Maandag 27/03/2023

Interview

Saïd Boumazoughe en Fikry El Azzouzi: "Wij maken geen bruin theater"

Saïd Boumazoughe (l.) en Fikry El Azzouzi: 'Er zijn dringend verhalen nodig die dóór de jongeren zelf verteld worden.' Beeld Tim Dirven
Saïd Boumazoughe (l.) en Fikry El Azzouzi: 'Er zijn dringend verhalen nodig die dóór de jongeren zelf verteld worden.'Beeld Tim Dirven

Of de voorstelling Drarrie in de nacht over Marokkaanse jongeren al dan niet een ode is aan de vrouw, daarover verschillen ze van mening. Maar in de honger om hún verhaal te vertellen en gehoord te worden, staan acteur Saïd Boumazoughe (30) en schrijver Fikry El Azzouzi (39) pal naast elkaar. ‘Wij zijn nog altijd niet de norm. En dat frustreert.’

Sofie Mulders

Zoals de eerste lettergreep van bèta. Zo klinkt de eerste lettergreep van ‘drarrie’. Of ze nog eens kunnen uitleggen wat het woord betekent. “In het Arabisch wordt het gebruikt voor kleine kinderen”, zegt Saïd Boumazoughe, “maar binnen de straatcultuur noemen jongeren elkaar zo.” Iets als ‘gast’, dus? “Ja, maar drarries hebben wel een band. Ze zijn vrienden. Of collega’s. Iedereen kan eigenlijk een drarrie zijn.” Ik toch niet, vraag ik. “Jawel, drarrie is uniseks.” Waarop Fikry El Azzouzi zegt: “Ik zou bijvoorbeeld kunnen zeggen: ‘De drarries van De Morgen werken weer op mijn zenuwen.’ (lacht) Fictief voorbeeld, hoor.”

El Azzouzi zorgde ervoor dat het woord zijn plaats kreeg in het Nederlands door zijn succesvolle roman Drarrie in de nacht, over enkele jongeren die door de nacht dwalen, en ook door het leven. Dat boek heeft hij nu bewerkt voor het theater. “De verhaallijn is ongeveer dezelfde, maar de taal is helemaal anders. Een mengeling van poëzie, slam, spoken word, performance.”

Voor het stuk Drarrie in de nacht werkte El Azzouzi samen met Junior Mthombeni en Cesar Janssens, hetzelfde trio dat vorig seizoen het erg goed onthaalde Malcolm X op de planken bracht. De hoofdrol is voor Boumazoughe, die overigens ineens overal lijkt te zijn. In Patser van Adil El Arbi en Bilall Fallah, in Arabische nacht van De Roovers, en ondertussen ook al een hele tijd op YouTube, waar zijn hit ‘Ewa ja’ al meer dan een miljoen views haalde.

Waarom wilden jullie deze voorstelling maken?

Boumazoughe: “Omdat het hoogdringend is. En omdat het boek razend populair is bij jongeren. Zeker bij jongeren die amper een boek vastnemen en in de moeilijkere buurten wonen. Als er een boek is dat ze toch gelezen hebben, is het Drarrie in de nacht.”

El Azzouzi: “Ik heb inderdaad ervaren dat het boek iets geraakt heeft. Op straat spreken jongeren me er soms zelfs over aan.”

Het is hoogdringend, zeggen jullie, wat bedoelen jullie daarmee?

El Azzouzi: “Er wordt altijd óver jongeren of jonge allochtonen gepraat. Zoals met de rellen in Brussel, wat dan echt een soap geworden is. Er zijn dringend verhalen nodig die dóór de jongeren zelf verteld worden. Die verhalen maken wij. Vorig seizoen Malcolm X, nu Drarrie in de nacht. Decennialang wonen er al mensen met allochtone roots in dit land, en toch lees en hoor je amper iets van hen. Alles is nog altijd zo wit. Witte boeken, witte toneelstukken. Waarom denk je dat de hiphop die Saïd maakt (Boumazoughe is een van de mannen achter SLM en NoMoBS (No More Bullshit), red.) zo populair is? Omdat er een grote behoefte aan is. ‘Ewa ja’ is door de kijkers van Ketnet zelfs tot woord van het jaar gekozen.”

Boumazoughe: “Er is een nieuwe generatie opgestaan die verschillende culturen, muziekstijlen en kunstvormen combineert. Malcolm X is een mix van klassiek theater met de urban wereld waarin jongeren leven. Dat had je daarvoor niet. Terwijl het dus hoognodig is, ja. Als wij Het verdriet van België zouden spelen, zouden jongeren daar niets aan hebben. Het staat te ver van hun leefwereld. Hugo Claus is niet representatief genoeg. Het is niet wie wij zijn. Er is geen binding, geen herkenbaarheid. Terwijl dat net de oerbetekenis van theater is. Bij de Grieken gingen mensen naar toneel kijken om hun leed te delen en omdat ze zich herkenden in wat er op het podium gebeurde. Mettertijd is theater een bourgeois, elitair gegeven geworden, maar oorspronkelijk was het van het volk. Daar moeten we terug naartoe.”

El Azzouzi: “Klopt. Theater dient om te raken.”

Boumazoughe: “Ik vind het wel belangrijk om te zeggen dat wij geen bruin theater maken. Malcolm X is een succesverhaal geworden bij alle gemeenschappen. En dat verwachten we ook voor Drarrie in de nacht.”

Het is straf dat jullie zelf de termen ‘wit’ en ‘bruin’ niet schuwen.

Boumazoughe: “Dat is niet straf. Het is de realiteit. We willen niet polariseren, integendeel, we creëren om te verbinden, maar iemand die de tweedeling in onze maatschappij niet ziet, leeft niet in deze wereld. Ik vraag me bijvoorbeeld nog altijd af waarom ik mij als artiest moet verantwoorden voor alles wat er in de wereld gebeurt. Dingen waar ik niks mee te maken heb.”

Je verwijst bijvoorbeeld naar rapper Boef die in opspraak kwam, waarna de media ook jou om een reactie vroegen.

Boumazoughe: “Boef, IS, het hoofddoekenverbod, de islam, noem maar op. Allemaal zaken waar ik noch de definitie noch de woordvoerder van ben. Laat mij als artiest gewoon artiest zijn.”

El Azzouzi: “Het probleem is dat wij alleen op die momenten interessant zijn.”

Boumazoughe: “Juist. Voor de rest krijgen we geen volwaardige plaats.”

Jullie staan hier toch in de KVS?

Boumazoughe: “Omdat we met een paar durvers zijn. En omdat er mensen zijn die in ons durven te geloven en te investeren. Zoals Michael De Cock (artistiek leider van de KVS, red.).”

El Azzouzi: “Ik heb lang moeten wachten om mijn plaats in de theaterzaal te krijgen. Ik had al verschillende stukken geschreven, maar niemand wilde toehappen. Pas nadat ik in 2015 de Arkprijs van het Vrije Woord had gekregen voor onder andere Drarrie in de nacht, kreeg ik plots van alle grote huizen de vraag om samen te werken.”

Boumazoughe: “Weet je wat ook het gevaar is? Dat als we iets aankaarten het weer wordt neergezet als zelfbeklag. Terwijl het daar niks mee te maken heeft.”

Ik merk woede en ongeduld.

Boumazoughe: “Ik noem het honger. Honger naar succes. Honger om een verhaal te vertellen en gehoord te worden.”

El Azzouzi: “Ik ben niet boos. Ik ben een schrijver die gewoon zijn ding wil doen. Wij zijn artiesten, wij willen zoals elke andere artiest onze identiteit representeren op het podium, in een boek of in muziek.”

Jullie wonen in of rond Antwerpen, maar moeten wel naar Brussel komen om jullie voorstellingen te maken. Zegt dat iets over beide steden?

Boumazoughe: “Het is moeilijker in Antwerpen. Maar eigenlijk gaat het niet om Brussel of de KVS, het gaat om Michael De Cock. Hij zorgt ervoor dat we een plek krijgen. Ik kan alleen maar hopen dat het andere stadstheaters stimuleert.”

Wat willen jullie vertellen met Drarrie in de nacht?

El Azzouzi: “We willen er onze plaats mee opeisen. Die drarries zijn jongens die overal uitgesloten zijn, zowel van de eigen gemeenschap als van de witte gemeenschap. Ze voelen zich nergens comfortabel, hebben alleen elkaar in dat groepje vrienden. Ze gaan vrij nihilistisch door het leven, hebben geen perspectief. Tot er op een gegeven moment iets dramatisch gebeurt. Die trigger geeft hun een doel in het leven, wat ze daarvoor niet hadden en wat enorm belangrijk is voor elke mens. De belangrijkste reden waarom jongeren naar Syrië zijn getrokken om er te gaan vechten is omdat ze hier geen perspectief hadden. Ze geloofden niet in een toekomst.”

Drarries Saïd Boumazoughe, Rashif El Kaoui, Junior Akwety en Fikry El Azzouzi tijdens een repetitie. Beeld Tim Dirven
Drarries Saïd Boumazoughe, Rashif El Kaoui, Junior Akwety en Fikry El Azzouzi tijdens een repetitie.Beeld Tim Dirven

Vaak zijn moslimjongeren – terecht – verontwaardigd omdat ze louter als moslim worden gezien en alle andere aspecten van hun identiteit van geen tel lijken te zijn. Het lijkt alsof Drarrie in de nacht dat eenzijdige beeld net bevestigt.

El Azzouzi: “We doen alleszins geen moeite om het te ontkrachten, als je dat bedoelt. We willen een oprecht verhaal vertellen, over de realiteit, de uitzichtloosheid van jongeren in Antwerpen en Brussel. Jongeren naar wie niemand omkijkt en die in de media gedemoniseerd worden als er iets met enkelen van hen gebeurt.”

Boumazoughe: “Natuurlijk gaan moslimjongeren zich als moslim beschouwen. Omdat er geen alternatief is. Als je mij alleen weet te vinden omdat ik moslim ben, ga ik alleen maar radicaler worden.”

Het gesprek loopt vast. De vraag wordt verkeerd begrepen. Of ze is verkeerd gesteld, dat kan ook. Boumazoughe is geïrriteerd. Waarom het nu weer over de islam gaat, zegt hij. Dat ik daar toch niks over gevraagd heb, zeg ik, maar we raken er niet uit. Nieuwe vraag. Hopelijk een betere.

Er staat geen enkele vrouw op het podium in jullie stuk. Is dat toevallig?

Boumazoughe: “Vrouwen spelen nochtans een heel belangrijke rol in het stuk.”

El Azzouzi: “Op het laatste moment heeft de vrouwelijke actrice afgehaakt. Heel jammer, maar we hebben het dan anders opgelost. Alle vrouwelijke personages worden nu door Sabri Saad El Hamus gespeeld (Nederlands-Egyptische acteur, red.). Weet je, ik vind Drarrie in de nacht een vrij feministisch verhaal. De drarries gedragen zich dan wel stoer en vrouwonvriendelijk, maar zodra ze geconfronteerd worden met een vrouw, worden ze piepklein.

“Er is een scène waarin een van de jongens naar een hoer gaat, wat hij nog nooit gedaan heeft. Hij betaalt veel te veel en komt na nog geen vijf seconden klaar in zijn broek. De hoer vernedert hem en jaagt hem weg. Maar dat vertelt hij natuurlijk niet tegen zijn vrienden als hij weer buitenstaat. Die gasten dragen een masker, ze mogen zich niet zwak tonen ten opzichte van elkaar.”

En daarom is het een feministisch stuk?

El Azzouzi: “Omdat er alleen maar krachtige vrouwen in het verhaal voorkomen. De persoon die voor de grote omslag zorgt, is een vrouw. De vriendinnetjes van de drarries zijn sterke, volwassen vrouwen. Ayoub, het personage dat Saïd speelt, is altijd heel stoer, tot hij Tamara leert kennen en grandioos verliefd wordt.”

Boumazoughe: “Suïcidaal verliefd. Je hoeft niet per se vrouwen op het podium te zetten om hun invloed te laten zien. Maar het stuk is geen ode aan de vrouw.”

El Azzouzi: “Jawel, dat is het wel.”

Boumazoughe: “O. Nu ja, jij bent de schrijver.”

El Azzouzi: “Als je tussen de regels door leest, zie je dat de drarries gewoon de hele tijd ‘mama’ roepen.”

Boumazoughe: “Het is onze interpretatie van feminisme, laten we het daarop houden.” (lacht gelukkig alweer)

Of het nu over feminisme, vluchtelingen, migranten of jongeren met een allochtone achtergrond gaat, het debat staat op scherp. Nemen jullie eraan deel?

Boumazoughe: “Het politieke debat laat ik over aan politici en deskundigen, maar op onze manier nemen we er zeker aan deel. Het gesprek mag niet alleen rond de tafel worden gevoerd.”

El Azzouzi: “We moeten op lange termijn denken. Een tweet, een opiniestuk in de krant of een debatprogramma ben je direct vergeten. Ik schrijf zelf columns voor De Morgen en op de dag van de publicatie leeft het wel een beetje, maar daarna verdwijnt het in de grote hoop. Een toneelstuk, een boek, muziek: dat is lange termijn.”

Boumazoughe: “Daarom moeten wij creëren. Als we niet creëren, blijven we steken.”

Jullie spreken over het problematische wij versus zij, en wit versus bruin of zwart of geel. Wat zijn de oplossingen volgens jullie?

Boumazoughe: “Dat wij hier nu samenzitten, is al een oplossing. Of dat zo uitzonderlijk is? Ja, natuurlijk. Wij zijn niet de norm. En dat frustreert mij. Na zestig jaar aanwezigheid van mensen met andere roots, zijn wij nog altijd niet de norm. Eigenlijk hadden we dit gesprek al twintig jaar geleden moeten voeren, maar wij waren toen bezig met andere zaken. Met aanpassen of oprotten. Wij zijn opgegroeid met het racistische discours van het Vlaams Blok, vergeet dat niet. We hebben er verdomme jarenlang door stilgelegen.”

El Azzouzi: “Het is inderdaad al lang bezig. Ook twintig jaar geleden had je al allochtone opiniemakers die columns schreven omdat de media hun toch een plaatsje wilden geven. Maar ze verdwenen, omdat ze het moe werden, en dus kwam er een nieuwe generatie columnisten die dan even later ook verdween omdat het een uitputtende strijd is.”

Boumazoughe: “Er zijn zoveel talenten in dit land. Maar ze hebben amper voorbeelden. Wij hopen die jongeren te inspireren. Hen te laten zien dat er wel een platform is, dat er wel plaats is voor ons. In Drarrie in de nacht en Malcolm X vertellen wij ons verhaal. Is dat het verhaal dat mensen willen horen? Misschien niet. Maar het is wel ons verhaal. Als je geïnteresseerd bent in ons – en iets anders wilt horen dan wat er over ons gezegd wordt in Terzake of in de krant – dan kom je kijken en zul je een heel andere insteek zien.”

El Azzouzi: “Mja, ik ga morgen (donderdag, red.) wel in De afspraak zitten om te vertellen over dit stuk.”

Boumazoughe: “Je weet toch wat er gebeurt als je wordt uitgenodigd in zo’n programma? Ze zien ‘Drarrie’ staan en je gaat vragen krijgen over de rellen in Brussel. Fuck it. Als kunstenaar is het niet onze taak om het daarover te hebben.”

Maar dat bedoelde ik daarstraks: in jullie voorstelling hebben jullie het zelf de hele tijd over moslim zijn.

Boumazoughe: “Het is ook wie we zijn. Ik snap niet waarom dat een probleem is.”

El Azzouzi: “Ik begrijp je vraag wel. We hebben het inderdaad zelf veel over onze identiteit als moslim. In mijn columns schrijf ik ook vaak over religie. Niet dat ik de grote moslim ben, maar we zijn nu eenmaal opgegroeid in die traditie. Ik vind het ook goed dat er over de islam gesproken wordt. Maar het is erg jammer dat het bijna uitsluitend in een negatieve context gebeurt. Als Boef iets lomps en vrouwonvriendelijks zegt, is het heel goed dat hij daarvoor wordt aangepakt, maar als het debat in een andere richting wordt gestuurd en het ineens gaat over zijn moslim zijn en ‘die achterlijke cultuur’, dan wordt het tricky. Kijk, het is simpel, op een of andere manier zullen we toch naar verbinding moeten in plaats van tegenwerking.”

Zou het dan niet verbindend zijn als jij, Saïd, toch een rol had in een vertolking van Het verdriet van België? En ik als drarrie in jullie stuk? Hoewel, dat laatste is wellicht moeilijk.

El Azzouzi: “Nee, hoor, ik voel wel een Drarrie-gehalte in jou.”

Boumazoughe: “Je hebt alleszins een grote mond, dus op dat vlak zou je het niet slecht doen (lacht). Maar Claus is nooit aanwezig geweest in mijn leven, waarom zou ik hem dan moeten gebruiken als referentie? Het zou een geforceerde kunstgreep zijn: ‘Zie hoe wij bruinen het verhaal van Claus brengen.’ Dan zouden we bezig zijn aan een omgekeerde vorm van whitewashing (term uit de filmwereld waarin blanke acteurs oorspronkelijk niet-blanke rollen vertolken in een adaptatie, red.). Eerst moeten wij dit maken. Laten zien wie wij zijn. Daarna kan Claus er misschien bij komen.”

El Azzouzi: “Als een acteur met allochtone roots er zich goed bij voelt om in een stuk van Claus te spelen, zoveel te beter, natuurlijk.”

Saïd, in een interview in De Standaard zei je dat Vlaanderen maar beter klaar is voor jou, want dat je eraan komt. Ben je daar optimistisch over?

Boumazoughe: “Natuurlijk. Omdat het moet. We leven al heel lang samen, maar het wordt stilaan tijd dat we samen dingen gaan doén.”

El Azzouzi: “Er zijn twee stromingen. Je hebt mensen die voor een inclusieve samenleving gaan en je hebt anderen. Bart De Wever zei vorige week nog dat we niet samenleven. Maar eigenlijk bedoelde hij: de allochtonen willen zich niet aanpassen aan ons, wat zoveel betekent als: ze willen niet worden zoals wij. Is dat dan echt het doel, dat wij worden zoals jullie? Trouwens, hoe kun je het over samenleven hebben als je zelf provocerende uitspraken doet over de Berberse gemeenschap? (Drie jaar geleden zei Bart De Wever dat de Berberse gemeenschap in zijn stad Antwerpen zeer gesloten was en vatbaar voor salafisme, en het hen aan attitude ontbreekt om een opleiding te volgen en werk te zoeken, red.)

Boumazoughe: “Ik ben Berbers. Mijn moeder is Berbers. Zij draagt wat De Wever graag een ‘tent’ noemt. En dan moet ik mij nog goed voelen? Hij heeft het over Borgerhout als no-gozone, terwijl het verdomme de enige linkse oase is in heel Antwerpen. Je vroeg daarstraks hoe het komt dat ik niet in Antwerpen creëer maar in Brussel. Wel, daar heb je een deel van het antwoord.”

Maar Antwerpen gaat wel komen kijken naar Drarrie in de nacht?

Boumazoughe: “Natuurlijk. In maart staan we er zelfs mee in De Roma en dat is nu al bijna uitverkocht, terwijl er in de Roma bijna geen theater wordt gespeeld. Ik kus dus echt mijn beide handen dat ik deel mag uitmaken van deze nieuwe generatie. Ik zeg het luid en duidelijk: wij schrijven geschiedenis. Wij komen nog in de boeken te staan. Mensen gebruiken ons als voorbeeld op de schoolbanken, dat zegt toch genoeg? Dus ja, ik ben optimistisch. Ik wil dat Drarrie in de nacht een mijlpaal wordt. Eerst in Vlaanderen. En dan internationaal. Dat zal gebeuren ook.”

Ben je het daarmee eens, Fikry, dat jullie geschiedenis schrijven?

El Azzouzi: “Drarrie in de nacht is ondertussen een bijbel geworden voor scenaristen die willen weten hoe Marokkaanse gasten praten, bewegen en denken. Ik vrees dat ik dus al geschiedenis geworden ben (lacht).”

Nu belangrijker dan ooit: steun kwaliteitsjournalistiek.

Neem een abonnement op De Morgen


Op alle artikelen, foto's en video's op demorgen.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar info@demorgen.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234