FilmrecensieVenom: Let There Be Carnage
‘Venom: Let There Be Carnage’ is superheldenfilm met de rek eruit ★☆☆☆☆
Wie het waagt om Venom: Let There Be Carnage ‘cinema’ te noemen, maakt dat begrip al even rekbaar als het symbiotische spandexkostuum van het hoofdpersonage. En toch slaagt deze lelijk uit de haak hangende aaneenschakeling van CGI-onnozelheden erin om het box-officesucces van de week te worden in de VS. Hoe kan dat?
90 miljoen dollar, of 78 miljoen euro. Tijdens zijn eerste vertoningsweekend in de Verenigde Staten haalde Venom: Let There Be Carnage een toprecette aan de box office. Ter vergelijking: de Bond-film No Time to Die opende in de VS met slechts 55 miljoen dollar. Het is een vreemde succesrecette voor een film die op geen enkel moment de vrij consequente kwaliteitsstandaard haalt van de ‘officiële’ Marvel-films waarvan hij is afgeleid (de prent hoort bij het afzonderlijke ‘Spiderverse’ van Spidey-rechtenhouder Sony: in de Marvel-strips is het Venom-pak aanvankelijk een nieuw Spider-Man-kostuum).
“This guy makes zero sense”, sneert een personage naar een ander ergens aan het begin van Venom: Let There Be Carnage. Het had net zo goed over deze hele 97 minuten durende klodder superheldensmurrie kunnen gaan. Het vervolg op Venom uit 2018 snijdt zo weinig hout dat u zich al snel gaat afvragen of u niet gewoon naar een reeks op de montagebank geaborteerde scènes zit te kijken.
Stel u voor dat de echte Venom: Let There Be Carnage ergens een dubbelleven leidt. Dat hij misschien wel de allereerste superheldenfilm is die een waarachtig meesterwerk uit de zevende kunst kan worden genoemd, en enkel wordt vertoond in private screeningruimtes van de Hollywoodelite terwijl wij, het klootjesvolk, het met de uitval moeten doen: dat zou enorm veel verklaren.
Puinzooi
Vooral het eerste halfuur van de film gaat helemaal nergens naartoe. We zien opnieuw Tom Hardy in de rol van Eddie Brock, een onfortuinlijke onderzoeksjournalist die – zo letterlijk als je het maar kunt bedenken – moet samenleven met een sprekend buitenaards superheldenpak dat zich aan hem vastklit en hem bij momenten helemaal omsluit, maar hem op dat moment natuurlijk ook dezelfde krachten geeft als Spider-Man. De symbiont stuurt ook, uiteraard op de meest gênante momenten, Eddies monologue intérieur aan, en het komische effect daarvan zo ver mogelijk uitspelen vonden regisseur Andy Serkis en scenariste Kelly Marcel (bekend van Fifty Shades of Grey, wat ook al een alarmpje zou moeten doen afgaan) blijkbaar veel belangrijker dan hun film op de rails zetten.
Een running gag doorheen de film, die vrij snel zichzelf voetje licht, is het janboeltje dat Venom veroorzaakt telkens wanneer hij zichzelf eventjes losmaakt van Eddie, en daarmee onder meer het appartement van zijn gastorganisme en de straten van San Francisco naar eigen inzicht verbouwt. Het is een ongewilde metafoor voor de hele film, die minstens een even grote puinzooi is als dat appartement. Met dat verschil dat de averij hier niet kan worden hersteld met een paar repen ducttape.
Goede verdiener
Het valt nog een béétje in de plooi wanneer slechterik Kletus Kassady (Woody Harrelson) zichzelf met een soortgelijke symbiont laat omwikkelen, en vervolgens zwaar keet schopt als Venoms tegenpool Carnage. Maar écht goedkomen doet het nooit: Venom: Let There Be Carnage ontrolt zich aan je netvlies als een poppenkast vol (overigens geen al te overtuigende) computereffecten, en zeker de veel te lange, luide en strontvervelende finale (hoorden we daar trouwens niet gewoon twee keer dezelfde witz vallen?) doet u voortijdig naar uw horloge kijken.
Misschien is het gewoon een teken dat het cinemapubliek eindelijk weer zijn weg naar de zalen vindt. Het feit dat de al even belabberde voorganger Venom in 2018, nog in tempore non suspecto dus, een eerste weekendrecette van 80 miljoen dollar (69 miljoen euro) kon neerzetten, betekent dat er gewoon een consequent commercieel draagvlak bestaat voor puinzooien van deze strekking.