ToneelrecensieDe bekeerlinge
Opera ‘De bekeerlinge’: groot thema, prachtige muziek, potsierlijke enscenering ★★★☆☆
Van een opera naar Stefan Hertmans roman De bekeerlinge mag je verwachten dat die het verhaal optilt naar het niveau van mythes en archetypes. De muziek van Wim Henderickx slaagt daar meer dan eens in, maar vindt niet altijd de grote adem. De doodsteek komt van een potsierlijke enscenering.
Al van bij de muzikaal indrukwekkende openingsscène lijkt Wim Henderickx zichzelf opnieuw te hebben uitgevonden. Het al te mooie van sommige vroegere werken wordt gevat in een grootse harmonische en melodische structuur, die gretig gebruikmaakt van elementen uit vele culturen en ze toch verenigt in een lyrische, emotionele taal. Die vindt haar bron in het centrale personage van Vigdis/Sarah, de Noormannendochter die zich voor haar liefde tot de rabbijnenzoon David bekeert tot het jodendom.
In haar leven de tegenstellingen van de middeleeuwen voort tot in onze tijd; in Henderickx’ muziek worden ze versmolten tot een geheel. Het libretto van Krystian Lada reduceert die tegenstellingen echter tot godsdienst en liefde. Zo’n reductie kan legitiem zijn indien ze naar een hoger niveau wordt getild, maar hier wordt ze vooral gebruikt om scènes uit het verhaal te selecteren. Daardoor wordt het narratief van de opera nagenoeg eendimensionaal, lijkt Vigdis een getormenteerde madonna en worden de overige personages – met uitzondering van David, misschien – gereduceerd tot levenloze stereotypes.
Enter beeldend kunstenaar, regisseur, decor- en kostuumontwerper Hans Op de Beeck. Hij heeft een pseudonegentiende-eeuwse machinerie op het toneel gezet waarmee voor elke scène een ander, mooi belicht achterdoek wordt neergelaten. Dat doet – wellicht bewust – denken aan de Franse grand opéra. Daarvoor schrijden solisten in kleurrijke maar spuuglelijke cavalcadekostuums en koorleden in zwarte boezeroens heen en weer om voor elke situatie een nieuwe formatie te vormen. Wellicht ook à la grand opéra, al lijkt het soms meer op carnaval.
Dat alles wordt doorspekt met triviale anachronismen: paraplu’s en zo. Op de Beeck verantwoordt die potsierlijke vertoning met de vrijheid van de kunst, die “niet gebonden is aan puristische artistieke correctheid”. Hij verwart hier de vrijheid van de kunstenaar met het ‘kijk mama, ik mag alles’ van een irritante blaag. Er is, zeker in de opera, ook nog zoiets als respect voor de grote thema’s die worden aangesneden.
Respect ook voor de prestatie van de zangers en musici. De bezetting is helaas niet echt homogeen maar Lore Binon is een prachtige Vigdis, Vincenzo Neri een passabele David en Amel Brahim-Djelloul een mooie gouvernante. Het strafste geluid komt uit de orkestbak, waar Koen Kessels het operaorkest tot grote kracht en schoonheid kan aanzetten. Vandaar, en voor de muziek van Henderickx, de derde ster.
Nog voorstellingen in Antwerpen tot 19 mei; in Gent van 27 mei tot 4 juni.