Interview
Schrijfster Jannah Loontjens: "Opgroeien in het bos vormt je"
Jannah Loontjens groeide op als hippiekind, studeerde filosofie bij Derrida en kwam ooit aan de bak als gogo-danser. Met zo'n achtergrond kan het haast niet anders of haar werk ademt frisheid en originaliteit. Ook haar kersverse vierde roman is een snedige reflectie op onze tijd.
`Wees een subtiele anarchist', laat de Nederlandse schrijfster en filosofe Jannah Loontjens (44) een van haar personages zeggen in Wie weet, haar nieuwe roman. Een subtiele anarchist vinden wij ook Loontjens zelf - lees er haar eerder verschenen, autobiografische en erg prikkelende essay Roaring Nineties (Ambo/Anthos, 2016) maar op na.
Daarin spiegelt ze de jaren negentig, een tijd van multicultureel geloof, van goede moed en optimisme, van vóór 9/11 en vóór de smartphonegekte, aan het huidige tijdvak. Ze maakt tastbaar hoe anders het leven en samenleven zijn geworden.
Loontjens bracht haar kindertijd door in een Scandinavische hippiegemeenschap, woonde met haar moeder in een Haags kraakpand, studeerde in New York bij de Franse denker Jacques Derrida en was ook even gogo-danser in het nachtleven.
De auteur, die in 2002 debuteerde als dichteres, maar die met Wie weet inmiddels aan haar vierde roman toe is, heeft een pittige, originele en tot nadenken aanzettende pen. Ze besteedt grote aandacht aan evenwicht en vorm en verbindt met veel zin voor humor eenvoud en complexiteit.
Wie weet is wat Loontjens een momentopname noemt, een slice of life - 24 uur in het leven van een diverse groep hedendaagse Amsterdammers. Het spanningsveld omhelst mensen met en zonder migratiewortels, mannen en vrouwen, jongeren en ouderen, bemiddeld en minder bemiddeld, links en rechts, homo en hetero. De erg 'verknipte' familie Fontein, zoals Loontjens het zo prettig verwoordt, is samen met het handvol individuen eromheen een afspiegeling van de samenleving op zich.
De auteur laat haar personages ook spreken op dagen die werkelijk bestaan hebben, 7 en 8 januari 2015. U herinnert zich: de aanslag op het satirische blad Charlie Hebdo in Parijs en de betoging die 's anderendaags ook in de Nederlandse hoofdstad 18.000 mensen op de been bracht.
"Het boek gaat natuurlijk niet over Charlie Hebdo", zegt Loontjens in een Amsterdams gelag. "Dat gegeven dient vooral als achtergrond om onze angst voor terrorisme en migranten te beschrijven. Ik wilde een roman schrijven over het voelbare ongemak in de multiculturele samenleving. Maar ik wilde ook laten zien hoe we intussen toch maar mooi samenblijven."
Toen de auteur aan het boek begon, had ze 'perspectieven' als werktitel. Loontjens wilde heel verschillende gezichtspunten op één gebeurtenis in beeld brengen, niet dat van dit of dat hoofdpersonage.
"Er zitten zo veel afkomsten, leeftijden, geaardheden en politieke voorkeuren in de samenleving. Ik wilde het hele palet laten spreken. Het had iets van een balanceer-act, of van een fotocollage: kijken wie precies waar aan het woord was en of de dingen pasten. Maar ik heb er wel enorm veel plezier aan beleefd."
Er is niets autobiografisch aan het verhaal, zegt Loontjens. Nochtans, wie haar persoonlijke verhaal gelezen heeft en haar ontmoet heeft, komt gauw genoeg in de verleiding de auteur te herkennen in Manon Delvaux, de spil om wie het verhaal draait.
Net zoals Delvaux is Jannah Loontjens een blanke vrouw met een tienerdochter die aan de universiteit heeft gedoceerd. Ook zij, Loontjens, lijkt de werkelijkheid behoedzaam en vragend te benaderen. Moet haar Manon naar de Charlie-betoging, of net niet? Engageert ze zich samen met haar studenten tegen de bezuinigingen, of toch maar niet? Ze wikt, ze weegt.
"Het gekke is dat in mijn vorige roman óók iedereen dacht dat ik het hoofdpersonage was", lacht de auteur. "Maar eigenlijk zit er evenveel van mezelf in Manons partner Mohammed en in Philip (de homoseksuele broer van Manons ex Paul, LD). Of in andere personages, in Manons vriendin Tasmina bijvoorbeeld, in haar studente Besma ook. Maar dat ik Manon zou zijn? Aan de oppervlakte misschien, al zie ik het zelf eigenlijk helemaal zo niet. Trouwens, ik heb niet alleen een dochter, zoals Manon, maar ook een zoon."
Manon is een slimme academica met een wat aristocratische flair. Haar jeugd was ongelukkig, en als gevolg van de heersende massahysterie is ook zij bang. Met Paul, een vermogend alfamannetje, heeft Manon Liv gekregen, haar aan WhatsApp verslingerde dochter. Tussen Manon en Paul is er nooit echt liefde geweest, maar de twee blijven met elkaar omgaan als ouders van het kind.
Aanvangen doet Jannah Loontjens haar verhaal met een chic diner in Pauls grachtenwoning. Ook grootvader Bertrand is aanwezig, net als Justus, een docent die in zijn vrije tijd pornografische tekeningen maakt, graag met zijn studenten - man of vrouw - in bed duikt en, zoals de auteur zegt, 'in iedere mens een seksueel object ziet'. In Parijs zijn net de aanslagen gebeurd, ten huize Paul leiden drank en grootspraak tot heibel. Hijzelf en broertje Philip gaan met elkaar op de vuist - maar meer verklappen we niet.
U bent in Denemarken geboren. Het eerste hoofdstuk van Wie weet heeft een hoog Festen-gehalte, naar de film van de Deense regisseur Thomas Vinterberg. Is er een verband?
"Ik had Festen niet in gedachten toen ik mijn werk schreef. Maar het klopt wel dat ik me in die Scandinavische sfeer thuis voel. Er bestaat een typisch Deens gevoel voor drama, en dat zie je in de Deense film maar ook in een reeks als Borgen. Hoe een sociaal drama thuis doorwerkt in je baan, je relaties en je vriendenkring. Broers die met elkaar vechten, ook dat zie je in Festen."
Uw roman is uiterst veelzijdig. Hij is grootstedelijk, en toch vinden we, zeker bij Philip, de hang naar de natuur terug die ons ook in Roaring Nineties zo trof - de Zweedse bossen waar u opgroeide.
"Klopt, en mijn volgende roman wil ik ook deels in Zweden situeren, omdat het toch wel in me zit. Opgroeien in het bos, zonder elektriciteit of stromend water, dat vormt je. Altijd als ik er terugkeer, kom ik tot rust.
"Het idee voor Philip, die parkwachter is, is ontstaan doordat ik bij een park woon, zo'n park waar 's morgens de hekken opengaan en 's avonds weer gesloten worden. Daar zat ik altijd over te fantaseren: wie zou dat doen, elke dag dat hekje openen en sluiten, op van die rare tijden, 's zomers heel vroeg in de ochtend en heel laat in de avond? Ik hoorde toen dat het altijd één iemand is. Alsof het park je kind is, dat je wakker maakt en weer in bed stopt.
"Zo'n zachtaardig personage wilde ik wel in mijn boek. Iemand die gewoon lief is, sympathiek en relatief gelukkig. Philip dus, die van de natuur houdt, een fijne relatie heeft met Kim en met Kasim begaan is, een dakloze."
Charlie Hebdo zorgt voor zenuwen, maar toch proberen uw personages uit hun isolement te breken. Ze blijven er al bij al rustig bij, de ondertoon blijft in zeker opzicht stoïcijns.
"Wat ik in deze roman heel duidelijk wilde laten zien, is dat deze mensen weliswaar samenleven, maar elkaar niet altijd begrijpen, elkaar nooit helemaal kunnen bereiken. Manon houdt van Mohammed, maar kan nooit helemaal aanvoelen wat het betekent om het kind van migranten te zijn. Het zijn thema's die heel aanwezig zijn in onze tijd, maar het is ook iets van alle tijden: als individu kunnen we de ander nooit totaal begrijpen.
"Maar wat ik vooral wilde laten zien is dat mensen er ondanks hun verschillen toch in slagen het goed te hebben samen. De samenleving is een rommeltje, maar binnen dat rommeltje gaat het ondanks alles goed. Dat blijkt ook uit de peilingen naar hoe gelukkig mensen zich voelen. Het is het optimisme dat ik ook in de titel wilde krijgen: wie weet... Iedereen denkt dat het fout afloopt, maar wie weet wordt het allemaal wel beter?"
De meesten van uw personages zijn artistiek of intellectueel. Zouden ook volksere karakters hun gevoel voor maakbaarheid delen?
"Misschien is het aan de volksere kant van de samenleving een ander verhaal, dat kan. Maar mijn personages komen zeker niet allemaal uit de meest gegoede families. Ook de rijke Paul, die zichzelf overschreeuwt maar onzeker is, komt uit de Jordaan en groeide op in Almere. Ik wou geen rechtse karikatuur van hem neerzetten, maar ik wou ook niet dat al mijn personages linkse intellectuelen waren, zoals mijn vriendenkring. Hoe dan ook zie je hoe die diverse maatschappelijke lagen steeds vaker door elkaar gaan lopen."
Nostalgisch conservatief, gedesillusioneerd links, pragmatisch liberaal of postideologisch 'verknipt', om dat woord van u nog even te gebruiken: hoe zou u de politieke onderstroom in onze samenleving omschrijven?
"Ik denk dat er gewoon heel veel onderstromen zijn. En dat het zelden duidelijk is wie bij welke onderstroom hoort. Dat mensen deel uitmaken van drie of vier onderstromen tegelijkertijd, afhankelijk van de vrienden met wie ze toevallig in een hoek zitten, met wie ze sentimenten delen die aangewakkerd worden op de sociale media.
"Maar die sentimenten gaan ook gauw genoeg weer liggen, ze hebben hetzelfde gewicht niet meer. Vluchtigheid is misschien wel het meest kenmerkende element van onze tijd, het grootste probleem ook, want het verklaart waarom mensen weer verankering zoeken en naar een heldere identiteit op zoek gaan. Volkeren willen weer volk zijn, wat je bij het nationalisme ziet, maar mannen ook weer man."
De winterzon prikt. Op de achtergrond, bij de bar, krast een oude papegaai. Op tafel staan twee koppen thee. Materialisme versus het immateriële, reflecteren we: het is nóg zo'n lijn die door Wie weet loopt.
Neem, zoals Mohammed zegt, de kussens in Pauls huis: "Grote glanzende kussens, kussens die je aan een paleis doen denken. Kussens die je in de etalage in de P.C. Hooftstraat ziet. Het zijn kussens die er zacht móéten uitzien, die een statement maken: kijk, wij zijn zacht glanzende kussens."
En daartegenover staat Philip. Wat heeft Philip nodig in het leven? "Het park en Kim", weet hij. "Die twee. Zij zijn het belangrijkste."
"Over materialisme blijf ik me heel erg verbazen", zegt ook Jannah Loontjens. "In de politiek bijvoorbeeld. Altijd als er verkiezingen zijn, verkondigen politici waar de kiezer het grootste voordeel uit zal halen, wat we in de portemonnee zullen voelen. Maar daar draait het toch niet om? Als we betere scholen krijgen en betere voorzieningen en beter openbaar vervoer, dan wil ik best wat minder per maand hebben. Het leven gaat toch over meer dan economie? Dat vind ik het treurige aan de mens en dat zit in mijn boek. Ik kan niet verbergen hoe belangrijk ik het immateriële vind."
U bent filosofe. Als ik u lees, krijg ik de indruk dat u veel praktische kwesties filosofisch benadert.
"Dat zou je kunnen zeggen. Het heeft te maken met het feit dat ik pas op mijn twaalfde permanent in Nederland ben komen wonen. Ik heb de blik van de buitenstaander en observeer alles. Noem het een overlevingsstrategie. Ik ben opgegroeid tussen best extreme mensen, rare types, radicale hippies en zo. Ik verhuisde de hele tijd en voelde me daardoor onzeker. Maar ik heb het goed doorstaan en heb me altijd in die mensen proberen in te leven, ze te begrijpen. Ook als ik ze niet kon uitstaan, probeerde ik sympathie voor ze te voelen."
In New York kreeg u destijds les van Jacques Derrida. Neemt u die, zeg maar, poststructuralistische ervaring in uw werk mee?
"Nee, ik was 22 toen en laat dat vandaag helemaal los. Het is, bedoel ik, zeker niet zo dat ik met filosofische theorieën in mijn achterhoofd fictie schrijf. Wat ik wel van Derrida meeneem, is zijn openheid, dat steeds weer openstaan voor nieuw gedachten, elke gedachte opnieuw kunnen bevragen. In die zin is er een doorwerking, ja."
Uw roman speelt zich af in Amsterdam, de personages zijn Amsterdammers, de sfeer is Amsterdam. Maar bij het schrijven van Wie weet resideerde u ook in het Brusselse PassaPorta. Heeft dat verblijf iets met het boek gedaan?
"Moeilijk te zeggen, omdat het bijna af was toen ik in Brussel aankwam. Natuurlijk, als je Charlie Hebdo als uitgangspunt neemt en Amsterdam als stad, dan is er meer afstand. Amsterdam is Brussel niet en nog minder Parijs. Mensen lezen Charlie Hebdo niet in Nederland, zoals Liv in het boek terecht zegt, of het moesten een paar intellectuelen zijn. In die zin was de protestmars bij ons vooral een protest tegen terrorisme überhaupt. Waarom precies Charlie Hebdo zo wereldwijd is opgepikt, is mij nog altijd een raadsel. Bij de aanslagen daarna, die in Brussel ook, is dat veel minder gebeurd.
"Hoewel Wie weet zich evengoed in Brussel kan afspelen, is het natuurlijk een andere stad dan Amsterdam. Brussel is rauwer en minder gepolijst, de problemen zijn er zichtbaarder, je voelt er het echte leven. Ik vond Brussel wel prettig, ja."
'Het komt vast goed', zegt Besma aan het eind van het boek. 'Wie weet', antwoordt Justus een beetje sceptisch. U sluit uw verhaal op een heel open manier af.
"Het verhaal in mijn vorige roman, Misschien wel niet, waarin ik me erg geconcentreerd heb op de invloed van sociale media op ons leven, besloeg vier dagen. Ook daar dacht ik: weet je wat, ik ga nog een roman schrijven, en dan laat ik al die personages en ook die uit mijn eerste en tweede roman terugkomen. (lacht)
"Ook die eerste boeken hebben een open einde, al vind ik dat ik ze allemaal wel afrond. Er worden enkele lijntjes opgelost, ik zoom in op levens en ga er dan weer uit, maar op zo'n manier dat je wel nog steeds een idee krijgt van hoe het verder zou kunnen gaan."
U maakt mij bijvoorbeeld wel benieuwd naar hoe uw fascinerende personage Clifton Loswijk, een student, verder doorgroeit.
"Ik snap dat u daar meer van wilt weten, dat kan dan een vervolg voor dit boek worden." (lacht)
Jannah Loontjens, Wie weet, Ambo/Anthos, 224 p., 18,99 euro.