.”
De Soete: “En als dat wel zo is, is dat doorgaans het gevolg van een uit de hand gelopen feestje.”
DE KATTENWERPER
Jullie zijn zelf wel devote aanhangers van de scherpe grap. En die scherpe grap heeft meestal een lijdend voorwerp.
Byloo: “Dat we zelf mensen ook niet sparen, bedoel je? Dat is waar. Maar voor mij is er één in stenen tafelen gebeitelde wet: ik trap naar boven, niet naar beneden. En al zeker niet naar iemand die op de grond ligt.”
De Soete (knikt): “Dat is de overweging die aan een grap voorafgaat – altijd. In de eerste aflevering zeiden we iets lelijks over Ingeborg. Dat deden we omdat een beetje tegenwind wel mocht – ze had zich verdorie op de nationale radio geout als antivaxer, op een toon alsof dat een logisch kleinigheidje is. Maar vooral: omdat we wisten dat die ene opmerking Ingeborg niet tegen het canvas zou meppen.”
Byloo: “Het was een grap. Een grap waarin fundamentele kritiek logeerde, maar toch vooral: een grap. We hebben daarmee haar carrière niet gekelderd. Geloven dat we die macht hebben, dát zou pas pretentieus zijn.”
Niet trappen richting wie al op de grond ligt: wil dat zeggen dat jullie in Puntje van kritiek Eddy Demarez niet nog een etage lager in de grafkelder zullen leggen?
De Soete: “Het zal je niet verbazen dat dat één van de onderwerpen is waarover we al het meest hebben zitten nadenken.”
Byloo: “Ik heb geen moeite om het toe te geven: tegenwoordig beheerst Eddy elke dag minstens twee uur van m’n gedachten.”
De Soete: “Maar ernstig: toen wij met het programma begonnen, was de grote brand al een smeulend vuurtje geworden. Het was te laat om er iets mee te doen. Maar als het op een of andere manier weer in de aandacht zou komen, zou ik het flauw vinden om het uit de weg te gaan. We willen net níét om de hete brij heen draaien.
“Als we iets zouden verzinnen rond dat incident, zou het méér moeten zijn dan ons simpelweg vrolijk maken over die domme praat van Demarez. Dan zouden we het moeten hebben over dat soort van locker room talk over vrouwen dat in de héle samenleving zit. De kern van de zaak, het brede maatschappelijke probleem, raakt altijd weer ondergesneeuwd bij dat soort incidenten. Op sociale media wordt zo’n Eddy Demarez dan helemaal afgefakkeld, en dat is een cynisch mechanisme. Want door het vurige en venijnige van al die reacties verplaatst de sympathie zich weer naar hem, en wordt hij het slachtoffer – en ondertussen zijn we nog altijd niet aan het praten over hoe mannen en vrouwen zich een beetje deftig tot elkaar zouden kunnen verhouden.
“Wat ik, nog los van de inhoud van de woorden van Demarez, ook onvergeeflijk vind: dat het in ’t geheel niet grappig was. Stel dat zijn uitspraken nog dubbel zo scherp waren geweest, maar wel funny as hell, dan was hij er misschien wel mee weggekomen. Nu was het gewoon een beetje zielig.”
Is dat geen elitaire gedachtegang? Als je vlot het instrument van de taal en de humor bespeelt, als je witty en ad rem bent, dan mag je seksistisch zijn – maar niet als je een boertje bent dat toevallig niet over die talenten beschikt.
De Soete: “Oei, neen, dat bedoel ik helemaal niet. Ik wil gewoon zeggen dat wat mij betreft in een grap véél kan. Maar, en dat is het punt: het was geen grap.”
Byloo: “Ik maak graag gechargeerde, politiek incorrecte grappen, in het volle bewustzijn dat die niet horen of ongepast zijn. Net dáárom maak ik ze: om licht en lucht te brengen, om de zwaarte van al die maatschappelijke discussies even tot op een nulpunt te brengen. (Kijkt betrapt) Jezus, wat klinkt dat gewichtig – terwijl ik gewoon iets over humor probeer te zeggen. Maar wat ik bedoel: de intentie is belangrijk. Méén je het, of ben je ook met jezelf aan het lachen? In het geval van Demarez was het ernst, was het roddel, was het dat muffe mannen-onder-elkaar-sfeertje.”
De Soete: “Alsof het nog steeds 1990 is.
“We leven in een tijd waarin de gevoeligheden heel zichtbaar gemaakt worden. Ik vind dat een prima zaak – ze maakt onder meer dat ik mijn eigen gedachten en meningen voortdurend bijstel. Maar ik blijf wel vinden dat humor een eigen sokkel verdient. Stel dat John Cleese nu met Fawlty Towers naar de BBC zou stappen: no way dat dat op antenne komt. Want in die reeks zit Manuel, en Manuel is een stuntelige jongen uit Barcelona die de taal niet spreekt en door Basil Fawlty als onbeduidende voetveeg gebruikt wordt. Ik denk dat dat vandaag geen enkele commissie meer zou passeren, en dat is sneu. Want de humor zit ’m toch niet in die onbeholpen Manuel? De humor zit ’m net in die tirannieke, zure, nukkige hoteleigenaar die elke aansluiting met de wereld mist. Je lacht toch met Basil Fawlty, niet met Manuel?”
Byloo: “Humor wordt steeds minder gedecodeerd. Dat valt me echt op: ironie en sarcasme worden vaak niet meer als dusdanig herkend – mensen nemen dingen heel letterlijk. Een jaar geleden werd de VRT met klachtentelefoons overstelpt omdat ik een kat van de omroeptoren had gegooid. Alleen: dat had ik natuurlijk niet écht gedaan. In mijn voormiddagprogramma op Radio 1 ging het over die ene vraag waarop Wikipedia geen antwoord geeft. We weten namelijk dat een kat, van hoe hoog ze ook valt, altijd op haar pootjes terechtkomt, en we weten ook dat een boterham altijd op de beboterde kant valt. Maar we weten niet wat er gebeurt als je zo’n beboterde boterham op een kat bindt, en die van grote hoogte naar beneden gooit. Dat heb ik toen uitgetest in een reportage – een fictíéve reportage, natuurlijk, wat zou ik nu in hemelsnaam écht een kat van de VRT-toren gooien? Voor mij was de humor glashelder, maar voor een aanzienlijk deel van het publiek niet. Daar ben ik oprecht van geschrokken.”
De Soete: “Ik heb heel lang geen emoji’s gebruikt in mijn sms-berichten. De taal is een instrument, vond ik, en niets heerlijkers dan het te bespelen. Maar zo werkt dat blijkbaar niet meer. Ik schreef dingen die in mijn ogen niet verkeerd te begrijpen waren – en toch vielen ze verkeerd. Enfin, ik heb gecapituleerd: ik heb me nu ook maar verdiept in dat nest van felle aubergines en gele gezichtjes. Zo is het nu met humor gesteld: als je je woorden niet hyperserieus maar gewoon lollig bedoelt, moet je er een lachend kakske achter plaatsen – anders wordt het niet begrepen.”
Byloo: “De verplichting van de knipoog na een sarcastische opmerking: dat vind ik een achteruitgang.”
De Soete: “Met de jaren ben ik wel gevoeliger geworden, wat weker: ik let er steeds meer op dat ik niemand kwets met wat uit m’n mond gerold komt. Maar ik blijf wel iemand die houdt van zware, zwarte humor. Passioneel zagen, hoofdschuddend nukkig zijn: dat ben ik. Zo elegant mogelijk mopperen. Maar dat soort humor is op z’n retour, merk ik. Ik zie het in mijn vriendenkring: de ironie van het guilty pleasure is in de plaats gekomen. Mensen kijken naar Temptation Island-achtige programma’s en genieten van de cringe, van de wat minder slimme mens die in z’n getelefoneerd ongeluk loopt. Maar ik ga kapot als ik dat zie. Ik merk alleen de tragiek op, niet de humor. (Glimlacht) Ach, ik ben gewoon een oude zak aan het worden.”
Dan ik ook. Ik verafschuw het luie cynisme van de makers van dat soort programma’s, en de neerbuigendheid van wie er handenwrijvend naar zit te kijken.
Byloo: “Dat geaffecteerd neerkijken op het klootjesvolk...”
De Soete: “...en er plezier in hebben dat de deelnemers aan die programma’s vogeltjes voor de kat zijn – bah.”
DE TAALSTRIJD
Weer een Puntje van kritiek: zitten jullie goed, daar op Radio 1?
Byloo: “Ja, net omdat de stand van de wereld er het zendschema domineert, en ernst het overheersende register is. Dat maakt het dankbaar voor ons: wij komen er even tussen fietsen met wat comic relief en relativering. Het ventieltje van de deugddoende lach openzetten: groter of kleiner is onze ambitie niet.”
Vergis ik me, of was de traditie van expliciet komische radioprogramma’s een poos zoek?
Byloo: “Nee, je hebt gelijk. Radio 1 heeft op dat vlak een prachtig cv, maar in de afgelopen tien jaar was er toch vooral ernst. Een teken des tijds, denk ik: net omdat elk woord zo gewogen wordt, is bij de VRT misschien een zekere pudeur ontstaan om aan humor te doen.”
De Soete: “Terwijl angst natuurlijk een bijzonder slechte raadgever is.”
Byloo: “‘Oeioeioei! Nee, daar gaan we ons niet aan wagen.’ Dat is vaak de reactie als je iets voorstelt. De VRT is een beetje in een kramp geschoten, ja: beter voorkomen dan genezen, liever de voorzichtigheid dan het risico.”
De Soete: “Alleen in De ideale wereld heb je dat niet. Die trekken zich daar geen kloten van aan – prachtig!”
Byloo: “Nu, ter verdediging van de VRT: die voorzichtigheid is niet per Koninklijk Besluit uitgevaardigd, hè. Er is niet op een vergadering beslist dat er niet meer tegen schenen geschopt mag worden. Het is iets wat erin geslopen is, een kleine angst voor de grote gevolgen die een handvol woorden kan hebben.”
Ik vind het jammer dat ik te laat geboren ben voor De taalstrijd op Radio 1 en Het leugenpaleis op Studio Brussel, maar tegelijk ben ik heel blij dat De rechtvaardige rechters op de radio en Alles kan beter op de televisie m’n limbo tussen kindertijd en tienerjaren markeerden. Hoe zit dat bij jullie?
De Soete: “De taalstrijd is zó bepalend geweest voor mij. (Kinderlijk blij) Met Mark Uytterhoeven, Guy Mortier, Tom Lanoye, Myriam Thys... Dat was fantastisch, echt fantastisch. Ik was een jaar of elf, en elke zondagmiddag zat ik stil in de zetel, klaar voor dat humoristische taalballet. Er zijn fragmenten die ik nog letterlijk kan citeren. Uit de krantenkoppenrubriek, bijvoorbeeld: ‘Dronken bestuurder rijdt in op begrafenisstoet: één dode.’ (Lacht) Nu nog hoor ik de piepende fluitlach van Daniël Van Avermaet zaliger, de spelverdeler die niet kon ophouden met gieren. Ja, De taalstrijd: dat programma is zó bepalend geweest voor mij.”
Byloo: “Ik ben wat jonger, en voor mij waren de mijlpalen de programma’s van Steven Van Herreweghe: De jaren stillekes, Cuisine X... (Tot De Soete) En Tomas staat op, natuurlijk, indertijd jouw ochtendshow bij Studio Brussel. Daar heb ik beten mee gelachen. Dat mis ik nu: programma’s waarin humor niet de finaliteit is, maar waarmee je als luisteraar onderweg toch stevig kunt lachen. Er wordt veel op veilig gespeeld bij de radio.”
De Soete: “Ik had ook gewoon het geluk dat Studio Brussel op z’n gat lag toen ik er aanspoelde. De luistercijfers waren historisch laag, en zo ongeveer iedereen wilde uit het raam springen. ‘Doe maar’: dat was de boodschap die ik kreeg van Mark Coenen, toen de netmanager. Ik ben in wezen een onzekere broekschijter – ik kon bijvoorbeeld geen nieuws lezen – maar Mark duwde me vooruit. Hij liet me vanuit de frontstage op Rock Werchter live op antenne gaan, argeloos improviserend, en dat lúkte. En plots voelde ik me heel vrij.”
Drie jaar geleden kwam het tot een boedelscheiding tussen jou en Studio Brussel, Vincent. Zou het kunnen dat je te laat bij die zender was beland?
Byloo: “Niet qua leeftijd: op mijn twintigste was ik niet in staat geweest om daar te presenteren. Maar inderdaad: toen ik er wél matuur genoeg voor was, was er al een ander tijdvak aangebroken. Ik had nochtans geen idealistische ideeën meer over de zender, hoor, ik was ervan doordrongen dat de jaren 90 voorbij waren. Het was niet: de dinosaurus zoekt zijn geboortegrond. Maar er was wel iets fundamenteel veranderd aan Studio Brussel, en ik bleek er simpelweg de verkeerde man op de verkeerde plaats.”
De Soete: “Tien jaar eerder had jij er perféct gepast.”
Byloo: “Ik heb het vaak gedacht, ja: had ik maar bij dát Studio Brussel kunnen werken. Maar je moet ook aanvaarden dat een zender evolueert. Ik was gewoon fout gecast.”
MILIEURAMP
De cassante grap en de snelle, geestige reactie behoren tot de basisuitrusting waarmee jullie het leven aangaan. Zit daar ook een nadeel aan?
De Soete: “Ik kan verbaal goed mijn plan trekken, dat weet ik. Maar mijn lief (Siska Schoeters, red.) wijst me er steeds vaker op dat dat opstapelen van mooie woorden die er lekker ad rem uitrollen ook z’n beperkingen heeft. ‘Dat heb je weer schoon gezegd, De Soete, maar je hebt te veel woordjes gebruikt, en vooral: je hebt ongelijk.’ (lacht)”
Is humor voor jou een medicijn, Vincent?
De Soete: “Mag ik antwoorden? (Tot Byloo) Je bent een goeie gast – een áárdige gast. Ik bewonder de sociale bewogenheid waarmee je naar de wereld kijkt, en de oprechte ontgoocheling als die wereld weer eens niet zo elegant blijkt te draaien. En dat compenseer je met een vorm van humor die je behoedt voor de melancholie.”
Byloo: “Goh, ja, het is zo aanmatigend om dat over mezelf te zeggen. Laat ik het zo stellen: we hebben beiden wel het naïeve idee dat het zoveel beter zou kunnen met de wereld. En onze hang naar humor wordt geboren uit dat kleine verdriet. Ik maak liever een snoeiharde, ongepaste, cynische grap dan in m’n bed te gaan liggen huilen omdat de dingen fundamenteel onrechtvaardig zijn, en de wereld een lelijke smoel heeft. Ook al heb ik vooral aanleg voor dat tweede: ik ben nogal vatbaar voor melancholie, en ik moet me hoeden voor de neerwaartse spiraal waarin die me kan meetrekken.”
De Soete: “Zeer herkenbaar. Bij mij is het Siska die de beste versie van mezelf uit me sleurt. Ik ben van nature een luiaard: ik laat de dingen nogal makkelijk op hun beloop. Ik heb niet veel nodig om vol zelfbeklag te lopen, en me snotterend af te zonderen, boos op de wereld. Terwijl Siska de dingen heel erg in handen neemt, vol overgave de kapitein is op haar eigen schip. En dus verkoopt ze me regelmatig een trap in de kloten. ‘Genoeg gejankt, De Soete, niet gaan hangen in de melancholie!’”
Byloo (verbaasd): “Ik wist niet dat dat bij jou ook zo is? Het klinkt heel herkenbaar: ik ben ook bij het minste tikje uitgeteld, en begin dan te jammeren over wat er allemaal misloopt, en hoe onrechtvaardig dat is. Terwijl Elke (Neuville, zijn partner, red.) heel oplossingsgericht redeneert: wat is het probleem, en hoe zullen we het verhelpen? Ik heb bij een tegenslag altijd wat tijd nodig.”
De Soete: “O ja. Het begint bij mij al ’s ochtends: ik heb een uur nodig om de basisfuncties van het leven weer onder de knie te krijgen. Ik ben dan zoals een kerncentrale: druk één foute knop in en er voltrekt zich een milieuramp. Terwijl Siska op dat moment al zit te bruisen van levenslust – joepie, een nieuwe dag! Zo richting middernacht krijg ik vaak vrede met de dingen, en dan wil ik dat Siska graag vertellen – maar helaas, dan slaapt ze doorgaans al (lacht).”
Byloo: “‘Ik ga me nu even een seizoen terugtrekken uit de wereld, liefje, en daarna probeer ik het nog eens’: dat doe ik niet meer. We hebben beiden veel geleerd van ons lief, denk ik.”
De Soete: “O ja: ik denk dat we rustig kunnen besluiten dat wij het zwakke geslacht zijn.
“Ik voed me met de cynische humor van mijn vrienden – van de mensen die op mij lijken, dus. Maar tegelijk zit er ook iets druggy aan Siska en haar vrienden, aan de energie en het optimisme waarmee zij in het leven staan.
“Jan Van Biesen (huidig nethoofd van Studio Brussel, red.) zei me ooit dat ik een zondagskind ben. Ik was verbouwereerd: die typering stond zó ver van me af. Maar met de jaren moet ik hem steeds meer gelijk geven. Ik ben een zondagskind dat het niet wil zien.”
Vinden jullie het fijn om geen twintig meer te zijn?
De Soete: “Absoluut. Ouder worden, dat is behoorlijk prettig. ‘Ge gaat hem niet meer veranderen’, wordt vaak over iemand gezegd. Maar ik vind dat helemaal niet kloppen. Ik trek mezelf net meer in twijfel met het ouder worden.”
Byloo: “Ik voel veel meer vrijheid. Dit jaar word ik veertig, en dan zal ik veel wendbaarder zijn dan toen ik twintig werd. Toen dacht ik veel dogmatischer, en vond ik het bijvoorbeeld nodig om een kwaaie mail naar Jan Hautekiet te sturen (lacht). Nu, het is niet zo dat ik om de twee weken van mening verander over iets. Maar steeds vaker heb ik géén afgelijnde opinie, en steeds meer zie ik de nuance.”
De Soete: “De onsterfelijkheid verdwijnt ook. We hebben beiden kinderen: dat maakt kwetsbaar. Plots is er de mogelijkheid van verlies, en een gevoeligheid die je altijd meedraagt. Ik ben een blèter geworden, ja. Rijkdom en kwetsbaarheid: dát is ouder worden. En zo is het goed.”
Puntje van kritiek, Radio 1, elke vrijdag, 9.00 uur
© Humo