MuziekUitgezongen
Song ontrafeld: waar lígt die ‘Love Shack’ toch in godsnaam?
‘The Love Shack is a little old place where we can get together’, zo krijsten in 1989 fans met The B-52’s mee. Mooi, maar maar bevíndt dat liefdesnestje zich in vredesnaam?
If you see a faded sign at the side of the road that says / Fifteen miles to the love shack! Love shack yeah!’, zo klonk het meer dan dertig jaar geleden in de intro van ‘Love Shack’, een onwaarschijnlijke comebackhit voor The B-52’s na de dood van hun gitarist Ricky Wilson, die in 1985 op 32-jarige leeftijd aan aids overleed. Niemand verwachtte dat The B-52’s daarna nog hits zouden scoren. De band had koddige noveltyliedjes op zijn conto zoals ‘Rock Lobster’, dat slim newwave en surfrock versmolt. Maar ‘Love Shack’ sloeg alles.
Een opzwepend soulnummer over een smoezelige partykeet waar excentrieke mensen samenkomen om het leven te vieren? Ergens ‘down the Atlanta highway’? In de legendarische videoclip zien we de vier groepsleden in een Amerikaanse cabrio onderweg naar het feesthol waar even later een dolle danspartij losbreekt. ‘I got me a car, it’s as big as a whale / And we’re headin’ on down to the love shack’, zingt frontman Fred Schneider achter het stuur, ‘I got me a Chrysler, it seats about twenty / So hurry up and bring your jukebox money.’
Zo’n liefdesnest willen wij ook wel, dachten de fans in die tijd. Maar waar moesten zij dan heen? Ergens in een veld, zo bleek. ‘Well it’s set way back in the middle of a field / Just a funky old shack and I gotta get back’, zongen de zangeressen Cindy Wilson en Kate Pierson. Het liedje ging alleszins niet over het kleurrijke hutje waar de videoclip werd opgenomen: dat was het atelier van twee keramisten, Scott Walker en Phillip Maberry, ondergebracht in een schattig sprookjeshuisje met een dak in schaakbordmotief, gelegen in de Catskill Mountains nabij New York.
De inspiratie voor ‘Love Shack’ vonden The B-52’s bij de danstent in de Steven Spielberg-film The Color Purple die zich afspeelt in het Georgia van 1909. In dat soort illegale keten konden Afro-Amerikanen zich aan het begin van de 20ste eeuw uitleven, want in de witte clubs mochten ze niet binnen. Het concept zat de in gospel gemarineerde pop van ‘Love Shack’ als gegoten. Die verklaring klopt slechts ten dele, zo zei Cindy Wilson het ooit in Songfacts, maar “als je aan het jammen bent, roept iedereen zijn eigen beeld op van waar een liedje over zou kunnen gaan”. In het geval van Wilson en Schneider zat The Hawaiian Ha-Le in hun achterhoofd, een gammele keet in Athens die zowaar een populaire discoclub herbergde, alwaar de groepsleden weleens de zinnen verzetten.
Hoezeer ‘Love Shack’ aan de groepsleden vastkleefde, bleek in 2019 toen de zangeres Kate Pierson de makers van het Nederlandse televisieprogramma Top 2000 à Gogo rondleidde in haar eigen liefdesnestje, een gerenoveerde houten lodge waar zij en haar vrouw een bed & breakfast uitbaten. Daarin legde ze handig de link naar ‘Love Shack’. “In het liedje dromen we van een keet ergens op het platteland waar iedereen binnen mag om te dansen, te flirten, te zweten, sexy te zijn en plezier te maken.”
En dan is er de legendarische break van het nummer waarin Cindy Wilson plots “Tin roof rusted!” roept. De ferventsten der rock-’n-roddelaars beweerden jarenlang dat dat zoveel zou betekenen als “ik ben zwanger!” Maar van die interpretatie hebben ze in Georgia nog nooit gehoord, ook niet bij The B-52’s.
“Wat een onzin! Het gaat simpelweg over de daken van de aftandse huizen in Georgia”, aldus Pierson. “Je huurde er een krot voor 15 dollar per maand en die hadden steevast een tinnen dak. Wat verwacht je anders voor die prijs?”