ExpoLouis de Funès
Waarom kolderkampioen Louis de Funès een expo kreeg
Gert Verhulst is fan, maar de Franse filmheld Louis de Funès laat ook het gewone volk schuddebuiken. Met een tentoonstelling plaatst de Brusselse Cinema Palace de kleine kolderkomiek op een piëdestal.
“De top halen was niet het doel. Ik wil gewoon heel goed zijn in wat ik doe. Misschien bevind ik mij in een periode waarin weinigen het goed doen.” In een van de eerste ruimtes van de expo rond Louis de Funès in Cinema Palace, eerder al uitgebreider te zien in de Cinémathèque Française in Parijs, werden verschillende fragmenten aan elkaar geplakt waarin de acteur zijn hoge vlucht sinds de jaren 60 probeert te verklaren. “Ik wijt dit succes aan geluk”, zegt hij op een bepaald moment laconiek. Maar wanneer je met gekke bekken trekken honderden miljoenen mensen naar de cinema lokt, is geluk niet de enige factor.
Bijna veertig jaar nadat de jongste telg van een Spaanse migrantenfamilie aan een hartstilstand overleed, blijft de erfenis van Louis de Funès weergalmen in de achterkamers van het comedygenre. Maar hoewel zijn naam naast die van Charlie Chaplin en Buster Keaton pronkt, kreeg koning kolder het succes niet in de schoot geworpen. De Funès was al 42 toen hij de lachspieren van het grote publiek voor het eerst kietelde met zijn bijrol als kruidenier in La Traversée de Paris. Zo ontdekte Frankrijk zijn talent, al zou de grote doorbraak nog tot 1964 op zich laten wachten.
De Funès had zijn zinnen al vroeg op entertainen gezet, maar in het scenario dat het universum voor ogen had, was voor de zoon van een advocaat en diamanthandelaar een rol als laatbloeier weggelegd. Tot zijn vijftigste kwam de acteur niet verder dan bijrollen, wat gepaard ging met een leven als jobhopper. Hij heeft een verleden als bonthandelaar, industrieel tekenaar, fotolaborant, boekhouder en barman.
Het podium ontdekte hij tijdens de Tweede Wereldoorlog als jazzpianist in Parijse clubs. Maar het liefst wilde hij acteren. Door zijn 1,63 meter ontsnapte de Funès destijds aan de legerdienst, waardoor hij toneellessen kon volgen en zo een ingang vond in het vaudevilletheater. De grootste acteerlessen kreeg hij echter thuis, van zijn moeder.
“Ze was Spaans, welbespraakt en schoot geregeld in des colères fantastiques”, zei de Funès daarover in het Franse programma Connaître le cinéma. “Ze was eigenlijk een comédienne. Ik speel altijd mijn moeder. Zij liet zich, zoals ik in de films, altijd graag bedienen.” Door haar momenten van razernij te bestuderen, leerde hij gesticuleren en smoelen trekken: twee van zijn opvallende eigenschappen waarmee hij later de wereld zou laten bulderlachen.
Pappenheimers
“Hij keek op naar Stan Laurel en Oliver Hardy, maar hij werd Laurel en Hardy in hetzelfde lichaam”, vindt Alain Kruger, de curator van de expo in Cinema Palace waarmee het oeuvre van de Franse kolderkomiek voor eens en voor altijd tot cultureel erfgoed wordt gedoopt. Het smoelwerk, de driftbuien en absurde situaties waarrond de Funès zijn levenswerk heeft gebouwd, kwamen echter pas echt tot uiting vanaf 1963.
Sommige critici beschouwen Pouic-pouic uit 1963, waarin hij een valse olieconcessie probeert de versjacheren aan een rijkeluisgezin, als het startpunt van de Funès’ succesverhaal. In 1964 lokte hij met het iconische Le gendarme de Saint-Tropez – de eerste film in een reeks van zes – miljoenen Fransen naar de cinema. Met Fantômas in hetzelfde jaar deed hij dat nog eens over. Meer nog: in de Sovjetlanden werd die laatste film een kaskraker met om en bij de 60 miljoen bezoekers.
Voor de tentoonstelling in Brussel werden tientallen filmfragmenten verzameld. Zo worden voorbeelden getoond van hoe de Funès in zijn films refereert aan filmklassiekers. De raakvlakken tussen L’Avare (1980) en Nosferatu (1922) zijn immers niet toevallig, terwijl de schimmenscène in Le Grand Restaurant (1966) een ode is aan The Great Dictator (1940) van en met Charlie Chaplin. Louis de Funès kende zijn pappenheimers.
Voorts vindt u in Cinema Palace onder meer schetsen van kostuums, documenten, schilderijen, beeldhouwwerken, de auto uit Le Corniaud en de kostuums uit Les Aventures de rabbi Jacob en La Soupe aux Choux. Een persoonlijke favoriet zijn de buitenlandse filmposters. In een van de achterruimten ontdekt u hoe oorlogskomedie La Grande Vadrouille – tot de komst van Titanic de populairste film ooit in de Franse cinemageschiedenis – in de markt werd gezet in pakweg Polen en Japan.
De expo in Brussel en de vele films die de komende maanden in het programma van Cinema Palace worden opgenomen, zijn een uitgelezen kans voor een nieuwe generatie om kennis te maken met Ludovic Cruchot, de gendarme die een groep nudisten in Saint-Tropez naar hun papieren vraagt (klinkt onnozel, maar is héél grappig) of inspecteur Juve uit de Fantômas-reeks.
In 1983 overleed de toen 68-jarige acteur na een zoveelste hartaanval. Tegen die tijd had lolbroek Louis het Franse volk onnoemelijk veel aan het schuddebuiken gebracht, hoewel hij ondanks alles nooit in de bovenste schuif lag van critici. Wat de kolderkampioen allemaal uitvrat in 150 films had anno 2021 wellicht nooit gekund, met Les Aventures de rabbi Jacob op kop, waarin de Funès in een zwart gewaad en met pijpenkrullen staat te dansen in de straten van Parijs.
Hij was niet altijd even politiek correct, maar Louis de Funès was (en is) bovenal een lichtpunt in steeds donker wordende tijden.
De expo rond Louis de Funès is nog tot en met 16 januari 2022 te zien in Cinema Palace, Brussel.