Recensie
Welk geheim bezwaart de brave bediende Jos Meuleman?
In de prangende roman Hoe mijn vader werd verwekt ontrafelt Bart Meuleman de herkomst van zijn vader, een ‘brave, goedmoedige’ man ‘bezwaard met een geschiedenis’.
Met een intense vasthoudendheid cirkelt regisseur, dichter en schrijver Bart Meuleman (°1965) de jongste jaren rond de residu’s van zijn Kempense jeugd én die van zijn voorouders. In het voetspoor van Maurice Gilliams, Koen Peeters en Leo Pleysier leverde hij proza af dat door zijn aparte toonzetting toch weer een categorie op zichzelf blijkt te vormen.
Zo gaf hij in zijn uitstekende prozadebuut De jongste zoon (2014) een aparte invulling aan de adolescentenroman, waarbij hij regelmatig essayistische zijwegen insloeg. In het bibliofiel uitgeven Kijkverdriet verkende hij diverse schakeringen van schaamte.
Vlaamse klei
Nu steekt Meuleman zijn handen nog dieper in de Vlaamse klei, maar zonder dat je het gevoel krijgt een heimatroman te lezen (terwijl alle tekenen er wél op wijzen). In Hoe mijn vader werd verwekt licht hij het doopceel van zijn vader, ‘de ietwat goedmoedige, komische figuur die ik na al die jaren in hem was gaan zien’, ‘een man die je nooit hoefde te vrezen.’ Maar deze Jos Meuleman, brave Brepols-bediende, is ‘bezwaard met een geschiedenis’, een geheim dat hij tijdens een autorit met zijn jongste zoon deelt – die al van de feiten op de hoogte is. ‘Uw grootvader was mijn vader niet’, meldt hij.
Het familiegeheim houdt verband met de tijdelijke verbanning van zijn grootmoeder Anna uit de Kempense hoeve naar Brugge – haar autoritaire, rijke herenboervader dwarsboomde haar relatie met de te minne Frans. Daar wordt Anna ‘geplaceerd’ in de gegoede middenstandersfamilie Cocquyt in de Langestraat, om er als meid aan de slag te gaan. Tot ze bezwangerd wordt door Emile, de miskende, inwonende zoon des huizes. Haar zoon belandt bij een engeltjesmaakster, ‘de vrouw met het grauwe vel’. Jos Meuleman, ‘die nooit heeft geweten op welk mistroostig adres hij zijn eerste levensjaren doorbracht’, zal voorgoed gebukt gaan onder de netelige kwestie maar schuift ze ook voor zich uit. ‘Als een Kempische hoeve een taal zou spreken, dan die van het zwijgen’, lezen we.
Aan boerendramatiek en sluiks middenstandsgefezel is er geen tekort in deze roman, die van het interbellum naar de jaren 50 springt en langzaam het heden inhaalt. Een roman waarin ‘autoritaire krachten’ het bestaan van kleine mensen vermalen, maar die tegelijk een loopje neemt met de conventies van de naturalistische stijl à la Cyriel Buysse.
Vaardige pen
Onder de vaardige pen van Meuleman vertakt dit verhaal zich tot een gevoelige, zij het evengoed nauwkeurig beheerste queeste naar een verzwegen verleden. Hij verbeeldt het perspectief van Anna, die zich al vroeg nietswaardig voelt, én dat van zijn vader, die ontdekt hoe zijn herkomst in de haak zit en waarom zijn moeder hem ‘nooit vergeven had dat hij geboren was’.
Meuleman doet dat in perfect getimede scènes. Ze slaan soms koud om het hart en lijken soms met kille distantie neergeschreven. Hij geeft het zélf toe: het is in feite ‘een geschiedenis uit talloze vele duizenden’. Toch puurt Meuleman er een roman van grote klasse uit. Langzaam spint hij de lezer in en maakt hem ontvankelijk voor deze pijnlijke historie, mét dank aan zijn geciseleerde, soms aarzelende taal waarin het kleinste hevig oplicht.