Maandag 27/03/2023

InterviewTobi Lakmaker

Tobi Lakmaker: ‘Geen enkele door jou gebakken pizza achtervolgt je na werktijd’

null Beeld Thomas Sweertvaegher
Beeld Thomas Sweertvaegher

Tobi Lakmaker (27) schreef met De geschiedenis van mijn seksualiteit – over onder meer intimiteit, ambitie en het klunzige stoethaspelen dat leven heet – een van de boeken van het jaar, maar het had ook anders kunnen lopen. Voor Lakmaker – tot en met de vierde druk was Tobi overigens nog Sofie, en hij dus nog zij – was de plek waar het excelleren zou gebeuren heel lang geen wit blad, wel een groen canvas: het voetbalveld.

Jeroen Maris

Tobi Lakmaker: “Toen ik 5 was, ging ik voetballen bij een club, en goed twee jaar later was ik doordrongen van het besef dat ik uiteindelijk profspeler moest worden. Meer dan een droom was het een ambitie, een doel dat in de verte lag. Ik moest het zorgvuldig en gedisciplineerd benaderen, en dus verplichtte ik mezelf om elke dag drie uur te voetballen. Ik speelde op school, bij m’n club en thuis, en hield het allemaal nauwkeurig bij in schemaatjes.”

Lees ook

De Morgen selecteert de 50 beste boeken van 2021: Verrassende vaste waarden waren er, straffe nieuwkomers en grandioze herontdekkingen. De stress bij onze boekenredactie was bijna tastbaar bij het samenstellen van deze boekentop 50.

Je schopte het tot bij de regionale selectieteams en mocht een wedstrijd spelen om bij de nationale ploeg te komen.

Lakmaker: “Ja, maar in die match ging het mis. Het was ontzettend koud die dag en ik had geen gevoel meer in mijn grote teen. Ik weet dat het een lulverklaring is, hoor (lacht).”

Het ‘Maar ja, die knieblessure’-syndroom.

Lakmaker: “Het wát?”

Het ‘Maar ja, die knieblessure’-syndroom. Elke heterovrouw heeft ooit gedatet met een man die beweert dat hij profvoetballer zou geworden zijn, ware het niet dat een hardnekkige knieblessure daar een stokje voor stak.

Lakmaker: “En bij mij is het een bevroren teen – dat is nóg zieliger (lacht). Maar ernstig: ik merk dat ik nog altijd een nerveuze schaamte voel omdat het niet gelukt is als voetballer. Want profspeler ben ik dus ook niet geworden. Ik voetbal nu bij een vriendenteam, en als we door mijn toedoen verliezen, speelt dat verleden altijd weer op. Dan ga ik op zoek naar de redenen: hoe komt het dat ik geen profvoetballer ben geworden?

“De kleedkamer is zeker een bepalende factor geweest, de groepsdynamiek waar ik altijd weer leek buiten te vallen. Tot m’n 17de zat ik in een jongensploeg en werd ik erop aangekeken dat ik een meisje was. En ook daarna, bij een vrouwenteam, bleef ik de buitenstaander. Ik was bijvoorbeeld één van de weinigen die studeerde. En dan nog filosofie: al helemáál iets waar je grondig mee uitgelachen werd.

“Ik twijfelde in die jaren enorm aan mezelf – en dus ook: aan mezelf als voetballer. Maar in de sport is daar geen plaats voor. Dat is het voordeel van de kunst: daarin wordt zelftwijfel net aangemoedigd. Schrijven doe je ook per definitie alleen. Dat ligt me allicht beter.”

Zet je in het schrijven even hoog in als destijds in het voetballen?

Lakmaker: “Ik voel wel het verlangen om te excelleren, ja. De drang om me op iets toe te leggen, en door me hard en consequent in te spannen daar goed in te worden. Net zoals bij dat monomane trainen voor het voetbal. Alleen is bij schrijven de verhouding tussen wat je ervoor doet en de uitkomst minder helder dan bij voetbal.”

Als je de lat voor jezelf consequent hoog legt, is een debuutroman uitbrengen een daad van grote kwetsbaarheid.

Lakmaker: “Dat viel in mijn geval wel mee. Een paar jaar geleden was ik op een schrijfkamp van Das Mag, en daar had ik een verhaal geschreven dat ik zelf goed vond, en dat de mensen van de uitgeverij óók goed vonden. Daar werd mijn zelfvertrouwen geboren, toen voelde ik dat ik het kon, schrijven.”

null Beeld ID-Fred Debrock
Beeld ID-Fred Debrock

Na de publicatie van De geschiedenis verhuisde je meteen naar het centrum van de aandacht. Daar zul je wellicht nog een poosje blijven, want er komen een aantal vertalingen aan.

Lakmaker: “Er volgt gejubel of kritiek, en na een maand gaat het stof weer liggen – zo stelde ik me de ontvangst van een boek voor. Ik had niet zien aankomen dat het zo’n vol en hectisch jaar zou worden. Ik kan heel bescheiden denken dat de wereld vanaf volgende week wel niet langer in me geïnteresseerd zal zijn, maar dat betekent nog niet dat het echt zo is. Lize Spit zei me vorige zomer: ‘Ik denk altijd dat het volgende week ophoudt, maar dat denk ik nu al vier jaar.’

“Ik ben gewoon geen goeie multitasker. Ik heb structuur nodig – de structuur van die voetbaltrainingen uit m’n jeugd. Je weet dat ik tot voor kort in een pizzeria werkte? Dat vond ik heel handig, omdat het zo duidelijk en overzichtelijk was. Geen enkele door jou gebakken pizza achtervolgt je na werktijd.”

‘In wezen is zwijgen mijn specialiteit,’ noteer je in De geschiedenis van mijn seksualiteit.

Lakmaker: “Ik ben niet zo’n klassieke schrijver die zwijgend z’n pijp stopt en zich alleen in z’n literatuur aan de wereld toont. Maar ik denk wel dat er een bepaalde eerlijkheid is waar ik alleen bij kan door te schrijven – een eerlijkheid die ik niet kan ambiëren in gesprekken. Literatuur is vaak: bij het onzegbare proberen te komen. Bij mij gaat het dan bijvoorbeeld over het massieve raadsel dat intimiteit nog steeds voor me is, over hoe seks als falen voelt. Het is makkelijker om daarover te schrijven dan erover te praten. Toch is er wat ontgoocheling. Het staat er in De geschiedenis van mijn seksualiteit niet helemaal zoals ik het zou willen. Ik had gehoopt om tot een nog diepere kern te komen als het over lichamelijkheid gaat. Hetzelfde met de passages waarin ik beschrijf hoe ik me gevangen voelde in dat vrouwelijke uiterlijk. Het was zo’n subtiel sentiment, het zat in kleine dingen – allicht vraagt het een gerijpt schrijverschap om daar dichter bij te kunnen komen. (Lachje) Ben ik nu geen héél slechte verkoper van m’n eigen boek?”

Je prikt in je roman enkele keren de literaire wereld in de buik. Uitgeverijen zijn niet langer geïnteresseerd in literatuur, schrijf je, wel in ‘de frisse persoonlijkheid’.

Lakmaker: “Aanvankelijk was dat iets dat me tegenhield. Ik schreef autobiografisch – en ware literatuur kan toch niet autobiografisch zijn? Dat was ook de kritiek die Das Mag altijd kreeg: het was zogenaamd een huis voor millennials die niet verder kijken dan het eigen navelpluis. Het waren de mensen van de uitgeverij zelf die me erop wezen dat in een particulier verhaal ook een universele waarheid kan schuilen.

“Uiteindelijk praat iedereen over wat hem of haar persoonlijk bepaalt. Ik zal het meer over gender hebben dan Arnon Grunberg, en iemand met een Marokkaanse achtergrond zal het meer over racisme hebben dan ik. Dat is logisch, maar het venijnige zit ’m in de manier waarop je vervolgens een soort van universaliteit wordt ontzegd. ‘Hij heeft het niet over grote thema’s, alleen over particuliere, aan zichzelf gelinkte wissewasjes’ – dat idee. Maar als er een universele betekenis toegekend mag worden aan wat een witte heteroman op basis van zijn eigen leven over de liefde schrijft, dan mag er toch ook een universele betekenis toegekend worden aan wat ik op basis van míjn ervaringen over gender schrijf?”

Je vat in De geschiedenis van mijn seksualiteit ook de geschiedenis van de filosofie laconiek samen: ‘Wittgenstein gaf de taal gelijk, De Beauvoir de vrouwen en Adorno het leed.’

Lakmaker: “Taal, vrouwen en leed: dat is wel zo’n beetje mijn boek, nee (lacht)? Ik ben geïntrigeerd door Theodor Adorno, de filosoof die meende dat het de pijn is die ons definieert. Daar ben ik het mee eens. Er zit humor in De geschiedenis van mijn seksualiteit, maar er zitten net zo goed passages in waarin ik wegloop van de humor en het heel ernstig heb over wat pijn met een mens doet.”

Je vermeldt enkele keren haast terloops dat je moeder ziek is, om dan in het laatste deel de lezer haar dood in het gezicht te kletsen.

Lakmaker: “Ik was heel erg met dat boek in de weer toen mijn moeder zo ziek was. In die tijd was ik afwasser, en zij begreep dat niet: ik had toch een universitair diploma? Waarom deed ik dan dát? Terwijl ik dacht: ik sta nu borden af te wassen, maar straks ligt er een boek. En zo is het ook gegaan. Alleen ging m’n moeder in de tussentijd wel stomweg dood en heeft ze dat dus niet meer gezien. Dat achtervolgt me: wist ze toen ze stierf dat haar kind een bedding gevonden had? Dat ik op het geluk van het schrijven gelopen was?”

Wil je zelf graag kinderen?

Lakmaker: “O, ja. Dat verlangen zit al lang in me, en ik denk dat het nog verhevigd is door de dood van mijn moeder. Ik wil het leven graag laten voortgaan. En er speelt nog iets: ik draag de familienaam van mijn moeder, omdat er maar heel weinig Lakmakers – een joodse familie – de Tweede Wereldoorlog overleefd hebben. Ik wil op mijn beurt die naam graag doorgeven.”

Er is nog één dingetje dat ik graag uitgeklaard zie. Waarom in hemelsnaam was je jeugdidool Edwin van der Sar, de bleke, stoïcijnse keeper die ‘het ijskonijn’ genoemd werd?

Lakmaker: “In 2008 was ik 14, en ik zat niet goed in mijn vel. In de kwartfinale van het EK voetbal werd Nederland die zomer uit het toernooi gekegeld door Rusland. Het was het laatste kampioenschap voor Van der Sar, en hij – de man die z’n emoties bewaakte als een duur geheim – huilde na die wedstrijd. Met een vriendin ging ik die avond naar het centrum van de stad om ons supportersverdriet te verdrinken. Maar toen ik mezelf daar zag staan – een beschonken 14-jarige, zowel het hoofd als de stap wankel – kreeg ik plots een openbaring: ‘Wat zou Edwin hiervan vinden? Hij zou het afkeuren! Ik hoor in bed te liggen, verdorie, morgen moet ik sporten.’ Wat Edwin ervan zou vinden, dat is echt een leidraad gebleven doorheen mijn hele puberteit. Hoe je een sereen leven leidt: dát heeft Edwin van der Sar me geleerd (lacht).”

Tobi Lakmaker, ‘De geschiedenis van mijn seksualiteit, Das Mag

null Beeld rv
Beeld rv

© Humo

Nu belangrijker dan ooit: steun kwaliteitsjournalistiek.

Neem een abonnement op De Morgen


Op alle artikelen, foto's en video's op demorgen.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar info@demorgen.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234