Filmrecensie
Sequel ‘Avatar: The Way of Water’ is een emotioneel verpletterend scifi-spektakel ★★★★☆
In zijn tweede trip naar wondermaan Pandora, liefst dertien jaar na de eerste, toont regisseur James Cameron wat meer ontzag voor het complexe leven dat hij er zelf heeft geschapen. De deur staat ook al wagenwijd open voor een cyclus van nóg drie vervolgdelen, waarvan het laatste in 2028 landt.
In februari 2010, nauwelijks drie maanden nadat Avatar in ’s werelds bioscoopzalen was verschenen, bracht regisseur James Cameron de ploeg rond zijn scifi-epos samen in een hotel in het Californische Santa Barbara om de toekomst van zijn vertelling te bespreken. Na de samenkomst tikte hij de inzichten neer in een document van meer dan vijftienhonderd A4’tjes. Daar liet hij vervolgens een team van scenaristen op los, om de ideeën en verhaallijnen uit te werken tot de scripts van een reeks sequels. “Voordat ik aan de eerste sequel kon beginnen, moesten alle vier die films op papier staan”, zei Cameron. “Zo kon de volledige productie ook economisch efficiënt worden gemaakt.”
Verrassende rentrees
Het eerste resultaat van die oefening, Avatar: The Way of Water, komt woensdag in de cinemazalen. De sequel brengt Sam Worthington en Zoe Saldaña terug als het koppel Jake Sully en Neytiri, twee leden van het blauwe, katachtige, gemiddeld 2,75 meter lange Na’vi-volk dat in diepe harmonie met de natuur van Pandora leeft, de met een wonderlijk ongerepte natuur gezegende maan in een baan rond de gasplaneet Polyphemus. Ondertussen zijn ze ook fiere ouders met een kroost van vier, en is Jake – ooit nog een Aardmens geweest – leider van hun stam geworden.
Maar ineens kondigen de Luchtmensen (wij dus) hun rampspoedige terugkeer aan, met meer destructie, betere technologie, en hun oog op volledige kolonisatie. Omdat een eliteploeg van menselijke krijgers vooral naar Jake op zoek is, moeten de Sully’s ineens asiel zoeken bij de Metkayina, een Na’vi-ras dat in dezelfde eenparigheid met het leven in de oceanen leeft als zij met dat van het regenwoud.
Dat nieuwe maritieme decor brengt ook nieuwe personages op het toneel. Zoals Metkayina-clanleiders Ronal (Kate Winslet) en Tonowari (Cliff Curtis). Wie verder hun verrassende rentree maken zijn Stephen Lang (als de grote baddie kolonel Quaritch) en Sigourney Weaver (als wetenschapper Grace Augustine), die - hoewel hun beider personages echt wel hartstikke dood gingen in Avatar - op een bijzondere manier weer in het verhaal van deze sequel werden gebracht.
Diepere lagen
Avatar (2009) was een visionair scifi-epos dat zijn interessantere thema’s – over een ecologie zo complex dat ze intelligent is, bijvoorbeeld - helaas wat te diep verborgen hield onder een eenvoudig moraallesje. Nog erger was dat die prent tijdens zijn laatste uur afgleed naar een bespottelijke orgie van vernieling. Alsof Cameron een prachtig gedetailleerd, levend poppenhuis had gebouwd om het vervolgens zelf met een hakbijl aan barrels te slaan.
The Way of Water is minder Dances with Smurfs, en meer zijn eigen ding, maar is evengoed niet arm aan uitbarstingen van vuur en staal. Het verschil is echter dat die deze keer beter in balans zijn met de scènes waarin drama en schoonheid de boventoon voeren. Nog meer dan de eerste film is deze ook een emotioneel verpletterend scifi-spektakel, met een knallend slot dat deze keer níét compleet van de rails gaat. Bovendien proberen Cameron en zijn scenaristen deze keer een paar iets diepere filosofische en religieuze lagen te raken.
Niet té diep, want het blijft natuurlijk James Cameron. Ook zijn twee Terminator-films (1984 en 1991), Aliens (1986), The Abyss (1989), True Lies (1994) en Titanic (1997) gingen natuurlijk wel ergens over, maar thematisch verheffend konden ze moeilijk worden genoemd: het bleef telkens bij één of een handvol Grote Thema’s – zoals ‘familie’ in The Way of Water - die onder de waterlijn van de vaardig geconstrueerde blockbusters bleef. “Jim maakt genrefilms met thema’s die wat groter zijn dan hun genre”, vat Camerons vaste producer Jon Landau het samen.
Magnum opus
Binnen dat oeuvre van slimme formulefilms is de Avatar-reeks inmiddels wel iets van een levenswerk geworden voor Cameron, die al sinds 1994 een synopsis op papier had staan voor de eerste film. Waarom die dan dertien jaar later pas kwam? Omdat de technologie die nodig zou zijn om die visie naar het scherm te brengen nog niet bestond. Performance capture-tech - het capteren en digitaliseren van de bewegingen en mimiek van de acteurs, zodat ze in een geloofwaardig blauw wezen konden veranderen - was nog niet mogelijk met de rekenkracht van de nineties.
En een van de redenen waarom er wéér dertien jaar tussen dat origineel en deze sequel zat, is dat Cameron de performance capture deze keer ook onder water wilde doen, in speciaal daarvoor gebouwde tanks. Een ander resultaat van die tweede lange incubatietijd is de virtuele camera, waarmee Cameron deze keer bij iedere gecapteerde scène het camerastandpunt nog kon bijstellen vanuit ieder punt in de ruimte. Innovaties die alweer hun tijd nodig hadden.
De andere Avatar-delen komen in ieder geval iets sneller: in 2024 wordt de volgende al verwacht, in 2026 de vierde, en het slotdeel staat geagendeerd voor 2028. Tegen dan zal Cameron 74 zijn, wat nog relatief jong is voor een Hollywood-regisseur (Sidney Lumet en Clint Eastwood maakten een paar van hun beste films nog na hun tachtigste), maar hijzelf laat er geen twijfel over bestaan dat hij de Avatar-saga als zijn magnum opus beschouwt: “Filmisch is er niets meer dat ik niet verteld zal hebben over deze vier films heen.”
Avatar: The Way of Water komt woensdag in de cinemazalen.