Dertig jaar geleden stond Stef Kamil Carlens (48) als straatmuzikant Tom Waits-nummers te zingen, volgende week covert hij Bart Kaëll op VTM. Daartussen liggen drie decennia van creatieve vrijheidsdrang. ‘Ik ben geen nostalgicus. Hoe erg zou dat zijn, als je het beste al achter de rug hebt?’
Een troosteloze steenweg in de rand van Antwerpen. Een carwash, een matrassenwinkel, een doe-het-zelfzaak, en ergens daartussen een pastelroze garagepoort. Als een kleurige reddingsboei in een zee van baksteen en beton.
Achter de poort schuilt een goed verborgen oase. Een vervallen houtzagerij werd hier met bloed, zweet en verbeeldingskracht omgetoverd tot een woonst met tuin, muziekstudio en atelier. Een plek om te wonen met vrouw en kind. En daarnaast een artistieke mancave om te werken en te spelen. Vrijheid en zekerheid onder één dak. Stabiliteit om te leven, ruimte om te creëren.
BIO:
• geboren op 27 september 1970 in Schoten
• muzikant, producer, componist en beeldend kunstenaar
• was bassist en zanger in de beginjaren van dEUS, tot 1994
• bracht met zijn eigen groep Zita Swoon (eerst Moondog Jr ) elf platen uit, met songs als ‘TV Song’, ‘Hot Hotter Hottest’, ‘Thinking About You All The Time’
• werkte als producer met Helmut Lotti en Yevgueni
• bracht in 2017 een eerste soloplaat uit, Stuck in the Status Quo
• in september komt het kunst- en muziekproject rond Nick Cave’s No More Shall We Part naar Antwerpen, info via museumstraat25.be en stefanosrokos.gr
In de studio staat nog de opstelling van de laatste repetitie: een tapijtje met daarop een voetbasdrum, een harmonium en andere dingen waar u ook de juiste term niet voor kent. Aan het plafond hangt een kleurrijke marionet die ooit dienstdeed als decorstuk voor een theatervoorstelling, op de tafel staan verfpotten en schetsen voor het artwork van de nieuwe plaat. Welkom in ‘The Rabbit Field’, het speelveld van Stef Kamil Carlens.
Straks kun je hem treffen op een wonderlijke plek waar hij nooit eerder gesignaleerd werd: op de commerciële zender VTM, in primetime, als een van de deelnemers van het kijkcijferkanon Liefde voor muziek. Volledig tot zijn eigen verbazing. “Natuurlijk was ik verrast dat ze mij vroegen”, zegt hij. “Ik heb geen tv, ik had dat programma zelf nog nooit gezien.” Tot hij wat oude fragmenten bekeek en Lady Linn hoorde. “Ze bracht een lied in een a-capellaversie (‘Sarah’, van Isabelle A, EM). Dat fragment heeft me over de streep getrokken. Ik was onder de indruk van hoeveel goeie muziek er in dat programma zit.”
Heel straffe band
Een kwarteeuw nadat hij als mooie, jonge, blonde rocker ‘Friday Friday’ in het collectieve geheugen schreeuwde (op het nummer Suds & Soda van dEUS), is Carlens uitgegroeid tot een veelzijdig muzikant, producer, theatermaker, beeldend kunstenaar. Maar dit is onbekend terrein. “Tijdens de eerste repetities had ik er meteen alle vertrouwen in. Ik kon muzikaal helemaal mijn eigen ding doen. Die band, dat zijn stuk voor stuk heel straffe muzikanten. Ik zou ze zo mee op tournee willen nemen.”
Liefde voor muziek is aan zijn vijfde editie toe en groeide uit tot een fenomeen. De succesformule: muzikanten uit verschillende genres coveren elkaars repertoire. Het programma lanceerde zo onder andere de carrière van Niels Destadsbader, die uit een K’s Choice-nummer de zomerhit ‘Verover mij’ kneedde. Dat VTM-clipje werd bijna drie miljoen keer bekeken op YouTube.
Lees ook
Waarom willen Vlaamse artiesten zo graag deelnemen aan ‘Liefde voor muziek’?
Carlens: “Dat is ver van mijn wereld natuurlijk. Ik speel het liefst in clubs, mijn muziek heeft wat intimiteit nodig. Maar dat is het mooie aan dit programma, de setting was heel sfeervol en warm. Optreden voor een publiek van zes mensen in een zetel, dat is best grappig.”
Dat er een dikke 800.000 kijkers thuis je muziek zullen ontdekken, was dat een reden om mee te doen?
“Dat speelt zeker mee, natuurlijk. Maar ik heb geen idee wat ik daarvan moet verwachten. De meeste VTM-kijkers hebben waarschijnlijk nog nooit van Zita Swoon gehoord. Misschien vinden sommigen het maar niks. Daar probeer ik nog even niet bij stil te staan.
“Op artistiek vlak ben ik in ieder geval heel tevreden. Ik ben dicht bij mijn eigen stijl gebleven, en ik vind dat ik acht keigoeie nummers heb gebracht. Dat is het belangrijkste.”
Wist je wie de andere deelnemers waren toen je toezegde?
“Nee, de namen zijn ook een paar keer gewijzigd, tot ze een goeie mix van genres hadden, denk ik. Bart Kaëll, daar kende ik niks van. Ik ben blijkbaar de enige mens die nog nooit het nummer ‘De Marie Louise’ had gehoord. Ondertussen heb ik begrepen dat dat een heel bekend nummer is. (lacht) En een heel lieve mens trouwens.”
Het is opvallend hoeveel traantjes er vloeiden de vorige seizoenen. Heb jij gehuild?
“Euh, ja. Ik vond het echt wel pakkend toen ik hoorde wat de anderen met mijn nummers hadden gedaan. Er zitten keischone dingen tussen.”
Gefilmd worden aan de ontbijttafel, werd je daar ook enthousiast van?
“Niet echt. (lacht) Overal hangen camera’s, zelfs in de auto. Maar ik wist natuurlijk op voorhand dat het ‘reality-aspect’ erbij zou horen.
“Tijdens de vorige seizoenen gebeurden er misschien spannende dingen tussen de opnames door, maar wij hebben vooral veel muziek gespeeld. Met Milow, bijvoorbeeld, die bleek net als ik een grote Springsteen-fan. Waarschijnlijk vindt het publiek ons heel erg saai. (lacht) Een bende muziekfreaks bij elkaar.”
Je wordt naar voren geschoven als de ‘vreemde eend’. Een journalist schreef over het vertrek op de luchthaven dat jij ‘de meest onopvallende passagier’ was.
“Omdat ze van mij gewend zijn dat ik altijd in felle kleuren rondloop? Misschien ben ik iets soberder geworden. Ik draag tegenwoordig heel veel zwart. Maar ik vind kleren nog altijd belangrijk, ik zal nooit zomaar iets aantrekken.”
The man in black, na jaren van bonte outfits?
“Dat gaat met periodes, ik kies een bepaalde stijl en die hou ik dan een paar jaar vol. Het zwart ben ik stilaan beu nu.
“Vroeger vond ik het leuk om daar veel mee bezig te zijn, ik ontwierp alles zelf en liet mijn eigen kleren maken. Dat is nog steeds zo, al ben ik misschien iets klassieker geworden. Ik focus nu op de essentie, muziek en kunst primeren.”
Na de zomer komt Stef Kamil Carlens’ tweede soloplaat uit. “Een groot deel van de instrumenten heb ik zelf ingespeeld. Ik werk met heel goeie mensen samen, maar daarna blijf ik nog maandenlang tot in de kleinste details prutsen.” Het is een onvermijdelijke evolutie, steeds minder uit handen willen geven. “Toen ik 24 was, wist ik ook al heel precies wat ik wou, maar ik miste de tools en de technische kennis. Ik ben begonnen zonder enige muzikale opleiding, het is een lange zoektocht geweest.”
Rode draad
Als er al een rode draad door de carrière van Stef Kamil Carlens loopt, dan is het de eeuwige strijd voor meer controle en artistieke vrijheid. Precies tien jaar geleden zette hij zijn groep Zita Swoon op pauze. Hij trok naar Burkina Faso en Mali om te herbronnen, en liet de band tot een collectief vervellen, Zita Swoon Group, wat meer artistieke samenwerkingen mogelijk moet maken. “Ik was dat gewoon beu: een plaat maken, singles uitbrengen, promo doen, op tournee gaan. Ik wilde losbreken uit dat systeem.”
Het resultaat waren onder andere een dansvoorstelling met Rosas en een dadaïstische theaterproductie, die ook internationaal erg goed onthaald werd. “Maar het blijft knokken, om telkens opnieuw programmatoren te overtuigen. Ook financieel is het bijna onmogelijk om dat op poten te zetten. Dat blijft frustrerend.”
Op dit moment werkt hij de soundtrack af voor Not Once, de nieuwe filminstallatie van Jan Fabre. En straks tourt hij mee met zijn goede vriend Stefanos Rokos, een Griekse kunstenaar die schilderijen maakte gebaseerd op elk nummer van het album No More Shall We Part, van Nick Cave & The Bad Seeds. Met de zegen van de man zelf, bovendien. Ze gingen het project samen voorstellen toen Cave twee jaar geleden in het Antwerpse Sportpaleis op bezoek was. “We waren keizenuwachtig. Ik heb nauwelijks een woord durven zeggen.”
Volgend jaar word je 50. Tien jaar geleden zei je dat je op die leeftijd rust wil vinden. Zit je op schema?
“Ik dacht lang dat ik een onrustige ziel was, maar als ik om me heen kijk, dan zie ik dat iedereen met hetzelfde worstelt. Ik heb geleerd dat ik gewoon goed voor mezelf moet zorgen. Genoeg slapen, gezond eten, goed sporten. Ik ga vaak fietsen, volgende maand is het de 1.000 kilometer voor Kom Op Tegen Kanker, en ik ben veel te laat beginnen trainen. Het is te druk geweest, ik ga afzien.”
Je bent al meer dan twintig jaar samen met je vrouw, is zij een bron van rust?
“We werken samen, misschien is dat onze kracht. Ik doe het artistieke en zij het productiewerk en de praktische zaken. We trekken altijd samen aan dezelfde kar, dat zorgt voor verbondenheid. En we zijn ook gewoon heel goeie vrienden, we kennen elkaar door en door. Ze waakt goed over onze levenskwaliteit, dus ze draagt zeker bij aan mijn innerlijke rust.”
Dat past allemaal niet in de rock-’n-rollclichés.
“Mijn leven zal op dat vlak altijd een beetje schizofreen zijn. Ik hou van rust, en af en toe ga ik heel erg hard feesten. Alles in balans.
“Rock-’n-roll, ik heb een hekel aan die uitdrukking. Alsof er een bepaalde levensstijl is die specifiek bij muzikanten hoort. Iederéén zuipt te veel, in alle beroepen. Maar er wordt vaak een karikatuur gemaakt van wat het is om ‘rockster’ te zijn. Dat haalt alle waardevolle, intellectuele aspecten weg uit de muziek: het vakmanschap, het observeren van de wereld, het verwerken van invloeden.
“De kwaliteit van het werk, dat is het enige wat voor mij telt, en dat heeft met drank of drugs niets te maken. Nick Cave maakte The Firstborn Is Dead toen hij aan heroïne verslaafd was, en Skeleton Tree toen hij bloednuchter was. En het zijn alletwee meesterwerken.”
Ondertussen schopt zoon Carlens buiten in de tuin een voetbal in de struiken.
“Oeioei, daar gaan mijn aloë vera’s.”
Wat voor vader ben jij?
“Dat is een moeilijke vraag. Ik ben heel relaxed en tegelijk heel streng. Mijn zoon is 16 en heel zelfstandig, hij gaat en staat waar hij wil. Maar ik vind wel dat hij zichzelf goed moet ontwikkelen. Dat is een moeilijke balans. Vrij zijn en jezelf toch discipline opleggen.”
Heb je qua muzikale opvoeding nog iets in de pap te brokken?
“Vroeger probeerde ik dat wel, maar ondertussen heeft hij allang zijn eigen ding gevonden. Die gasten luisteren naar rap en hiphop, dat is een heel andere wereld. Onlangs vertelde ik dat ik Zwangere Guy in Brussel was tegengekomen. Dat leek toch wel enige indruk te maken.” (lacht)
Zijn jullie het soort ouders dat samen met hun kinderen naar de zomerfestivals gaat?
“No way. De festivals waar hij naartoe gaat, die zijn te cool, daar hebben wij zelfs nog nooit van gehoord. WOO HAH! Festival, dat is de place to be naar het schijnt.” (een festival in Tilburg in juli, met headliners Travis Scott en Stormzy, EM)
En als jij ergens op de affiche staat, komt hij dan kijken?
“Tijdens mijn tournee vorig jaar heb ik hem vriendelijk gevraagd of hij in De Roma toch eens een keertje wilde komen kijken. (lacht) En dat heeft hij gedaan. Maar het is zijn wereld niet meer. Vroeger ging hij graag mee naar optredens. Helpen met het materiaal af te breken, dat vond hij plezant. Maar dat komt later wel weer terug, denk ik...”
Maar muzikant zal hij niet worden?
“Vroeger speelde hij een beetje banjo, maar daar is hij mee gestopt. Ik vind dat prima. Toen mijn zoon klein was, was ik veel met hem bezig. Uw kindje, daar wil je voor zorgen, hem op het juiste pad zetten. Maar nu is hij eerder een volwassen mens die in hetzelfde huis woont. (lacht)
“Je moet kunnen aanvaarden dat je van een groot deel van zijn leven als ouder niks afweet. En zo hoort het ook. We zien hem zielsgraag en zullen hem altijd steunen, maar verder moet hij vooral zijn leven kunnen leiden en zijn eigen pad vinden.”
Wie was jij toen je zijn leeftijd had?
“Ik wilde al heel jong vrij zijn, mijn goesting doen. Dat was heel extreem. De school was een ramp. Op mijn 14de ben ik muziek beginnen spelen, maar al lang daarvoor had ik beslist dat ik popster zou worden. Ik ging doen wat Freddie Mercury en David Bowie deden, daar bestond geen twijfel over.
“Tijdens een vakantiekamp heb ik toen kunstenaar Hans Op de Beeck ontmoet. Hij speelde gitaar en piano, en kon ook nog eens fantastisch tekenen. Ik keek naar hem op en mocht in zijn groep komen zingen. Hij was amper een jaar ouder dan ik, maar toen al heel erg professioneel bezig, hypergeorganiseerd. Het verbaast me niks dat hij zo’n internationale organisatie uitgebouwd heeft. Niet veel later kwam ik Tom Barman tegen, ook één brok gedrevenheid en ambitie. Die twee ontmoetingen hebben veel indruk op mij gemaakt, omdat zij beiden heel ondernemend waren.”
Jij had wel het talent, maar niet de ondernemingszin?
“Het was mijn droom om muzikant te zijn, dus zodra ik muziek speelde, was ik content. Wat er allemaal bij kwam kijken om je muziek naar een publiek te brengen, alle praktische en financiële zaken, dat kwam niet eens in mij op. Dat besef is pas later gegroeid.
“Eigenlijk had De Morgen daar iets mee te maken. Ik had een concertje gespeeld met Hans in de Paradox in Antwerpen. Dat was op een soort schoolrock-minifestival, en daar stond een recensie van in de De Morgen, nu zou dat ondenkbaar zijn. Ik was 17, het was de allereerste keer dat ik in de krant stond. Toen besefte ik dat er mensen waren die zagen wat ik deed en daar ook een mening over hadden. Ik vond dat heel bijzonder. Eind jaren 80, begin jaren 90, dat waren andere tijden. Er kwam niet zo veel informatie bij ons binnen als vandaag.”
Het is moeilijk om dezer dagen niet aan de nineties-nostalgie te bezwijken. Als we flashbacks krijgen voorgeschoteld over Kurt Cobain, bijvoorbeeld, die net een kwarteeuw geleden overleed. “Ik herinner me een optreden in Frankrijk met dEUS, geen idee waar of wanneer. Backstage stond MTV op, met een liveoptreden van Nirvana. Meteen daarna stapten wij het podium op, we hebben nooit beter gespeeld dan toen. Die rauwe energie, dat was heel opzwepend. Ik was zelf geen Nirvana-fan, grunge is niet mijn ding. Maar je kon er niet naast kijken, die oerknal in de muziek, dat was een openbaring. Dat was pre-YouTube, liveopnames zag je niet elke dag. Zotte tijden.”
Een kwarteeuw geleden, was dat. Het is ook die periode dat jij dEUS vaarwel zei.
“Het voelt allemaal niet zo lang geleden. Die tijd was heel bepalend voor mijn verdere leven. Ik heb lang met Tom samengewoond, we waren beste maten. Toen we samen muziek begonnen te maken, gebeurde er iets. Dat heeft alles voor mij in een stroomversnelling gebracht. Hij was zo gepassioneerd, samen met hem heb ik een focus gevonden die nooit meer is weggegaan.”
Een aanrader voor de nostalgici: de documentaire Time is The State of My Jeans, die tien jaar geleden werd uitgebracht voor de 15de verjaardag van Worst Case Scenario. De moeite, alleen al voor de platenbaas die het heeft over de ‘Eddie Vedder-lookalike’ (Barman) en die ‘Tom Waits-achtige bohemien’ (Carlens). En verder, een scène met de twee jeugdvrienden samen in de zetel: een heftig gesticulerende Barman en een onderuitgezakte Carlens die probeert uit te leggen waarom hij destijds gewoon graag naar huis wou. Of de wereld nu aan hun voeten lag of niet.
Carlens: “We waren zo belachelijk jong, dat is het. Tom was 22, ik 24. We waren een hoop vrienden op avontuur, we trokken rond in Spanje en speelden in kleine cafeetjes. En een ogenblik later zaten we in een bureau in Londen met allemaal mensen rondom ons die blijkbaar heel belangrijk waren en een mening over ons hadden. Het ging veel te snel. Als we het dan toch over rock-’n-rollclichés hebben: die waren toen allemaal in overvloed aanwezig, daar hoef ik geen tekening bij te maken.”
‘Coole gasten, die altijd in slow motion bewegen’, zo omschreef Ivo Victoria de dEUS-kerels in zijn roman Dieven van vuur, het rake maar genadeloze portret van Antwerpen in de naughty nineties. De mooiste woorden in het boek zijn voor Stef Kamil Carlens: “Een rustige jongen met meisjesachtige trekken die je maar af en toe voorbij ziet glijden, haast transparant, en die, wanneer je hem op het podium ziet staan, het vermoeden wekt dat diep in hem een ziedend vuur brandt.”
“Wauw, chic”, zegt de jongen-van-bijna-50 vandaag. “Ik heb dat ooit gelezen, dat is echt een goed boek. Veel scènes spelen zich af in Bar Tabac, ik woonde daar vlakbij. Ik herinner me vooral dat ik veel met mijn hond op de kaaien ging wandelen. Ik was heel skinny en had lang blond haar, misschien vonden mensen mij daarom mysterieus. Ik vind mezelf helemaal niet zo schuchter.”
Als dEUS straks acht keer in een uitverkochte AB staat met Rewind: The Ideal Crash, sta jij dan in het publiek?
“Waarschijnlijk niet. Ik ben niet zo’n nostalgisch type. Als dEUS nieuw werk maakt, dan ga ik natuurlijk wel kijken.
“Ik vond The Ideal Crash meteen een heel straffe plaat (het eerste dEUS-album zonder Stef Kamil Carlens, EM), ik heb ze tijdens die Europese tournee vaak live gezien. Dat was zo krachtig, ik wil die herinnering liever in mijn geheugen houden.”
Maar er schuilt dus geen nostalgicus in jou?
“Ik snap wel dat muziek voor veel mensen iets sentimenteel is, ze blijven teruggrijpen naar de hits uit hun jeugd. Daarna zijn ze druk bezig met werk en kinderen, terwijl ik het liefst nog elke dag nieuwe muziek ontdek. Ik zag Frank Black ooit een heel goed concert spelen, maar pas als hij Pixies-hitjes bovenhaalde, ging het publiek uit het dak. Dat is toch zonde? Alsof je beste werk al achter de rug is.
“Hoewel, ik heb toevallig gisteren een hele avond naar Prince zitten luisteren, mijn grote jeugdheld. Er wordt nu zoveel materiaal van hem uitgebracht. Die liveopnames, demo’s, ik wil het allemaal checken.”
Wat deed het met je, toen je jeugdheld drie jaar geleden stierf?
“Ik vind dat nog altijd vreselijk triest, het was veel te vroeg en heel onverwacht. Ik vind het nog altijd moeilijk te vatten. Prince, dat was Mister Clean. Hij was heel uitgesproken over het afzweren van drugs en alcohol.”
Voelt dat als een teleurstelling? Dat zelfs hij niet bestand bleek tegen verslavingen?
“Dat is hard, ja. Maar er wordt te makkelijk van uitgegaan dat dat iets te maken heeft met muziek, roem of de druk van het artiestenleven. Dat is onzin. In Amerika worden mensen op grote schaal verslaafd gemaakt aan zogenaamde legale drugs, zoals pijnstillers en antidepressiva. De pharmaindustrie, dat is pure maffia. Maar die duizenden slachtoffers die elk jaar vallen, vind je in alle beroepen en alle bevolkingsgroepen.” (Prince stierf aan een overdosis Fentanyl, een van de pijnstillers die aan de basis liggen van de opioïdecrisis in de VS, EM)
“Ik vind zijn dood zo roemloos, dat past helemaal niet bij hem. Hij had altijd alles onder controle, was extreem georganiseerd. De stomme manier waarop hij is heengegaan staat haaks op de grote, prachtige man die hij was.”
Terwijl David Bowie van zijn eigen afscheid één groot kunstwerk heeft gemaakt.
“Stel je voor, dat Prince had geweten dat hij stervende was, en de ultieme plaat over de dood had gemaakt. Wauw, wat zou dat gegeven hebben.”
Over afscheid nemen zingt Stef Kamil Carlens in ‘Stuck In The Status Quo’: “My friend calling me from Amsterdam / We’re talking on the phone / he says there’s a bad thing growing inside of him (...) It’s a dirty old feeling, when a man’s got to go before his time / But his heart was full of joy and love / So we just stuck to small talk, smoke and wine.”
Afscheid nemen van je larger than life muziekiconen, is nog iets anders dan de muzikale helden waar je je mee omringt. Toen Thé Lau zijn afscheidsconcerten speelde, was Stef Kamil Carlens erbij. “Dat was onwezenlijk. Als jonge kerel keek ik heel sterk naar hem op. En daar stond ik, naast hem op het podium te spelen.” Afscheid nemen van het leven terwijl het publiek erop staat te kijken, “een vreemde vorm van exhibitionisme”, noemt Carlens het, mooi en wrang tegelijk. “We zagen elkaar een paar keer in die periode, toen hij al wist dat hij ziek was. Dan zat hij om 11 uur ‘s ochtends op een terras een wit wijntje te drinken en stak hij een sigaret op, longkanker of niet. Hoe hij afscheid nam van leven en publiek, met zoveel levensvreugde en dankbaarheid, dat was heel intens.”
Thé Lau zong met The Scène het nummer ‘Mooi’, dat Stef Kamil Carlens ooit voor een voorstelling van Ivo Van Hove schreef. Het staat ook op het laatste album Licht ontvlambaar van Yasmine. Als de blues is neergedaald over The Rabbit Field, moeten we het ook over haar hebben. Straks is het tien jaar geleden dat ze uit het leven stapte.
Carlens: “De tekst van ‘Mooi’ gaat over de dood. Toen stond ik daar niet bij stil, natuurlijk. Toen bekend raakte dat ze gestorven was, hebben ze dat nummer op de radio gespeeld. Ik kon dat echt niet vatten. Ze was gewoon een heel bijzondere, toffe vrouw; iedereen die haar kende zal dat bevestigen. Ze was een tettermadam, als je haar aan de lijn had was je voor drie kwartier vertrokken.
“We kenden elkaar niet zo goed, maar ik had altijd het gevoel dat we hechte vrienden konden worden. Maar hoe gaat dat, we hadden allebei een druk leven. En je denkt dat er later nog wel tijd genoeg zal zijn.
“Ik zag haar de laatste keer backstage op een concert voor een solidariteitsactie in Brussel (het Belgavox concert, in mei 2009, EM). Ze had een grote zonnebril op en was sterk vermagerd. Het was overduidelijk dat het niet goed met haar ging. Mijn vrouw zei daarna vaak: ‘Je moet Yasmine opbellen’. Misschien was het misplaatste gêne, ik wilde me niet moeien. Ik weet het niet.
“Ik zeg niet dat het een verschil zou hebben gemaakt, maar het zal me nu niet meer overkomen. Als ik vermoed dat er iets aan de hand is met iemand in mijn omgeving, dan neem ik de telefoon. Je kan nooit aan de buitenkant zien wat er met iemand scheelt.”
Op zijn laatste album zingt hij over haar. “I used to think of you as a skinny little gypsy girl, but that day you became the queen of the empty world.”
“Ik heb dat nummer, ‘Empty World’ meteen na de begrafenis geschreven, hier op het Schoonselhof. Het was een zomerdag en iedereen had het ijskoud.”
Ze was ook een artieste die vocht voor artistieke vrijheid, die uit het keurslijf van de verwachtingen wilde breken.
“Het is zonde dat ze het gevoel had niet gewaardeerd te worden. Zelfs in haar zogezegd commerciële nummers zit veel pure schoonheid. Maar als het publiek je alleen maar wil zien als de populaire tv-presentatrice, dan is het blijkbaar niet zo evident om met Leonard Cohen-nummers in culturele centra te gaan touren.
“Ik heb al vaker gezien hoe hard artiesten voor een beetje credibility moeten knokken. Dat is zo mooi aan Liefde voor muziek. Ik meen het echt als ik zeg dat dat programma een recept is voor een betere wereld. Je komt in contact met mensen die je anders nooit zou ontmoeten, je werkt en leeft een week samen, zonder oordeel. Dat is een gezonde manier om jezelf te relativeren. Als zogezegd ‘alternatieve rocker’ heb ik een soort sérieux zomaar gratis cadeau gekregen. Ik heb daar helemaal niks voor moeten doen.”
Liefde voor muziek, vanaf komende maandag om 20u40 op VTM. Dit najaar stelt Stef Kamil Carlens zijn nieuwe soloplaat voor in o.a. de AB (23/10) en De Roma (28//11).