REVIEW
The Tallest Man on Earth in Vooruit: pronkzucht is een hoofdzonde
The Tallest Man on Earth is zo’n artiest die groot is geworden door klein te blijven. Dat was ook voelbaar in de Gentse Vooruit , waar de Zweedse folkie als een ware volksheld werd ingehaald.
De inmiddels 35-jarige Kristian Matsson is een rusteloze troubadour die zich overal thuisvoelt waar hij zijn –denkbeeldige – hoed laat vallen. Toch heeft hij in het huidige tijdsgewricht iets van een anachronisme: zeker op zijn eerste platen herinnerde zijn sound aan die van de jonge Dylan, toen die nog de koffiehuizen en folkclubs van Greenwich Village onveilig maakte. Dezelfde krassende en krakende zangstijl, dezelfde voorliefde voor traditionele Amerikaanse folk, dezelfde spartaanse productie.
Zijn vorige langspeler, het drie jaar geleden verschenen Dark Bird Is Home was meteen zijn persoonlijkste. The Tallest Man on Earth rouwde om het heengaan van een dierbare en likte zijn wonden na een echtelijke breuk. Gek genoeg liet hij zich uitgerekend tijdens de promotournee voor die plaat voor het eerst bijstaan door een heuse band. Dat resulteerde in een voller, gevarieerder geluid dat het midden hield tussen countryrock, Americana en Keltische folk. In de theaterzaal van Vooruit ging Matsson echter ‘back to basics’ en trotseerde hij het publiek weer helemaal in zijn eentje.
The Tallest Man is niet het soort singer-songwriter dat statisch achter de microfoon gevoelig staat te wezen. Hij is veeleer een spring in ’t veld die al spelend alle hoeken van het podium verkent en even energiek tekeergaat als een puber die voor het eerst de geur van punk heeft opgesnoven. In Gent daagde hij zijn toeschouwers meer dan eens uit tot een ‘staring contest’ en hing hij ook op andere manieren de clown uit, wat de coherentie van zijn set niet altijd ten goede kwam. De Zweed manifesteerde zich vooral als een begenadigde verhalenverteller. Zo had hij het in zijn songs over zijn ongedurigheid, zijn dromen en de steeds veranderende landschappen die hij tijdens zijn zwerftochten was tegengekomen. Een zeker gevoel voor dramatiek was hem niet vreemd, al compenseerde hij dat gelukkig met een gulle doses humor en zelfrelativering.
Kristian Matsson bediende zich afwisselend van akoestische en elektrische gitaren (yep, hij was intussen in zijn Billy Bragg-fase beland), maar beroerde af en toe ook een piano of banjo en had dit keer extra aandacht besteed aan decor en belichting. Hij bracht niet één maar twee rookmachines in stelling en beloofde een overvloed aan sad songs. “Maar maak je geen zorgen”, stelde hij de aanwezigen gerust. “It’s gonna be fun.” Toch duurde het even eer The Tallest Man erin slaagde die laatste belofte waar te maken. Hij begon zijn set namelijk elektrisch met ‘To Just Grow Away’ en ‘Like The Wheel’, nummers die genekt werden door iets te veelvuldig gebruikte vervormingspedaaltjes en zo scherp klonken dat de duurzaamheid van onze trommelvliezen er zwaar door op de proef werd gesteld. Pas tegen de zesde song, het kwetsbare en intrieste ‘Revelation Blues’, vond de zanger de juiste balans.
Uit zijn tien jaar oude debuut The Shallow Grave plukte Matsson het even springerige als gedreven ‘The Gardener’ en ook platen als ‘The Wild Hunt ‘ en ‘There’s No Leaving Now’ kwamen in Gent regelmatig aan bod. Tegelijk serveerde De Grootste Mens al enkele voorsmaakjes uit I Love You. It’s A Fever Dream, zijn vijfde langspeler, die op 19 april in de winkelrekken wordt gedropt. In zijn nieuwe songs onderzoekt hij hoe het komt dat onze slechte eigenschappen zo vaak alle aandacht opeisen, terwijl onze goede nauwelijks worden opgemerkt, en waarom we ons zo vaak verliezen in bijkomstigheden terwijl we het essentiële systematisch over het hoofd zien. Dat klinkt zwaar op de hand, maar op het eerste gehoor stelden songs als ‘All I Can Keep Is Now’, ‘Running Styles of New York’, ‘I’m A Stranger Now’ of ‘Thrown Right At Me’ zeker niet teleur. Voorts greep The Tallest Man enkele keren terug op zijn vijfdelige multimediaproject When the Bird Sees the Solid Ground, dat vorig jaar via het internet werd vrijgegeven en waarin zijn liefde voor muziek, video en fotografie aanleiding gaven tot een harmonieuze ménage à trois.
The Tallest Man beschikt over stembanden waar heel wat steengruis aan is blijven kleven, maar ook zijn fingerpickingtechniek dwingt ontzag af. In ‘Criminal’ tokkelde hij sneller dan zijn schaduw en in ‘Leading Me Now’, dat halverwege overging in Burt Bacharchs ‘I Say A Little Prayer’ (een impliciete ode aan de vorig jaar overleden Aretha Franklin) galoppeerden zijn vingers als een kudde bronstige mustangs over de snaren. Dat hij aan het klavier evenveel souplesse aan de dag legt, bleek uit het druilerige ‘Little Nowhere Town’. In het bedachtzame ‘Time of the Blue’ en het in bluegrass gewikkelde ‘Somewhere in the Mountains’ toonde de zanger zich dan weer een welsprekende Jo-met-de-banjo.
Uiteraard werden publieksfavorieten als ‘King of Spain’, ‘Love is All’ of het introspectieve ‘The Dreamer’ niet over het hoofd gezien. The Tallest Man on Earth bedankte het publiek voor zijn trouw (‘Zonder jullie zat ik ergens in een Zweeds bos in mijn eentje voor me uit te schreeuwen’) en tijdens de laatste bis, de pianoballad ‘Kids on the Run’, benadrukte hij nog even zijn afkomst met een stukje ‘The Winner Takes It All’ van ABBA. Een onderhoudend concert van een geboren showman. Alleen jammer dat zijn liedjes niet altijd gediend waren van zijn ‘kijk-mama-zonder-handen’-neigingen. Bij muzikanten is pronkzucht een hoofdzonde, Kris.