AnalyseGame versus film
Waarom film en videogame niet verenigbaar zijn: ook ‘Uncharted’ verbreekt de vloek niet ★★☆☆☆
Nog nooit werd er een meer dan passabele film gemaakt die gebaseerd is op een videospel. Ook avonturenprent Uncharted, naar de succesvolle PlayStation-games, doet niet beter. Wat maakt die twee media zo onverenigbaar?
U kunt een perfect gelukkig, productief en vervuld leven leiden zonder dat u videogames speelt. Maar bij velen die hun extra portie voldoening wel zochten in dat medium zijn de Uncharted-games een niet onbelangrijke bron van heil geweest. De vijf games, allemaal verschenen op Sony’s PlayStation-consoles, brachten de speler in de huid van Nathan Drake, een verre nazaat van zeeschuimer Sir Francis Drake en zo’n beetje de millennialversie van cinemaheld Indiana Jones. Een schattenjager die de wereld rondreist op zoek naar verloren artefacten uit de oudheid en, met een beetje geluk, ook de fortuinen die zijn vondsten waard zijn.
Zo ging hij in de games achter de verzonken vloot van Marco Polo aan, de verloren oase Iram van de duizend pilaren en de goudschat van piraat Henry Avery. De tochten waren altijd op gevaar van eigen leven, want andere partijen – steevast voorzien van een legertje zwaarbewapende huurlingen – aasden op dezelfde ontdekkingen. Ook de bolwerken die hij aandeed maakten hem het leven zuur met raadsels en boobytraps.
Licht verteerbare quatsch
Voor gamers werd de figuur van Drake onsterfelijk gemaakt door acteur Nolan North, maar die was te onbekend bij het brede publiek om ook op te draven voor de langverwachte en haast onvermijdelijke filmadaptatie. Daarvoor werd Tom Holland opgetrommeld, onder meer bekend als Spider-Man, die als een jongere Nathan Drake op het verloren gewaande goud van ontdekkingsreiziger Ferdinand Magellaan jaagt. Voeg daarbij andere Hollywood-coryfeeën als Mark Wahlberg en Antonio Banderas, en de met zinderende actietaferelen overweg kunnende regisseur Ruben Fleischer (van Zombieland, Gangster Squad en Venom), en op papier lijken alle vakjes alvast netjes afgevinkt.
Op het bioscoopscherm komt Uncharted echter niet verder dan een volstrekt onnozele, licht verteerbare brok quatsch. Met hier en daar een sympathieke vondst (die tocht door de catacomben in Barcelona had bijvoorbeeld een charmant onverwachte ontknoping) maar ook een hoop slagen in het water. Zoals de slecht gecaste Wahlberg, die een te jongensachtig acteurspersona heeft om hem te laten doorgaan voor een grommende veteraan die de jonge gelukszoeker op sleeptouw neemt. Of dat ene personage dat wel heel makkelijk uit het scenario werd gewipt toen het niet meer nodig was voor de plot.
Structurele vloek
Eigenlijk hadden we het kunnen weten, want er lijkt een vloek te rusten op bioscoopfilms die gebaseerd zijn op een videogame. Van Super Mario Bros. (1993) over Street Fighter (1994), Tomb Raider (2001), Hitman (2007) en Warcraft (2016) tot Sonic the Hedgehog (2020): nog nooit is er een film-naar-de-game geweest die een meer dan passabele beurt maakte op een bioscoopscherm. Meestal ligt dat gewoon aan de kwaliteit van de productie, of het onvermogen dan wel de desinteresse van de regisseur om te snappen hoe de games in elkaar zitten.
Dat kan Fleischer net niet worden aangewreven. Toch slaagt zijn Uncharted er ten anderen male niet in om de vloek te doorbreken, omdat de creatieve ploeg achter de film geen weg wist met een paar schijnbaar onoverkomelijke verschillen tussen de twee media.
Het eerste zit hem in de vertelling. Holland, niet arm aan schermprésence voor zijn 26 jaar, zet een goed doortimmerde held neer, maar de speelduur van de film is ongeveer een vijfde van de tijd die spelers met de figuur doorbrengen in elk van de games. Vergeet niet dat videospellen een ‘lang vertelmedium’ zijn, zoals tv-reeksen; de complexiteit die het personage na een tiental uur gamen krijgt op de PlayStation is nergens te zien in zijn filmequivalent. Zijn drijfveren om tot het uiterste te gaan in zijn globetrottende avontuur blijven nagenoeg onbekend.
Veel belangrijker nog dan dat: Uncharted komt te moeilijk los van de conventies die de games schragen. Videogames hebben een veel lossere band met de fysische realiteit dan films. De Nathan Drake uit de games kon nipt van een rijdende jeep in een opstijgend vrachtvliegtuig springen, alle huurlingen aan boord neermaaien met zijn pistolen, uit het vervolgens neerstortende tuig springen, een dag verloren lopen in de woestijn, afgepeigerd en uitgedroogd een nederzetting vinden, en daarna weer vrolijk beginnen te schieten, alsof zijn lijf niet tien minuten geleden al door alle reserves zat. Dat soort geintjes werkt in videogames, niet op een bioscoopscherm, maar Fleischer probeert het wel. Zowel een dragende sequentie halfweg de film als de waanzinnige apotheose zijn zo gek, zo’n copy-paste van taferelen uit de games dat ze een verder solide avonturenfilm al zijn geloofwaardigheid doen verliezen.
Omgekeerd is het wel een paar keer gelukt. De betere videogames gebaseerd op bekende verhalen in film of een ander medium, zoals GoldenEye 007 (1997), de Batman: Arkham-games (vanaf 2009) en Alien: Isolation (2014), wrikten zich succesvol los van hun bronmateriaal doordat de makers dat laatste hadden gedeconstrueerd en er vervolgens de conventies van hun eigen medium op hadden toegepast. Het blijft wachten op een cineast die hetzelfde kan doen.
Uncharted, vanaf woensdag 16 februari in de bioscoop