Interview
Waarom Abba-liedjes zo goed werken
Benny Andersson vertelt waarom Abba-liedjes zo idioot goed werken. Al krijgt hij er eerlijk gezegd zelf ook niet helemaal de vinger achter.
Eigenlijk is Benny Andersson wel een beetje klaar met Abba. Eens in de zoveel tijd neemt hij zich voor om zich even aan iets heel anders te gaan wijden. Het schrijven van een theaterstuk, of een musical. Dan gaat hij even aan de piano zitten, de plek waar hij het gelukkigst is en de creativiteit hem al spelend vaak nog net zo komt aanwaaien als 45 jaar geleden.
Op zo'n moment is hij de muziek die hij tussen 1972 en 1982 met Björn Ulvaeus, Agnetha Fältskog en Anni-Frid Lyngstad maakte echt even kwijt. "Dan duikt, terwijl ik met mijn hoofd heel ergens anders ben, als een duveltje uit een doosje ineens weer zo'n flard uit een oude hit op. Dan weet ik het weer, ABBA is nog niet klaar met mij."
Benny Andersson (70) zit er ontspannen bij in de opnameruimte van zijn studio in Stockholm. Eerder op de dag heeft hij voor de Europese pers een soort minirecital aan de piano gegeven. Een voorproefje van zijn gisteren verschenen soloplaat Piano, pianoversies van een dwarsdoorsnede van zijn oeuvre. Een behaaglijk klinkend en rustgevende plaat waarop alleen de piano van Andersson is te horen. "Noem het alsjeblieft geen klassieke muziek. Daar hou ik weliswaar zielsveel van, maar ik kan helemaal niet componeren zoals in de klassieke muziek. Ik kan geen noten lezen, ik doe alles uit mijn hoofd."
Het mag Andersson dan weliswaar aan klassieke scholing ontbreken, zijn spel verraadt de geschiedenis van decennialang dagelijks oefenen. Het vingervlugge riedeltje dat in de hit 'The Day Before You Came' (1981) in de Abba-versie op synthesizer al zo'n oorwurm werd, speelt Andersson in Stockholm 35 jaar later op de piano nog net zo knap na.
"Dat synthesizerfiguurtje was er destijds ineens en heeft me nooit meer losgelaten. Dit soort stukjes komen op onverwachte momenten ineens aanwaaien."
Dit riedeltje was echt een van de dingen die op dit album moesten worden nagedaan, al was het maar om ervanaf te komen, vindt Andersson. Niet dat Piano een soort therapiesessie was, voegt hij er snel aan toe.
"Het is me altijd blijven fascineren hoe het komt dat de liedjes die ik met Björn voor Abba schreef niet alleen zo lang bij iedereen zijn blijven hangen, maar dat ze ook nog altijd nieuwe generaties weten te raken."
Bestaat er iets als een typisch Abba-of Benny-gen? Iets waaraan je onmiddellijk kunt horen wie een liedje gemaakt heeft? Daar heeft Andersson na al die jaren geen antwoord op gevonden, maar toen hij op een goede dag zijn studio betrad om zoals altijd "gewoon maar wat aan te rommelen, wachtend op een stukje inspiratie", kreeg hij een idee.
"Abba-liedjes waren soms qua arrangementen best gecompliceerd. Wat hou ik over als ik ze nu eens zo kaal mogelijk naspeel? Dat leek me een interessant experiment."
Andersson begon zomaar wat liedjes uit het hoofd te spelen, die hij al dan niet samen met Björn Ulvaeus schreef voor Abba en de musical Chess. "De belangrijkste overeenkomst tussen al die liedjes in gestripte vorm is melancholie", stelt Andersson vast. "Ik heb het me nooit zo gerealiseerd, maar de meeste Abba-liedjes hebben iets melancholisch. Op piano komt dat nog duidelijker naar voren. Best gek, want ik ben helemaal niet zo melancholiek, eerder erg vrolijk, met de blik op de toekomst."
Het was ook niet zijn schrijfpartner Björn die voor de melancholieke ondertoon zorgde, zoveel weet Andersson zeker. "Die mineurakkoorden waren beslist van mij, Björn kwam er dan met wat vrolijkers overheen."
Met een zekere weemoed, "want het was echt een bijzondere tijd", haalt Andersson herinneringen op aan de tijd dat hij, in eenzelfde studio aan de andere kant van Stockholm, met Ulvaeus componeerde. "We zaten samen, net als wij nu. Ik aan de piano, Björn met gitaar op schoot. Het was een kwestie van elkaar invallen laten horen en daar dan samen op doorgaan. De melodieën neurieden we elkaar voor."
Snel tevreden waren ze zelden. "Het moest echt perfect zijn wilden we het aan de meisjes laten horen."
En perfect waren liedjes als 'Waterloo', 'Fernando', 'Dancing Queen', 'The Winner Takes It All' en 'Does Your Mother Know'; slechts enkele van de tientallen popklassiekers die Abba uitbracht tussen 1972 en 1982.
"Tien geweldige jaren, maar ook een periode waarin er veel druk op ons lag. Vreemd eigenlijk, je zou zeggen dat we de baas waren over onze eigen carrière en dat we zelf wel bepaalden wanneer we met een nieuwe plaat kwamen. Maar zo werkte dat in de jaren zeventig niet: alles lag vast, er waren deadlines te halen en in de tourschema's zat geen rek."
Na tien jaar vond Andersson het genoeg. "We waren opgebrand en toe aan iets anders. Björn en ik hadden besloten ons op het theater te richten." Hij wijst met zijn wijsvinger naar zijn voorhoofd. "Krankzinnig idee natuurlijk, zonder kennis van het notenschrift een heel orkest uitleggen hoe je vindt dat iets moet klinken. Maar het werkte."
Chess, gemaakt door Andersson en Ulvaeus samen met de Britse scenarist Tim Rice, verscheen in 1984, eerst alleen als plaat en anderhalf jaar later ook als musical. Minstens zo succesvol, zeker in eigen land, was tien jaar later de musical Kristina Från Duvemåla waarvoor Andersson de muziek en Ulvaeus de teksten schreef. "Het werd de best lopende voorstelling uit de Zweedse musicalgeschiedenis. Kristina was hier zelfs populairder dan onze Abba-musical Mamma Mia!."
Andersson en Ulvaeus bewezen ook voor het grotere werk voor elkaar geschapen te zijn.
"Björn is veel beter met woorden, vroeger al. En ik denk dat ik wat handiger ben het betrappen van een goede passage tijdens het eindeloos maar wat aanrommelen. Het gaf het componeren toch een bijzondere dynamiek die ik niet met anderen heb. We hebben allebei ook geen seconde overwogen ons het notenschrift eigen te maken."
Hij hield met Ulvaeus altijd intensief contact, meer dan met 'de meisjes', die hij vooral spreekt als er voor bepaalde beslissingen vier handtekeningen nodig zijn. "Of een Abba-liedje in een film mag worden gebruikt, beslissen we gezamenlijk."
Door die zakelijke contacten blijft de band altijd op de agenda staan, terwijl Andersson er eigenlijk wel vanaf zou willen. "Ja, maar dat zit er na een half leven helaas niet meer in. Ik heb geloof ik zo'n driehonderd liedjes geschreven, nog geen derde daarvan was voor Abba. Ik ben minstens zo trots op de liedjes voor Chess of het werk dat ik nog altijd maak met het Benny Andersson Orkester. Alleen, tja, die Abba-liedjes, die hebben toch echt iets magisch."
Dat realiseerde Andersson zich tijdens het selecteren van de liedjes voor Piano. "Het moest een dwarsdoorsnede van mijn oeuvre zijn, geen plaat met Abba-bewerkingen. Veel liedjes vielen af omdat die te veel worden gedragen door de arrangementen en te weinig door de melodie. Van 'Waterloo' of 'Dancing Queen' zou in pianoversie niet veel overblijven."
De zes liedjes die de plaat wel haalden, herken je onmiddellijk. "Er is steeds een stukje melodie dat je meteen meeneuriet. Ik ook. 'Thank You for the Music' en 'Happy New Year' klonken me als echte evergreens in de oren. Maar ook de wat onbekendere nummers als 'I Let the Music Speak' en 'My Love, My Life' hadden voor mij allemaal iets pakkends dat ik typisch Abba zou willen noemen."
Het ABBA-Museum, tien minuutjes op een pontje van Anderssons studio verwijderd, kan bezoekers aan Stockholm nauwelijks ontgaan. De pendeltrein tussen het vliegveld en het stadscentrum wordt bemand door personeel met grote reclameletters op hun rug. En de stem van Björn Ulvaeus heet de reizigers vervolgens welkom in zijn 'thuisstad Stockholm'.
"Zegt Björn dat echt?", roept Andersson verbaasd uit. "Wat geestig, want hij komt helemaal niet uit Stockholm maar uit Göteborg. Het geeft inderdaad aan hoe serieus Abba hier als erfgoed wordt behandeld."
Aan een nieuwe bijdrage aan de nog altijd groeiende status van de band zal Andersson overigens wel met alle plezier meewerken: Abba Digitaal.
"Alle verzoeken voor een Abba-reünie hebben we altijd afgewezen. Voor het geld hoeven we het niet te doen en een andere reden zien we niet. Maar we werken nu wel aan optredens waarin onze hologrammen te zien zijn. Alles is live, alleen wij zijn niet echt. Je ziet, als alles goed gaat, Abba zoals we er in 1979 uitzagen. Maar dat hele project gaat alleen door als het echt perfect lijkt."