Kunst
Qatar mengt zich met nieuw museum in de culturele wedloop van de Golfstaten
Het Nationale Museum in Qatar lijkt van een afstand op een duinlandschap. Architect Jean Nouvel liet zich inspireren door een woestijnroos.
Rij door het centrum van de Qatarese hoofdstad Doha richting de zee, naar het nieuwe Nationale Museum, en het lijkt wel alsof je de woestijn inrijdt. Vanaf een afstand lijkt het ultramoderne museum op een duinlandschap, met scherpe schaduwen langs de toppen en een dun laagje zand op schots en scheve daken van beton versterkt met glasfiber.
Stap uit en je belandt in een labyrint van vreemde doorgangen, duistere alkoven en zonovergoten binnenplaatsen. De Franse sterarchitect Jean Nouvel liet zich inspireren door een woestijnroos, een zoutkristal van perfect gevormde schijven die elkaar elegant in evenwicht houden. Nuchtere types vragen zich af wie die stapel grote borden heeft laten vallen.
“Elk land verdient een nationaal museum”, zegt curator Abdullah Al Sulaiti. “We hadden alleen het oude paleis verderop. Dat is mooi gerenoveerd maar veel te klein.” Het nieuwe museum is volgens hem hard nodig. “Jonge Qatarezen zijn aan het verwesteren, ze verliezen hun wortels. En buitenlanders weten eigenlijk niets over de natuur en de rijke geschiedenis van ons land.” Sinds de opening in maart kwamen 300.000 bezoekers, voornamelijk Qatarese gezinnen, naar het museum. “Nu verwachten we meer toeristen.”
Alleen al het gebouw is een tussenstop waard in Doha. De reusachtige woestijnroos aan het water (geschatte kosten: een half miljard euro) is een stevige zet in wat waarnemers de culturele wapenwedloop in de Golfregio noemen. Abu Dhabi vroeg Nouvel voor een dependance van het Louvre, en bestelde een Guggenheim van architect Frank Gehry, een concertzaal van Zaha Hadid en een maritiem museum bij Tadao Ando. Ook Dubai en Saudi-Arabië mengen zich in de strijd met moderne musea.
Qatar had al een wonderschoon Museum of Islamic Art van I.M. Pei en een ultracoole bibliotheek van Rem Koolhaas. Het oude centrum van Doha is onlangs vervangen door een strak ontworpen wijk waar bewoners buiten lopen over gekoelde trottoirs (kosten: 5,5 miljard euro). Volgens Qatar is het de slimste en duurzaamste wijk ter wereld. Al die inspanningen zijn een antwoord op een vraag die leeft in alle Golfstaten: hoe houden wij onze levensstandaard in stand als straks de olie op is?
Curator Al Sulaiti loopt mee door de anderhalve kilometer aan zalen van zijn nieuwe museum. “Kijk, eerst zien we zand, water en dieren. Dan ontdek je dat daar ook mensen wonen, je wordt nieuwsgierig, je leert over hun cultuur en geschiedenis.” De boodschap die hij bezoekers wil meegeven: “Qatar heeft een lange geschiedenis en rijke cultuur.” Voor wie denkt: ik lig liever aan een zwembad – elke zaal dompelt de bezoeker onder in een nieuwe wereld. Geen stoffige vitrinekasten, maar arty filmprojecties op wanden. En voorwerpen die staan opgesteld als kunstinstallaties, zoals een hoge wand spookachtige vrouwengewaden of een wolk pistolen.
Soms loop je onder een walvishaai door terwijl een school kwallen over het plafond zweeft, soms sta je in een donkere bedoeïenentent terwijl een gemaskerde vrouw op de muur haar levensverhaal vertelt als onderdeel van een oral historyproject. Internationale filmmakers en kunstenaars als Ai Weiwei, Abderrahmane Sissako en Doug Aitken maakten kunstwerken voor de caleidoscopische wanden van het museum. Een technisch hoogstandje: soms zoemen zes projectoren tegelijk uit diverse hoeken, elk met een stukje van het filmbeeld.
We leren onderweg over kamelen, parelvissers, textiel, warlords, de olie-industrie. Binnenkort opent een nieuwe tentoonstelling over ‘de blokkade’. Qatar heeft ruzie met zijn buren, maar lijkt daar niet onder te lijden. Af en toe vangen we een glinstering op van de Arabische Zee door wanden van glas. Zelfs de museumwinkel is een meesterwerk van golvend hout. De tocht eindigt in het paleis van de voormalige emir van Qatar, de man onder wiens leiding het Golfstaatje uitgroeide tot het rijkste land ter wereld (per capita). Want een Nationaal Museum is ook een vorm van nationale marketing.
Desondanks is het teleurstellend dat de donkere kanten van de Qatarese geschiedenis onvermeld blijven. Geen woord over de slavernij, die pas in 1952 werd afgeschaft, en volgens sommigen in feite nog altijd doorgaat. “Euh, daar is al een museum voor”, zegt curator Al Sulaiti. “Wij wilden hen niet voor de voeten lopen.” Dat klopt, het Bin Jelmood House, een modern museum in het huis van een voormalige slavenhandelaar, ging vier jaar geleden open.
Je moet er wel de stad voor door. Maar eerlijk is eerlijk: het enige slavenmuseum in de Arabische Wereld windt er geen doekjes om. De tentoonstelling begint weliswaar met een uitleg dat slavernij van alle tijden en continenten is (dus niet de schuld van de islam), maar daarna volgt een gruwelijk verhaal over Afrikaanse én Europese slaven in Qatar. Met fotowanden vol zwarte en witte mensen met kettingen om hun nek, films, animaties en wrede voorwerpen.
Ook hedendaagse slavernij, contractarbeiders uit India of Bangladesh, krijgen expliciet aandacht. Het is wrang te bedenken dat zij ook het nieuwe Nationale Museum hebben gebouwd.