MuziekrecensieThe 1975
The 1975 worstelt op ‘Being Funny’ met het eigen keurslijf ★★☆☆☆
Een gebrek aan ambitie valt de Britse strebers van The 1975 niet aan te wrijven. Op Being Funny in a Foreign Language condenseren ze hun ijverzucht niettemin. Met wisselend succes.
Frontman Matt Healy beweerde onlangs dat de eerste helft van de noughties toebehoorde aan Arctic Monkeys, maar dat zijn groep The 1975 aanspraak kon maken op eenzelfde monopolie in het tweede decennium. Volstrekt belachelijk. Het viertal uit Manchester verhoudt zich immers tot de Monkeys als een schets tot een schilderij.
The 1975 was altijd hooguit de steppingstone voor bakvissen die verslingerd waren aan One Direction, maar zich plots wilden wagen aan het hardere spul. Om maar te zeggen: deze Britse band is snoepgoed voor oudere jongeren, maar wie zijn geboortejaar in de vorige eeuw kent, beet er meestal zijn tanden op stuk.
Zelf lijkt The 1975 het ook niet makkelijk te vinden om zichzelf vijf platen lang relevant te vinden, merk je vandaag. “Am I ironically woke? The butt of my joke?” vraagt Healy zich vertwijfeld af. “Or am I just some post-coke, average, skinny bloke calling his ego imagination?” De ex-junkie zit meer dan ooit gevangen in zijn eigen schriele corpus, maar ook in het keurslijf van de groep.
The 1975 experimenteerde er vroeger al eens op los, maar met deze plaat probeert de band een samenvatting van zichzelf te maken. Dat levert een gecondenseerde funkpopplaat op die zich makkelijk laat beluisteren. Maar ze legt ook de zwaktes van de groep bloot.
Het joviale ‘Wintering’ klinkt nogal goedkoop, alsof Phoenix in het vaarwater van Blur verzeild raakte. Wij konden alleszins de aanvechting niet bedwingen om na elke zin ‘Parklife!’ te gillen. The 1975 lijkt schaamteloos ‘All My Friends’ van LCD Soundsystem te plunderen, terwijl ‘Oh Caroline’ gaat jatten bij vergeten onehitwondertjes uit de eighties, maar volstrekt emotieloos klinkt.
Het voornaamste manco is dat de prefabpop van de groep zo hol aanvoelt: ‘Human Too’ is een lege karakterstudie, en hun tranerige sentiment voelt gratuit aan. Daartegenover staat een prima single als ‘Happiness’ waarin saxofoon een speels duel met een stekelige funkgitaar beslecht, of het aanstekelijke ‘I’m in Love with You’. Maar op het eind van de dag klinkt Funny als eender welk ander album van The 1975: een verzameling van invloeden die er duimdik op liggen.
Daarmee torst de Britse groep nog steeds het weinig benijdenswaardige imago van een balorkest: meer dan ooit lijkt het alsof deze coverband per abuis op de grootste podia verzeild raakte. Zonde, want 1975 was een grandcrujaar in popmuziek: Bruce Springsteen bracht Born to Run uit, Bob Dylan kwam met Blood on the Tracks en Pink Floyd maakte Wish You Were Here. Talking Heads speelde zijn eerste show in de New Yorkse rocktempel CBGB, en The Sex Pistols beleefden hun vuurdoop in Londen. Met geen van die iconische acts heeft 1975 iets gemeen, behalve de vurige ambitie.
Being Funny in a Foreign Language is verschenen bij Dirty Hit.