‘Ik mag echt mijn beide pollekes kussen.’ We hebben maar geen streepjes gezet, want het is amper bij te houden hoe vaak Aster Nzeyimana (26) zijn geluk bezingt. De sportjournalist fladdert door het leven, zelfs wanneer hij de sportzomer van zijn dromen in het water ziet vallen.
Soms, heel soms, beleef je zo’n moment dat de wereld een tel stil lijkt te vallen en je iedereen rondom je tegelijkertijd dezelfde richting ziet uitkijken. Alsof ze aangetrokken worden door een plotse magnetische kracht. Aster Nzeyimana uit een auto zien stappen is zo’n moment.
BIO * geboren op 12 november 1993 in Butare, Rwanda *groeide op in Zele, Oost-Vlaanderen * debuteerde in 2014 op MNM na een paar maanden bij studentenradio Urgent * is sinds 2015 te horen op Sporza Radio en werkt sinds 2016 als sportanker in Het journaal * woont samen met vriendin, actrice en model Lize Feryn in Antwerpen
We zijn op Linkeroever in Antwerpen, het is zacht maar bewolkt en het enige wat het grijzige decor wat opfleurt, zijn de fluohesjes van de pendelaars op hun speed pedelecs. Tot de deur van een Mini openzwaait. In zijn breed uitlopende zwarte broek met hoge taille en aansluitend zwart shirtje, met zijn blinkende zwarte schoenen, hippe zonnebril en zwart-witte bandana is het alsof een filmster uit de jaren zeventig zomaar even is neergestreken op de Blancefloerlaan. Zoveel coolness en flair heeft hier wellicht nooit eerder op één stoeptegel gestaan.
We moeten het dus wel vragen: hoe lang heeft hij daarnet voor de kleerkast staan twijfelen? “Niet!” Nzeyimana schaterlacht. “Ik had vooraf al lang nagedacht over wat ik aan zou doen.”
Wie het jongste sportanker van VRT zou verdenken van bijhorende verwaandheid: daarvan geen spoor. En die cool, die is zeker niet aangeboren. “O man, ik was to-taal niet cool als kind. Ik was de sportfreak, tot mijn veertiende selecteerde ik schoenen op basis van hoe goed ik ermee zou kunnen voetballen op de speelplaats. En toen ik even later mijn oorbel liet zetten, dácht ik dat dat cool was. Was het niet.”
Ondertussen is de liefde voor kleren wel duidelijk ontwikkeld. Zozeer dat het voor zijn vriendin, model en actrice Lize Feryn, ook wel wat minder zou mogen. “‘Spaar voor een huis!’, zegt ze dan als ik weer online zit te shoppen. Maar ik koop bijna nooit echt dure dingen, hoor. Het zotste wat ik ooit gekocht heb, was een paar schoenen van Yves Saint Laurent. Een investering, noem ik dat. En ik kocht ze tweedehands, bovendien.”
Dat Aster Nzeyimana een uitgesproken stijl heeft, is een understatement. Maar doseren is alles, meent hij. “Ik heb prachtige bloemenkostuums die ik hier nu los zou dragen. Maar nooit op het scherm. Je wil niet hebben dat de mensen niet luisteren naar wat je zegt en enkel praten over wat je aan hebt. In Het journaal moet ik toch vooral geur- en kleurloos zijn.”
Een beetje zoals dit sportjaar. Hoe saai is jouw job tegenwoordig?
“Doordat de voetbalcompetitie stilligt, kan ik geen live-uitzendingen meer presenteren op de radio. Dat doe ik heel erg graag, dus dat suckt wel. Maar het journaal moet nog steeds gepresenteerd worden en er is nog steeds veel sportnieuws. Al heb je gelijk dat dat momenteel niet zo opwindend is. Weer eens een item over de Ronde van Frankrijk die wordt uitgesteld, er zijn spannender dingen.”
En dan valt de rest van de sportzomer ook nog eens in het water. Tijdens het EK zou jij normaal voor het eerst matchen voorzien van livecommentaar voor tv. Tijdens de Olympische Spelen ging je het namiddagblok presenteren. Dat moet toch een geweldige domper geweest zijn?
“Dat EK verslaan, dat was echt een droom. Ik was in de wolken toen mijn baas mij daarvoor belde in december. En de Spelen, daar keek ik ook keihard naar uit. Tijdens mijn presentatieblok zouden de atletiekfinales zijn, het leukste van heel de spelen. Vier jaar geleden had ik die chance ook, alleen vielen de finales door het tijdverschil met Rio toen ’s nachts. Ik presenteerde van middernacht tot vijf uur ’s ochtends. Heftig hoor, zelfs voor een nachtraaf zoals ik. Maar ik ben enorm dankbaar dat ik dat heb mogen doen. Nafi Thiam heeft tijdens een van die nachten goud gepakt, dat was echt onvergetelijk.
“Toch ben ik er niet kapot van geweest dat het nu niet doorgaat. Het is geen afstel, het is uitstel. Het uitkijken is nu gewoon verlengd.”
Je bent niet bang dat ze het je volgende zomer niet opnieuw gaan vragen?
(lacht) “Nee. Ik denk dat ik het toch behoorlijk zou moeten verkloten het komende jaar om dat afgenomen te zien worden. De tijd tikt in mijn voordeel. Ik ga nog beter zijn tegen dan, denk ik. Dat hoop ik toch. En ondertussen ga ik de komende maanden vooral Het journaal presenteren. Dat is wellicht niet de jongensdroom van een sportjournalist, maar ik vind dat echt geweldig leuk. Iedere keer als die camera begint te lopen, voel ik dat het weer begint te kriebelen: ik mag weer presenteren. Dat zie ik me echt nog heel lang doen.”
Nzeyimana is nog steeds maar 26, maar het is intussen wel al vier jaar geleden dat hij zijn debuut maakte in Het journaal. Vijf jaar al verslaat hij voetbalmatchen voor Sporza Radio. Daar belandde hij na een jaartje MNM. Het is een trein die toen is beginnen bollen en die nog steeds voortraast, zegt hij zelf.
“Sportjournalist worden, dat was een kinderwens. Maar dan bleek dat ik zelf best aardig tegen een bal kon sjotten en verdween dat naar de achtergrond. Ik heb het tot tweede nationale geschopt, speelde bij Eendracht Aalst. Ik zat in de kern van de eerste ploeg, maar stootte niet door naar de basis. Ik werd ouder, was tegen dan achttien en besefte: voor de top ben ik niet goed genoeg. Ik ben dan in een zwart gat gevallen, want ik wist niet meer wat ik aan moest met mijn leven. Ondertussen was ik ook beginnen studeren, rechten in Gent, maar dat lag me totaal niet. Het was de enige ongelukkige periode in mijn leven.
“Dat is gekeerd toen ik een pleidooi-oefening had op de unief. Dat ging me goed af en de assistent van de prof vroeg of de studentenradio niets voor mij zou zijn. Pas toen dacht ik: juist, journalistiek, dat wilde ik graag doen! Ik ben in januari 2014 bij Urgent begonnen en in mei kreeg ik al een bericht van MNM. Of ik niet wilde komen testen?”
Je bent dan gestopt met je studies. Nooit spijt van gehad?
(schatert) “Man, dat was de makkelijkste beslissing ooit. Véél te makkelijk, volgens mijn ma. Pas toen ik presenteerde in Het journaal en een vast contract kreeg bij de VRT, zag ze het goed komen.”
Ontbreekt nu alleen nog dat eigen programma.
“O ja. Heel graag. Wat voor een leugenaar ben je wanneer je zou zeggen: nèèèh, interesseert me niet. Ik heb er al een paar keer voor samengezeten, maar het is er nog niet van gekomen.
“Het mooiste zou een voetbalprogramma zijn. Voetbal is de reden dat ik sportjournalist geworden ben. Dus ja, een actuashow zoals Extra Time, dat zou de max zijn.”
Komt dat goed uit: Frank Raes is nu al over zijn pensioenleeftijd heen.
(wuift weg) “Ik kom supergoed overeen met Frank. Dat is misschien wel de fijnste collega die ik heb. Telkens wanneer ik naar Extra Time kijk, probeer ik te stelen met mijn ogen. Frank is echt een krak. Tegelijk probeer ik dan wel te denken: wat zou ik anders doen?”
Het touchscreen in de tafel beter bedienen?
(lacht luid) “Schitterend toch, die klotebak! (imiteert Raes) ‘Dat marcheert hier weer niet.’ In tien jaar tijd heeft dat nog nooit deftig gemarcheerd. Zalig. Maar op den duur speelt hij daarmee. Zijn humor, dat is fantastisch.
“Ach, het komt er wel van, dat programma. Maar ik wil het ook niet ten koste van alles. Ik ben best wel ambitieus, maar ik heb er ook niet alles voor over. Ik ben al zo content met wat ik heb, nu. Er zijn heel veel collega’s, ook in de sportjournalistiek, die álles willen doen. Elk programma willen ze presenteren. Maar daar voel ik echt niks voor.”
Het beeld leeft niet voor niets dat de sportredactie een grote krabbenmand is.
“Maar nee. Niet met alle collega’s ben je even close, maar dat is toch normaal? Het leeftijdsverschil speelt daar ook. Met Maarten en Ruben (Vangramberen en Van Gucht, red.), die het dichtst bij mij staan, kom ik keigoed overeen.”
Dus wanneer alle grote sportshows van de zomer wéér integraal naar Karl Vannieuwkerke gaan, dan knarst niemand met zijn tanden?
“Karl is gewoon de beste talkshowhost, punt. Tuurlijk geef je die programma’s aan hem, dat snap ik perfect. En hij heeft dan nog eens goesting om dat allemaal te combineren: én de omkadering van het EK, én die van de Tour, én die van de Spelen. Ik zou geen goesting hebben om fucking drie, vier maanden aan een stuk te presenteren. Ik zou het beu zijn na een maand.”
Voor jou primeert het plezier?
“Dat is mijn levensmotto. Het moet écht vooral plezant zijn. Nu, moest mijn job wegvallen, zou mijn leven niet meer plezant zijn. Zo groot is mijn werk wel voor mij. Maar ik ben geen workaholic. Ik denk dat dat misschien wel eigen is aan mijn generatie, dat wij iets minder work-crazy zijn.”
De Generatie Watjes, zoals Mia Doornaert ze noemt, die alles in de schoot geworpen gekregen heeft.
“Goh, als mensen dat willen denken, doen ze maar. Ik weet wel beter. Ik heb hard gewerkt om hier te staan en doe dat nog. Maar wat heb je nu aan een werkvloer waar iedereen om ter snelst en om ter hardst wil gaan? Dan creëer je enkel ongelukkige mensen. Soms is het verleidelijk, hè. Wil ik nog eens drie weken langer met mijn kop op het scherm zijn? Tuurlijk! Maar wat kost het je dan? Zeg nooit nooit, maar net omdat ik daar zo bewust mee omga, denk ik niet dat ik vatbaar zal zijn voor een burn-out.”
Jij begrijpt een Pieter Timmers, die zijn gezin verkiest boven een jaar verder te zwemmen naar de Spelen van 2021?
“Och, man, keihard. Groot gelijk, Pieter, denk ik dan. Het is mooi geweest, je hebt je olympische medaille al. Hopelijk heb je er ook genoeg mee verdiend en kan je nu je kindje zien opgroeien. Zonder enige twijfel.”
Jij wil ook heel graag kinderen, hè?
“Ik kende Lize drie weken toen ik even gecheckt heb: jij toch ook? Ik zou dat heel erg gevonden hebben, wanneer die optie er niet was. De liefde die ouders voor hun kinderen voelen, dat is iets om jaloers op te zijn. Ik wil dat ook meemaken, dat gevoel. Alle respect voor wie dat niet wil, dat begrijp ik ook hoor. Je kan dan misschien een extra huis zetten met het geld dat je uitspaart. Maar ik zelf zou dan op mijn vijftigste wel denken: dju. Ze zeggen dat dat het allergrootste is in het leven, en dat zou ik dan niet hebben meegemaakt?
“Nu, mogelijk ben ik ook helemaal gebrainwasht door iedereen die zo lyrisch is over hoe het je leven op zijn kop zet. Misschien is de slotsom vooral: ik wil meedoen met de hype.” (lacht)
Naar het schijnt heb jij effectief last van fomo, de befaamde fear of missing out.
“O ja, massa’s. Lastig hoor, altijd overal bij moeten zijn. De lockdown voelde voor mij in het begin echt als een rare droom. Intussen ben ik eraan gewoon en vinden Lize en ik van alles om ons mee te amuseren, maar het is een pak leger dan mijn normale leven. De zomer zal dat ook zijn: normaal gaan we naar alle festivals. Dat valt nu ook weg. Maar er gaat massa’s te doen zijn, toch? Dan gaan we gewoon bij mensen thuis, of tot drie uur ’s nachts aan de Schelde zitten. Ik kijk er nu al naar uit.”
Ik ben even afgeleid door je tatoeage. Zie ik nu de kaart van België op je pols staan?
“Cool hè? Op de andere staat die van Burundi. Wit en zwart, mijn mama en mijn papa.
“Mijn ouders hebben elkaar leren kennen in Rwanda. Mijn moeder was vroedvrouw en was vanuit Zele naar daar vertrokken om te werken, samen met mijn zus, die geboren is uit een eerdere relatie. Mijn vader is Burundees, maar werkte net over de grens in Butare als dokter in hetzelfde ziekenhuis. Drie maanden nadat ik geboren ben, is mijn moeder met ons vertrokken. De oorlog zat eraan te komen. Mijn vader bleef achter, want hij had de juiste papieren niet om mee te komen. Door wat er daarna gebeurd is (op 7 april 1994 begon de Rwandese genocide, waarbij naar schatting tussen de 500.000 en 1 miljoen doden vielen, red.), zijn ze elkaar tien jaar lang uit het oog verloren. Ze hebben allebei contact proberen zoeken, maar dat is niet gelukt. Tot er dan toch op een dag een brief bij ons toekwam van mijn vader, via het Rode Kruis. Een tijdje later is hij naar hier gekomen.”
Hoe oud was je dan wanneer je je vader voor het eerst zag?
“Een jaar of twaalf. Ik wist natuurlijk al wie hij was, ik had foto’s gezien en mijn moeder had altijd wel over hem verteld. Voordat hij naar hier kwam, had ik hem ook al wel een aantal keer aan de telefoon gehad.”
Dat moet toch ontzettend vreemd geweest zijn?
“Mensen zeggen dat altijd, maar dat was het eigenlijk helemaal niet. Ons mama en papa zijn dan getrouwd. Ik zeg ‘ons’, want mijn biologische vader is ook voor mijn zus haar vader. Hij heeft haar zelfs geadopteerd. Toen ze vroegen of ik zijn naam wou overnemen, heb ik meteen ja gezegd. Tot mijn dertiende heette ik Schepens, net zoals mijn moeder en mijn zus, maar ik vond het precies wel logisch dat ik de naam van mijn vader zou dragen voortaan. Dat klopte. Mijn ouders zijn vandaag ook nog altijd samen. Schoon verhaal, hè? Een film waard, zeg ik.”
Je mama klinkt als een zeer bijzondere vrouw.
(enthousiast) “Ons ma! Wees maar zeker. Met een klein kind naar Rwanda vertrekken. Er was niet eens internet, dus ze kon niet even vooraf opzoeken hoe het daar was. Nu leeft ze heel rustig in Zele, werkt ze voor de vakbond en zorgt ze voor haar kleinkinderen. Maar de eerste 35 jaar van haar leven moeten heel wild geweest zijn, zeker die periode in Afrika.”
Lijk jij op haar?
“Zeker. Ik wil ook heel veel meemaken: onverwacht op nieuwe plekken belanden, mensen ontmoeten, dat vind ik echt fantastisch. Maar mijn moeder is toch nog een klasse apart. Blind naar de jungle vertrekken, dat zou ik nooit doen. Zo avontuurlijk ben ik zeker niet.
“Ik ben zelf nog nooit in Rwanda of Burundi geweest. Ook dat vindt iedereen raar. Ik heb die behoefte niet keihard. Ik ben ook gewoon van hier, ik voel me niet Burundees. Een echte bounty, ben ik: bruin vanbuiten, blank vanbinnen. Mijn zwarte vrienden op het voetbal lachten daar altijd mee.”
Is jouw afkomst ooit een punt geweest voor jou?
“Nee. Ik mag echt mijn beide pollekes kussen. De weinige keren dat ik racisme heb meegemaakt, kan ik me nog steeds haarscherp herinneren. Dat toont al aan wat voor een impact dat op je heeft. Ik was nog een kind toen een idioot zomaar, zonder aanleiding, ‘vuile zwarte’ naar mij riep. Dat was een heel vies gevoel. Maar verder zou ik echt al eens goed moeten nadenken.
“Ik krijg wel regelmatig mails van organisaties die mij zien als een rolmodel voor bruine mensen of allochtonen in België. Ik voel me dan al bijna schuldig. Dat mensen die veel meer met discriminatie in contact komen mij zien als hun uithangbord. Dat ze me aanmoedigen van: “Go, toon het maar eens aan al die racisten!” Terwijl ik me echt geen pionier voel. Ik ben geen Martin Luther King, hè. Het voelt alsof ik vals gespeeld heb. Ik ben niet anderstalig, ik ben gewoon even Vlaams als mijn beste maten die gewoon blank zijn.”
Dat zijn veel jongeren met migratieroots. En toch werd er op sociale media heel enthousiast gereageerd toen jij sportanker werd. “Eindelijk iemand om ons aan te spiegelen”, klonk het.
“Oké, dat is dan super. Maar ik wil daar echt geen schouderklopjes voor, want ik heb niet het gevoel dat ik iets speciaals gedaan heb. Ik wilde gewoon een supercoole job en dat is me gelukt. Ras is daarbij nooit, maar echt nóóit een thema geweest. Als een zwarte jongen nu naar het journaal kijkt en denkt: dat wil ook, wel: het kàn dus gewoon. Denk jij dat mensen nog zouden opkijken als er een zwart nieuwsanker komt?”
Ja.
(zucht) “In bepaalde hoeken misschien. Ik mag echt hopen van niet. Maar goed, ik weet dat ik in een bevoorrechte positie zit. Het leven is wellicht anders als bruine jongen in een fabriek. Het is zoals Tom De Cock (MNM-presentator, getrouwd met een man, red.) vaak zegt: wij zijn de lucky few, dat moet je altijd onthouden. De media, dat is niet de echte wereld. Maar ik ben wel hoopvol, zeker over mijn generatie. Ik geloof echt in die warmere samenleving.”
De fotograaf arriveert en Nzeyimana begint wat te schuifelen op het bankje waar hij de afgelopen twee uur nochtans bijzonder ontspannen zat. Praten, dat doet hij met heel veel plezier en alle gemak van de wereld. Poseren, daarvoor heeft hij ietsje meer schroom. “We gaan toch wel waar niet te veel andere mensen zijn, hè? Anders wordt het awkward.”
Het mag verbazen voor wie zijn Instagram-pagina al eens bekeken heeft. Die bulkt van de foto’s waarop Nzeyimana samen met Feryn poseert als een volleerd model. Van enige cameravrees is daar hoegenaamd niets te merken.
Wat ook opvalt: het zijn erg mooie foto’s, maar jullie lachen ook graag met jullie zelf.
“Ik ben blij dat je dat zegt. Jezelf kunnen relativeren, ik vind dat heel belangrijk. Dat besefte ik al redelijk vroeg: mensen die zichzelf kunnen relativeren, zijn zoveel cooler. Ik heb mezelf daarom altijd ingeprent: Aster, zo moet je zijn. Positieve mensen zijn ook veel leuker dan negatieve, dus daarom wilde ik ook per se positief zijn.”
Het is een pose?
“Ondertussen is het gewoon wie ik ben. Maar ik heb daar wel echt op gelet, ja. Het is zo niet cool om te denken dat je God op aarde bent. Ik kan daar ook echt niet mee om, mensen die zichzelf heel wat vinden.”
Die moet je in de media toch wel eens tegenkomen?
(lacht) “O ja, die zijn er. Ik noem geen namen.”
Is er dan helemaal niets waar jij van wakker ligt?
“Nee. Ik ben totaal geen piekeraar. Ik ben ook bijna nooit boos. De enige keren dat ik boos ben, is wanneer Lize boos is op mij. Omdat ik weer eens onwaarschijnlijk traag ben, bijvoorbeeld. Daar probeer ik dan ook op te letten. Serieus, waar zou ik van wakker moeten liggen? Ik ben toch gewoon de laatste om niet gelukkig te zijn?
“Natuurlijk heb ik ook wel eens dagen die kut zijn, of steekt die lockdown me soms dik tegen. Maar je hebt het toch zelf in de hand hoezeer je dat aan je hart laat komen? Nu, voor mensen met echte problemen, voor wie een depressie heeft, is dat allemaal zo simpel niet. Maar ik heb een coole job, een geweldig lief, vrienden en familie. Zotter hoeft dat toch allemaal niet te zijn? Gewoon, alles op het gemak.
(lacht luid) “Ik zeg het toch, ik ben écht de modale Vlaming.”