RecensieBoeken
Tussen zijn gezeur over woke door heeft Bret Easton Ellis zowaar nog eens een roman uit, en die is niet eens zo slecht
Scherven, de nieuwe roman van Bret Easton Ellis (58), zit vernuftig genoeg in elkaar om zijn fans te verrassen en misschien zelfs nieuwe lezers te verleiden. Tot de uit bloed, slagersmessen en schokkende onthullingen opgetrokken finale zit je op het puntje van je stoel.
De publiciteitsslogan lag natuurlijk voor de hand: ‘Bret Easton Ellis, auteur van Less Than Zero (1985) en American Psycho (1991), is terug!’ Dat de Amerikaan twaalf jaar na Imperial Bedrooms (2010) weer een roman publiceert, leek vooraf echter niet per se iets om naar uit te kijken.
Na dat niet erg geslaagde vervolg op zijn debuut klaagde Ellis immers dat ‘niemand meer echt over romans praat’. Sindsdien hield hij zich vooral bezig met het schrijven van less than average filmscenario’s en het uitvechten van Twitter-ruzies.
Zijn eerste non-fictieboek, Wit (2019), bestond hoofdzakelijk uit belegen tirades over dingen als de kleinzerigheid van millennials (‘Generatie Watje’), het wokisme en Black Lives Matter, dat als beweging volgens hem succesvoller zou zijn geweest als de activisten een beetje aansprekende uniformkleding hadden gedragen.
Trumpiaanse borrelpraat, kortom, die hij eerder spuide in zijn tweewekelijkse The Bret Easton Ellis Podcast en die vertaler Robbert-Jan Henkes in een noot in Ellis’ nieuwe roman wat besmuikt een ‘uit de hand gelopen tweet’ noemt. En dan klonk die zevende, Scherven, ook nog verdacht veel als een soort literaire mash-up van zijn zes eerdere romans. Zo kort na John Irvings oeverloze herhalingsoefening De laatste skilift niet echt een aanbeveling.
Maar verdomd, al zullen zijn fans in deze kleine zeshonderd pagina’s veel vertrouwds tegenkomen, het nieuwe boek van Ellis zit vernuftig genoeg in elkaar om alsnog te verrassen, en misschíén zelfs nieuwe lezers te verleiden.
De verteller in Scherven, net als Lunar Park (2005) een pseudomemoir, is Bret Ellis, die terugkijkt op zijn examenjaar op de privéschool Buckley en de ‘vreselijke dingen’ die hem daar in de herfst van 1981 zijn overkomen.
Het trauma in een notendop: in die periode is in de San Fernando Valley een seriemoordenaar actief, ‘de Treiler’. Gaandeweg raakt de 17-jarige Ellis er niet alleen van overtuigd dat die het op hem en zijn vriendengroep heeft gemunt, maar ook dat het best weleens hun knappe nieuwe klasgenoot Robert Mallory zou kunnen zijn.
Paranoïde
Ellis schetst opnieuw in afstandelijk registrerend proza de wereld van geprivilegieerde tieners in Los Angeles, vol modieuze Ralph Lauren-overhemden (‘zeegroen met het paarse Polo-pony-insigne’), landerige cokefeestjes en relationele stoelendansen. Zo is Ellis heimelijk verliefd op zowel de ijzig coole Susan Reynolds als op haar footballheldvriendje Thom.
Vooral om bij het populaire groepje te horen vormt hij zelf een koppel met het verwende paardenmeisje Debbie Schaffer. Ondertussen experimenteert hij seksueel met minstens twee jongens uit zijn klas, terwijl Debbies vader, filmproducer Terry, met zijn geveinsde interesse in een filmscript van zijn quasi-schoonzoon en zijn ongegeneerde hotelkameravances nog voor een ongemakkelijk MeToo-subplotje zorgt.
Aardig droste-effect is dat Ellis tussen de bedrijven door vertelt over de roman waaraan hij toen al bezig was, het latere Less Than Zero, net als over zijn liefde voor (griezel)films en het werk van Joan Didion en Stephen King. Toepasselijk, de buiging naar die laatste, want voor alles wordt de lezer in Scherven voortgestuwd door de vakkundig opgebouwde horrorsuspense. Sterke maag vereist.
Zodra Mallory op het schoolplein verschijnt, houdt Ellis hem met een steeds koortsachtiger mengeling van achterdocht en geilheid in de gaten. Zeker nadat een van zijn neukmaatjes, de neerslachtige Matt Kellner, het eerste slachtoffer van de Treiner is geworden – een rituele moord omkleed met sinistere bandopnames en bloederige nachtmerrietableaus die in The Silence of the Lambs niet hadden misstaan, inclusief erg creatief gebruik van de lichaamsdelen van gedode huisdieren.
Overal duiken vervolgens aanwijzingen op voor dreigende nieuwe moorden, en al die aanwijzingen leiden in het hoofd van de puberauteur steevast naar dezelfde verdachte.
Hoe paranoïde is Ellis precies? Hoe oververhit is zijn fantasie? Is die goddelijke Mallory, die een tijdje in een psychiatrische inrichting zat, daadwerkelijk een geslepen psychopaat of toch een slachtoffer? En slachtoffer van wie dan precies? Het zijn vragen die je, zelfs al is het boek welbeschouwd zeker honderd pagina’s te dik, toch maar mooi tot de uit bloed, slagersmessen en schokkende onthullingen opgetrokken finale op het puntje van je stoel houden.
Bijkomend voordeel: omdat deze literaire slasherfilm-op-papier ook als een tijdcapsule uit de jaren 1980 leest, blijft Ellis’ gemopper op de jeugd van tegenwoordig ons gelukkig bespaard.
Bret Easton Ellis, Scherven, Ambo/Anthos, 576 p., 27,99 euro.