AchtergrondExpo
Schrijver Stijn Streuvels was ook een bevlogen fotograaf: zo ‘prulde’ hij met de camera
In het Antwerpse Letterenhuis kunt u onvermoed op expeditie door het volumineuze fotoarchief van Stijn Streuvels, 150 jaar geleden geboren. De naturalistische schrijver, bij leven al een legende, was verzot op ‘klooien’ en ‘prullen’ met de camera.
‘Oogen die kijken’, zo verwelkomt de Streuvels-expo de bezoeker. De peilende, alziende blik van de schrijver van De Vlasschaard (1907) en De teleurgang van de waterhoek (1927) lijkt de bezoeker haast te omsingelen in het Letterenhuis. Ogen die dwingen, ogen die priemen.
Enigszins verrassend paste de Antwerpse archiefinstelling voor een meer traditionele oeuvrebenadering met manuscripten of schrijversparafernalia om Stijn Streuvels’ 150ste geboortedag te vieren. Tja, wie neemt de schrijver met zijn weerbarstige maar zintuiglijke West-Vlaamse kunsttaal en knoestige thema’s nog spontaan ter hand? Daarom koos de archiefinstelling voor een forse duik in het omvangrijke fotoarsenaal van de ooit zo gekoesterde auteur, hengelend naar een nieuw publiek. Om een onder de radar gebleven aspect van Streuvels (1871-1969) te tonen: de ‘speelvogel’.
Kenners wisten natuurlijk van zijn fotografische passie: Herman de Coninck schreef er ooit over in het Nieuw Wereldtijdschrift. Maar nu navigeerden curatoren Arne de Winde en Lieven Van Speybrouck zich doorheen ruim 5.000 foto’s waarin Streuvels zijn wijde omgeving – “in steeds groter wordende concentrische cirkels” – op de gevoelige plaat vastlegde. “Een herinneringsarchief dat zijn leefwereld documenteert” met “materiaal dat meer dan een halve eeuw bestrijkt”.
Streuvels’ documentatiedrang was onstuitbaar terwijl het plezier van het ‘plaatjes schieten’ er vanaf spat. Bijna dagelijks was hij ermee in de weer. In de eerste ruimte met reproducties (helaas geen originelen, wegens te fragiel) wordt u via houten staketsels kriskras door zijn picturaal universum geloodst, soms in ongewone constellaties. Streuvels vertrok van alledaagse taferelen: zijn vrouw Alida, dochters Paula en Ida, poppen aan het raam, katten in de tuin, processies, bonkige boerenkoppen of de Avelgemse steenbakkers. Soms stralen de foto’s iets bucolisch uit, dan weer zijn ze strakker. Toch is er regelmatig een relativerende noot, zeker als hij met schrijvende collega’s op zwier is. Dan weer experimenteert hij met perspectieven, wat evengoed faliekant afloopt. De gedoemde zwaarmoedigheid van zijn taal is hier ver weg. Meermaals fungeert zijn zelfgebouwde Ingooigemse woning Het Lijsternest als uitkijkpost en arendsnest naar de ‘omstaande dingen’, zoals hij het noemde, waarbij hij zijn etnografische, bijna sociologisch getinte blik verdiepte. Enige repetitiviteit is de collectie niet vreemd: hij nam bijna obsessief dezelfde plaatsen en onderwerpen in het vizier. Volgens de curatoren maken zijn “snapshots van de dagelijksheid” hem wél hedendaags, ja zelfs bijna Instagramwaardig.
Streuvels was ronduit fetisjistisch inzake zijn apparatuur én het inventariseren van zijn fotomateriaal. Uiterst zorgzaam bewaarde hij glasplaten in doosjes met thematische labels, of kleinbeeldfilms in kartonnen en metalen rolletjes. Al vanaf 1900 beschikt hij over een eigen camera. Voor zijn verhalenbundel Lenteleven (1899) liet hij zich 125 francs vergoeden, piekfijn berekend om zijn eerste toestel aan te schaffen. In 1932 was Streuvels er als de kippen bij om een Leica te bemachtigen. Die ligt op de expo aandoenlijk te blinken, samen met zijn gepersonaliseerde hoes.
Veel ruimte krijgt in een projectie de befaamde Middellandse Zee- en Palestinareis die Streuvels in 1935 ondernam met schrijvers als Anton Coolen en Camille Melloy. Onderweg ratelde zijn sluiterknop voortdurend, zowel aangetrokken als op zijn hoede voor het exotische. Maar de voormalige bakkersgast brak wél uit zijn provinciale cocon en blijkt verrassend ruimdenkend en universeel.
Trad Streuvels daarmee in de voetsporen van pakweg Alfred Stieglitz, Ansell Adams of Henri Cartier-Bresson? Dat is overdreven. De foto’s van de bij leven al tot legende gebombardeerde schrijver zijn niet los te koppelen van zijn oeuvre. Het waren kraamkamers voor zijn schrijfwerk: de makers belichten dat overigens subtiel met fragmenten uit het autobiografische drieluik Ingooigem. Vooral was hij vervuld van de “drang om het verleden vast te houden, niet in de vergetelheid te laten vallen”, vanuit een groot vergankelijkheidsbesef. Streuvels fotografeerde doortastend en altijd nieuwsgierig. Maar ook charmant en schalks, steeds zijn omgeving in hun waarde latend, met een zekere tederheid. Al durfde hij weleens grappen uit te halen. Inspireerde zijn Franse collega-naturalist Emile Zola (1840-1902) hem, die ook het fotografiemedium omarmde? Fotograaf Stephan Vanfleteren schrijft in de fraaie catalogus dat “Streuvels een ijdeltuit, een prutser en een amateur” was. “En dat maakt hem juist zo interessant.” Onbedoeld raakte hij “met zijn tentakels licht en onbedoeld andere iconische foto’s aan”, van bijvoorbeeld August Sander, Walker Evans of Lewis C. Hine, aldus Vanfleteren.
Streuvels was vooral “iemand die durfde te klooien en te prullen”, vinden de curatoren. Geregeld legde hij het harnas van ernstige, pompeuze schrijver af. In het sluitstuk en orgelpunt van de expo stuit je daarom op zowel frivolere als klassiekere (zelf)portretten van Streuvels, met het bekende (komische) beeld op de fiets of ergens verscholen in een boom. Toch imponeert zijn markante robuuste kop met ‘veegborstelsnor’ nog steeds. Streuvels worstelde ermee: “Van jongsaf aan (…) heb ik altijd weerzien gevoeld voor mijn fysieke voorkomen. (…) Spiegels kan ik niet uitstaan. (….) Het merendeel van mijn portretten, die anderen goed vinden, komen mij hatelijk voor.” Maar “een bakkes trekken, een zotte sprong doen”? Dat moest altijd blijven kunnen.
Expo: ‘Oogen die kijken. Een blik in het fotografisch archief van Stijn Streuvels.’ Letterenhuis, Antwerpen, nog tot 31 december 2021. Meer info: letterenhuis.be. De Catalogus Stijn Streuvels. Fotografisch werk verscheen bij Hannibal Books, Veurne, 208 p., 45 euro.