Filmrecensie
‘Sonic the Hedgehog': entertainend als een gebroken joystick ★☆☆☆☆
Na Super Mario Bros (de onvergetelijk belabberde verfilming van de bekende Nintendo-games, uit 1993) heeft nu ook Sonic the Hedgehog zijn eigen filmdebacle beet.
Het publiek had al een paar maanden langer op Sonic the Hedgehog moeten wachten dan de bedoeling was: in de originele aankondigingstrailer eind vorig jaar zag de pluizige protagonist er zo creepy uit dat fans er zich luid over roerden, en het project letterlijk terug naar de tekentafel ging. Nu de film eindelijk in de zalen landt, moet gezegd dat die extra productietijd het animatiewerk goed heeft gedaan: het nieuwe design van de hoofdfiguur, dat meer in lijn ligt met hoe hij eruitziet in de videogames, ‘klopt’ wat meer. Maar Sonic the Hedgehog heeft nog heel wat andere problemen die duidelijk niét werden aangepakt.
Ondergetekende recenseert - schoolkrantjes meegeteld - al zo’n vijfendertig jaar videogames, en kan u één ding vertellen over Sonic: de figuur is eerder een voetnoot dan een hoofdstuk in de geschiedenis van het medium. Na de drie eerste games (1991-1994) was het vet al van de soep. Waarom in 2020 dus nog een film nodig was? Geen idee. Sonic the Hedgehog is ook eerder de verfilming van een Excel-bestand met financiële projecties dan een videogame-adaptatie: de prent straalt een ranzig commercieel cynisme uit, verscholen achter nineties-nostalgie.
Op het scherm ontrolt zich een opeenvolging van halfbakken witzen, die worden achternageracet door het vol onzinnige wendingen gestouwde scenario. Dat bestaat in essentie uit een lange trektocht van een dorpje in Montana, waar Blauwtje vrienden wordt met de plaatselijke sheriff (James Marsden), naar San Francisco, terwijl de twee worden achternagezeten door de vileine Dr. Robotnik (Jim Carrey, in hoogst irritante Cable Guy-modus) en diens geavanceerde drones. Het is een supersonische rit naar nergens, met personages die gewoon op bepaalde plaatsen moeten zijn omdat daar de volgende suffe grap klaarligt.
Sonic the Hedgehog is een plaatsvervangende schaamte oproepend rommeltje, dat af te raden valt voor iedereen boven de leeftijd van pakweg acht jaar. En dan nog: de enige keer dat ik de jongste van het gezin enkele rijen achter me in de bioscoopzaal hoorde schateren, was toen het hoofdpersonage een knallende scheet liet. Zo vat u meteen hoe diep de wanhoop bij de mensen achter dit onding moet hebben gezeten.
Vanaf 19/2 in de bioscoop.