AchtergrondStrips
Wordt morgen een gestolen Kuifje-cover geveild in Parijs?
Wordt het originele coverontwerp van De blauwe lotus de best verkochte Kuifje-cover ooit? De tekening wordt donderdag geveild in Parijs. Een gewone veiling kan het al niet meer worden. Achter de schermen roeren de erven Hergé zich, terwijl het verhaal van deze verkoop zich intussen ontspon tot een smeuïge whodunnit.
Ergens tussen de 2,3 en 2,8 miljoen euro. Dat moet het coverontwerp van De blauwe lotus opbrengen volgens Eric Leroy, stripexpert van het Parijse veilinghuis Artcurial, waar de veiling plaatsvindt. Dat wil zeggen: als de erven Hergé niet nog iets uit hun juridische mouw schudden. Want maanden geleden, toen de cover in omloop kwam op de kunstmarkt, zeiden ze al dat die gestolen was.
Even terug naar februari 1936, toen het nu omstreden ontwerp nog een alledaagse schets was. Met Oost-Indische inkt, gouache en aquarelverf trachtte Hergé, dan 29, de sfeer van zijn eerste politieke geëngageerde, later controversiële, album in één enkele cover te vatten. Hij schudt een Kuifje en Bobbie uit zijn mouw die zich schijnbaar angstvallig in een oosterse vaas schuilhouden, terwijl op de muur achter hen een grote, knalrode Chinese draak opdoemt. Om het volmaakte lakrood te krijgen, zo getuigde die andere Belgische stripgrootmeester E.P. Jacobs later, zou Hergé een weinig vermiljoen met een druppeltje oker gemengd hebben.
Hergé was fier op het werk, maar bij zijn uitgeverij Casterman klonk een ander geluid: het reproductieproces was te duur. In het compromis dat volgde werd Hergés tekening net iets simpeler. Het opschrift met Chinese tekens verdween, net als de wolken in het behang en de expressiever kijkende Bobbie.
Wat daarna met de cover gebeurt ligt aan de basis van het huidige dispuut. Artcurial communiceerde over hoe Hergé het ontwerp aan (de inmiddels overleden) Jean-Paul Casterman, de dan zevenjarige zoon van de uitgever, had geschonken. Die vouwde het in zes (vandaar de plooien in het werk), stopte het in zijn la en vond het decennia later toevallig terug.
Artcurial kwam daar later op terug en zei dat ze met die bewering te snel en te onzorgvuldig waren geweest. Maar het kwaad was geschied. Op RTL France deed Hergé-kenner Philippe Goddin die bewering af als “een fabel”. Volgens Goddin heeft Hergé het ontwerp zelf in zessen gevouwd om het in een enveloppe te krijgen en naar Casterman-redacteur Charles Lesne op te sturen , want dat deed hij altijd. Extra bewijs: Hergé niette er een brief aan. Scans lijken dat te bevestigen: bij zowel de brief als het coverontwerp staan de gaatjes op gelijke hoogte. Bovendien, voegde Goddin eraan toe, kende Hergé dat jongetje niet. “Waarom zou hij hem die tekening geven?” Kenners wijzen er ook op dat Hergé altijd tekeningen handtekende als hij die schonk. Dit coverontwerp is niet door Hergé gesigneerd.
Museum
De bewering van Artcurial werd dus aan flarden geschoten. Dat ontging ook Nick Rodwell niet. Rodwell, die getrouwd is met de weduwe van Hergé, is de zaakvoerder van Moulinsart, het bedrijf dat de rechten op Kuifje beheert. Hij is ervan overtuigd dat de familie Casterman het werk misschien niet gestolen heeft, maar het in ieder geval had moeten terugsturen nadat het in 1936 geweigerd werd wegens te duur. In Le Soir zei hij vorig jaar geschokt te zijn toen hij het verhaal hoorde over de zevenjarige Jean-Paul Casterman. Volgens Rodwell zijn specialisten het er over eens dat Hergé het werk naar Lesne opstuurde, maar dat die het om een onbekende reden nooit aan Hergé teruggaf. Opmerkelijk daarbij, stelt hij, is dat het werk intussen verschillende keren geëxposeerd werd en men dus moeilijk kan beweren dat het pas onlangs teruggevonden werd in een lade.
Dat het werk al jaren circuleerde, ontkennen ook de Castermans niet en verduidelijkt ook Eric Leroy op een filmpje op de website van Artcurial. “Jean-Paul Casterman hield de schets al die tijd bij zich, maar leende het wel uit. Aan Casterman om er lithografieën van te maken die zowel gesigneerd werden door Hergé als Tchang (de Chinese kunstenaar die Hergé meehielp met het verhaal, GDW) In 1988 werd het geëxposeerd in het Belgische Musée de Ixelles. En in 2002 werd het gereproduceerd voor het boek Chronologie d’un oeuvre van Philippe Goddin.”
Sterker: Leroy maakt gewag van het feit dat de cover in 2013 onder de noemer ‘private collection’ werd opgenomen in de catalogus van het Hergé Museum. Al die tijd zouden zowel Hergé als de erven er dus van op de hoogte zijn geweest, maar niemand gaf een krimp, noch klonken er beschuldigingen. Tot nu.
Toch is het voor Nick Rodwell: dit veilen is not done. Hij riep de erven van Jean-Paul Casterman op het werk terug te geven aan de rechtmatige eigenaar, aan Moulinsart dus. “De blauwe lotus hoort thuis in het Hergé Museum. Dit is Belgisch patrimonium dat dreigt naar Frankrijk, Japan of de Verenigde Staten te verhuizen.”
Zijn oproep vond geen gehoor, want de veiling vindt donderdag gewoon plaats. Voor Artcurial is deze veiling niet onbelangrijk. Het heeft namelijk een reputatie hoog te houden wat betreft Hergé-originelen, zo kaartte Leroy aan. “Wij mochten al acht tot tien records noteren rond Hergés werk, inclusief het wereldrecord uit 2014 toen we een dubbelpagina verkochten van de binnenkaften van de albums voor een onthutsende 2.654.400 euro.” Of de veiling doorgaat en of het werkje de drie miljoen benadert of zelfs overschrijdt, zal donderdagnamiddag blijken. Bieden voor lot 18 kan vanaf iets na tweeën.