U verdient beter dan een toogroman
Christophe Van Gerrewey start een polemiek met Marnix Peeters over, volgens hem, een van de slechtste boeken die ooit bij een literaire uitgeverij zijn verschenen. Van Gerrewey (1982) is schrijver. 'Op de hoogte' was zijn romandebuut; 'Trein met vertraging' verscheen zopas bij De Bezige Bij.
In De Morgen van afgelopen zaterdag beweert Marnix Peeters, verantwoordelijk voor de recente roman 'Natte dozen', dat schrijven niet lastig is, maar 'ontzettend prettig'. Hij valt nog meer zogenaamde clichés aan. Schrijvers mogen zich niet enkel met literatuur bezighouden, maar moeten ook 'twee namiddagen gaan tappen in een café' of columns publiceren.
Wat Peeters vooral onbegrijpelijk vindt, is dat auteurs niet willen optreden. Dat is contraproductief, omdat we lezers meer kunnen 'verlekkeren op een goed boek' door op een podium te staan, dan er 'somber en stuurs over te staan doen'. De schrijver geeft een voorbeeld: "In Den Haag, op Crossing Border (...), begon een auteur, van overigens voortreffelijke boeken, een pamflet voor te lezen waarin hij uitlegde waarom hij niet ging voorlezen uit zijn overigens zeer goede nieuwe boek. Deze daad van dapper verzet werd in sommige uitgeverskringen geprezen als een, nu ja, daad van dapper verzet tegen de honden van de commerce, de ruiters van de literaire apocalyps die het thuislezen willen vernietigen."
Peeters zegt het niet, maar die auteur - dat was ik. Ik ben een van die schrijvers "die niet wensen voor te lezen uit eigen werk, voor een levend publiek." "Weet u waarom?", vraagt Peeters. "Omdat hun werk bedoeld is om in stilte te worden gesavoureerd door een individuele, aandachtige lezer, ik vermoed bij voorkeur in het schijnsel van een knappend haardvuur." De smalende toon geeft aan dat Peeters daar geen sympathie voor voelt. Zijn woorden bewijzen dat hij niet weet wat het lezen van 'overigens voortreffelijke boeken' waard is. Voor Peeters is elk boek voortreffelijk, of misschien wil hij - het is immers crisis - solidair zijn met collega's. Y.M. Dangre (waarnaar Peeters evenzeer verwijst zonder hem te noemen) suggereerde dat onlangs ook in De Morgen: schrijvers moeten elkaar steunen, en ze moeten er alles aan doen om literatuur te promoten, zoals bijvoorbeeld topless poseren.
Spreektaal
Ik ben het daar niet mee eens. Ik vind de boeken van Peeters (net als die van Dangre, overigens) allesbehalve voortreffelijk. 'Natte dozen' is vreselijk: het lijkt niet geschreven om te lezen, maar om te beluisteren, als een optreden van een stand-upcomedian, of als onbeleefde en ongeloofwaardige praat, afgeluisterd tijdens het 'tappen in een café'. Of dat luisteren aangenaam is, betwijfel ik. Maar in elk geval is 'Natte dozen' een van de slechtste boeken die ooit bij een literaire uitgeverij zijn verschenen.
De eerste reden is dat het geen enkele goede zin bevat. Op een podium verdwijnen zinnen nadat ze zijn uitgesproken - op papier kunnen ze herlezen worden. Voor de zinnen van Peeters is dat een uitgesproken nadeel. Als het hoofdpersonage zijn beklag doet over fluitende vogels, schrijft Peeters: "Ik heb al eens het venster opengedaan en hard iets geroepen, denkend: dan gaan ze elders fluiten, maar dat helpt dus niks, die zijn zo met hun spel bezig dat ge er met een groot kanon op zoudt kunnen schieten, ze zouden amper de vlucht nemen." Deze zin zit vol Vlaamse spreektaal - 'al eens', 'dat helpt dus niks', 'ge zoudt er op kunnen schieten' -, maar ook vol woorden die niemand zou uitspreken: een onvoltooid deelwoord ('denkend'), een vage omschrijving ('met hun spel bezig'), een plechtstatige term ('de vlucht nemen'). Er is geen enkele zin van Peeters die uitblinkt door verrassende schoonheid of consequente lelijkheid. Zinnen schrijven is moeilijk - Flaubert deed soms een hele week over één zin. Voor Peeters mag schrijven geen moeite kosten; het gevolg is zeer moeizame lectuur.
De structuur van 'Natte dozen' is de tweede reden waarom het boek zo slecht is. Deze roman bestaat uit 94 hoofdstukjes, in drie soorten: een briefje, een terugblik of een anekdote. De vertellende hoofdstukken beginnen met een uitroep, zoals 'bon', 'hoor hè, kerel', 'wacht een moment' of - een Frans aandoend neologisme - 'manman'. Waarschijnlijk moet dat suggereren dat iemand 'echt' zit te vertellen. Dat wordt tegengesproken door de brieven, die door het hoofdpersonage gericht worden aan kranten, vijanden of een ongewenst pleegkind. De terugblikken bestaan uit omstandige jeugdherinneringen, inhoudelijk en stilistisch totaal verschillend, en aan elkaar gelijmd met de stoplap 'het zij zo'. Een evolutie is er nauwelijks: de hoofdstukken door elkaar schudden, zou niets veranderen.
Kloon van Brusselmans
En dan is er, ten derde en tot slot, de inhoud van dit boek. Marnix Peeters heeft niets te vertellen. 'Natte dozen' is een opeenstapeling van onbeschofte meningen en bewoordingen - over kleurlingen, migranten, lesbiennes, seksualiteit, kindermisbruik en vrouwen. Voor Peeters zijn vrouwen zonder uitzondering 'wijven': ook in zijn 'opiniestuk' worden de leden van K3 'toffe wijven' genoemd. In 'Natte dozen' is het hoofdpersonage gewelddadig, onverdraagzaam, seksistisch en dom - het is een psychopaat, kortom. Waarom?
Grappig wordt het nooit, tenzij voor zwakzinnige pubers die kunnen lachen met onmenselijke grofheden. Is het misschien satire? Is de macht der verbeelding aan het werk? Het schrijfplezier? Wie beleeft er oprecht plezier aan het gebrekkig beschrijven van dergelijke ideeën en bezigheden, als elk perspectief, elke dubbele bodem, elke kritiek ontbreekt? En - belangrijker - hoe kan iemand daar vervolgens leesplezier aan ontlenen? Peeters is een hysterische kloon van Herman Brusselmans: een boer in het gezicht van de literatuur laten is de eerste keer verrassend - daarna wordt het gênant.
Het is dan ook de vraag waarom deze platte onzin in de vorm van een boek gedrukt moet worden, en vervolgens aan een zo groot mogelijk publiek verkocht. Mensen - consumenten - willen (terecht) van alles het beste - alleen als het over literatuur gaat, moeten ze blijkbaar genoegen nemen met slecht geschreven, oppervlakkige en zogenaamd choquerende onzin die niets met het leven te maken heeft. Wie moeite doet bij het schrijven, en wie literatuur dus ernstig neemt, als een relevante spiegel van de wereld en de maatschappij, die moet, volgens Peeters, een ander vak zoeken. Het omgekeerde is waar: wie zo weinig van romans verwacht, wie liever op een podium staat te vuilbekken, wie zijn lezers zo cynisch behandelt, die was beter journalist of cafébaas gebleven.
Wie moeite doet bij het schrijven, en wie literatuur dus ernstig neemt, als een relevante spiegel van de wereld en de maatschappij, die moet, volgens Peeters, een ander vak zoeken. Het omgekeerde is waar.