Rock Werchter
Van razende riffs tot het hitsig hedonisme: de drie Werchter-helden
De volmaakte vijf sterren? Die delen we zelden uit. Goddelijke perfectie is niet meer dan een hersenschim. Maar op Rock Werchter passeerden toch drie zeldzame eenhoorns de revue.
1. Tool: nooit de makkelijkste weg, altijd de beloning
Tool herleidde Werchter tot de essentie. Rock, met een levensgrote R. Negentig minuten lang walste het geluid van de Amerikaanse progressieve metalband over je heen. Wie die furie tot in zijn ziel liet doordringen, genoot volop.
Het was al twaalf jaar geleden dat Tool nog eens in België speelde, dertien zelfs sinds hun laatste passage in Werchter. Dat deed niets af aan de intensiteit. Sterker, het leek alsof dit viertal al die tijd is blijven repeteren. Zo strak stond deze band.
Als er één groep de duisternis verdiende, dan Tool. De kerk van Werchter was opgelicht in de achtergrond, voor de rest heerste het donker. Er scheen podiumlicht op de drie muzikanten, maar nooit op frontman Maynard James Keenan. Tool is geen band die elke vijf minuten vraagt hoe het gaat, die je handen wil zien, die confetti-kanonnen gebruikt. Dit kwartet biedt een rockende trip, die je ondergaat. Een razend rondje vol messcherpe riffs, met pompende bas, met een beest aan de drums. Met op de schermen creepy videoclips, van de hand van gitarist Adam Jones. En met een zanger die er uit zag als een punkversie van The Joker, inclusief hanenkam.
Er werd in Werchter niet altijd de makkelijkste weg gekozen. De beloning volgde. Alsof dat meisje waar je al zo lang stiekem een oog op had je eindelijk zoende, toen ze plots voor je neus opdook. Hun vierde Werchter-passage werd er eentje om in te kaderen. Zodra die nieuwe plaat er (eindelijk) is, moeten ze snel nog eens terugkomen. Toch?
2. Richard Ashcroft: een van de grote stemmen van zijn generatie
Het was een schok voor iedereen die de euforische muziek van The Verve of Richard Ashcroft solo ooit hoorde. Dat de na Liam en Noel grootste muil van zijn generatie aan depressies leed. Bizar voor iemand bij wie het nooit ontbrak aan talent of zelfvertrouwen, attitude en wat de Engelsen swagger noemen – slenteren met het coole air van de ongenaakbare overwinnaar.
Die depressies hebben wellicht bijgedragen aan de iets minder kwalitatieve output van onze held de voorbije jaren, al kan je natuurlijk met evenveel reden opperen dat het moeilijk concurreren is met je eigen oeuvre als je al een dozijn klassiekers hebt geschreven.
Je set beginnen met een supersong als ‘Sonnet’ is natuurlijk een statement: ik kan het me permitteren want ik heb nog genoeg even goede songs om de set crescendo te laten gaan. En op reusachtige achterdoek stond niet, zoals bij bijna alle acts, zijn naam. Wél de hoesfoto van zijn recente album Natural Rebel: Richard in even strijdvaardige als triomfantelijke pose, de gitaar hoog boven het hoofd geheven.
Natuurlijk was ‘Bittersweet Symphony’ de afsluiter, en er volgden geen bisnummers omdat alles wat daarop zou volgen zou overkomen als een anticlimax. Ook die song zong Ashcroft verbetener dan op concerten van vorige tournees. Misschien omdat hij hem nu voor het eerst kan zingen in de wetenschap dat alle rechten hem eindelijk toekomen – een grootmoedige Mick Jagger zegde dat onlangs toe.
Het was een uitstekend concert van een van de letterlijk en figuurlijk grote stemmen van zijn generatie en die ervoor en die erna. Een Zanger ook, die alles zingt met Hoofdletters, en die hoofdletters ook najaagt door van elk refrein een nieuw internationaal volkslied te maken.
3. Robyn: een dolk die ronddraaide in het hart
Robyn was groots op Rock Werchter. Wat een show. Euforisch, tragisch, onverrichterzake hitsig, gewild retrofuturistisch, meedogenloos stuwend, grappig en een tikkeltje sinister, zoals het allerbeste hedonisme hoort te zijn.
Hoe onwezenlijk traag Robyn het podium van Klub C opschreed, behoedzaam croonend! Bij ‘Indestructable’ schudde ze tergend traag haar heupen op gang, sensueel shakend in haar zilveren mini-jurkje. “This is hardcore!” zongen de fans mee tot Robyn plots helemaal loos ging en iedereen gek werd. Wauw! Wat een opbouw. Wat een drama.
Bijgestaan door vier muzikanten serveerde ze songs uit haar superbe comebackplaat Honey én haar verrukkelijke cultclassics: liedjes over gebroken harten op de dansvloer en treuren onder de discobol.
Tijdens ‘Be Mine’ snokte ze met veel theater het doorschijnende gordijn boven haar muzikanten naar beneden. Even moeten we denken aan Kathleen Turner in Body Heat. Zelfde furie. Het zal wel aan ons liggen.
Een zuchtje verderop zong ze in een vuurrood broekpakachtig kostuum. Toreador van de liefde. Als een loopse kat kroop Robyn achter haar danser aan — Prince anno 1987, iemand?
En dan was er nog ‘Dancing on my Own’, een popklassieker waarvan ze het integrale eerste refrein door de bomvolle tent liet meebrullen. “I’m in the corner, watching you kiss her”, uit duizend monden. Rillingen van rug tot kruin, ja. De beat viel weer in, en het was alsof we op een in een mdma-roes gehulde rave waren beland.
Robyn zong verbeten, als een warrior princess recht uit Berghain. ‘With Every Heartbeat’: alwéér een dolk die ronddraaide in onze harten.