BoekrecensieCharles Ferdinand Ramuz
‘Schoonheid op aarde’ is een compacte maar grandioze roman over hebzucht en begeerte
Glipt schoonheid ons door de vingers zodra we ze willen bezitten? Het is een van de hamvragen in Schoonheid op aarde van Charles Ferdinand Ramuz, ook een parabel over de breuk die een nieuwkomer veroorzaakt in een gesloten gemeenschap.
Wat zegt Charles Ferdinand Ramuz (1878-1947) u? Ik durf er een been op te verwedden dat de naam tot vijf jaar geleden bij slechts een kluitje literatuurliefhebbers een belletje deed rinkelen. Of misschien vermoedde u gewoon met een of andere Spaanse edelman te maken te hebben.
Het is de verdienste van vertaler en Martinus Nijhoffprijs-laureaat Rokus Hofstede om Ramuz in het Nederlandse taalgebied te (her)introduceren. Met De grote angst in de bergen (2019), ‘een ecologische roman avant la lettre’ uit 1926, begon de naam van de Franstalige Zwitser rond te zingen. Een herontdekking van formaat, zoals er tegenwoordig vaker plaatsvinden door fanatiek in de literatuurgeschiedenis spittende uitgevers.
Toch is Ramuz wel degelijk aan te treffen in de beroemde Franse Pléiade-reeks en prijkt zijn beeltenis op een Zwitsers briefje van twintig francs – geen kleine eer. Te vaak is hij weggezet in het hokje van de ‘heimatliteratuur’, vanwege die immer aanwezige Zwitserse berglandschappen en omdat er zoveel boeren als hoofdpersonages opduiken. Dat is hem onrecht aandoen. ‘Ramuz behandelt de natuur zoals Cézanne zijn landschappen: hij herleidt ze tot haar krachtlijnen, het pittoreske is allerminst zijn zorg’, schreef een Franse criticus.
Openlucht-Frans
In De grote angst in de bergen, waarin een alpendorp verscheurd raakte over het grazen van koeien op een gedoemde wei, leek Ramuz over seismografische vermogens te beschikken. Niet alleen bergromans zijn nu erg en vogue, vertaler Hofstede – ook ontsluiter van Annie Ernaux – ontwaarde in dit verhaal vol rampspoed hedendaagse echo’s met de opwarming van de aarde. Dat er ook nog parallellen met coronatijden (besmetting én isolement, het negeren van natuurrampen) te trekken waren, maakte het visioen compleet.
Bovenal bleek Ramuz een verrassend modern schrijver, met zijn spreektaal, zijn zogenoemde ‘openlucht-Frans’, zijn schuivende, wisselende vertelperspectieven, zijn filmische in- en uitzoomen. Louis-Ferdinand Céline was een onverholen bewonderaar en deed er vormelijk zijn voordeel mee.
Reden te meer om het oeuvre van Ramuz te exploreren, vonden uitgeverij Van Oorschot en Hofstede terecht. Met Schoonheid op aarde (1927) worden we op onze wenken bediend. En ja, Ramuz gaat ook hier flink de allegorische toer op, in deze vrij compacte, maar grandioze roman over een weesmeisje van buitenaardse schoonheid. Wanneer ze noodgedwongen neerstrijkt in een dorpje aan het meer van Génève, verhit ze er de gemoederen.
De 19-jarige, zwijgzame Juliette vindt onderdak op een kamer bij haar oom Milliquet, nadat zijn broer op Cuba is gestorven. Haar schoonheid is wezenloos en schijnbaar weerloos, al creëert ze aanvankelijk afstand bij de knoestige herbergbezoekers én dorpelingen, die haar als een begerenswaardig curiosum beschouwen. Ze lopen massaal te hoop. ‘En nu durven ze haar niet meer aan te kijken, want dan is het alsof er een lange breinaald door je hart gaat.’
De mannen fantaseren over haar, belagen of kapittelen haar, terwijl de vrouw van Milliquet haar op slag haat. Milliquet zit tussen talloze vuren. Hoe moet het verder? Juliette bloeit slechts open wanneer ze muziek hoort.
Haakjes
Ramuz weet de fatale spanning stukje bij beetje op te voeren, door ons voortdurend in het hoofd van andere personages – zoals de oude visser Rouge, de vrouw van Milliquet of de eenogige Décosterd – te laten loeren. En de natuur galmt, resoneert fel, doet haar zegje. Juliette wordt tot haar ontstelling begeerd door allerlei mannen, in steeds groteren getale. De ergste soort lust dringt zich aan haar op, tot ze wegloopt. Nog wel met Urbain, de gebochelde Italiaanse muzikant met een trekharmonica, die niets van haar verlangt.
De rijkdom van dit boek recht doen in deze recensie is onmogelijk. Ramuz is in staat het aardse, dagelijkse leven mythische proporties – én vuur en donder – te schenken. Kan schoonheid wel onder de mensen vertoeven? Of is ze er slechts voor wie er belangeloos mee omspringt?
Ramuz’ broeierige, door en door pessimistische roman werpt ook pertinente vragen op over hebzucht en begeerte. Hij legt de perfide machtsspelletjes in door de tijd gepasseerde communes bloot. En er is dat redeloze, gevaarlijke onbehagen over de buitenstaander die op een nieuwe plek zijn plaats zoekt.
Zo krijgt deze roman talloze haakjes naar het heden. Een beproefd schrijversthema natuurlijk, de ophef die de komst van een vreemdeling in dorp of stad veroorzaakt. Philippe Claudel ging er later bijvoorbeeld mee aan de slag in Het verslag van Brodeck, Maurice Pons in De seizoenen en Laszlo Krasnahorkai in Baron Wenckheim keert terug.
De soms experimentele inventiviteit van Ramuz zet overigens geen rem op de leesbaarheid. Want ook hier zijn ze er weer: die snelle registerwissels, die doorspekking met overweldigende natuurobservaties, die doemversterkende taferelen. Zodra je deze saga in wordt gezogen is er geen wegleggen meer aan, mede door de uitstekende, subtiel geactualiseerde vertaling van Hofstede.
Ramuz is een schrijver om op een piedestal te plaatsen. Of nee, om vooral uiterst aandachtig te savoureren.
Charles Ferdinand Ramuz, Schoonheid op aarde, Van Oorschot, 238 p., 22,50 euro. Vertaling en nawoord Rokus Hofstede.