ReportageColonel Parker
Op zoek naar de roots van Colonel Parker in Breda: ‘Elvis en de Colonel waren gedoemd om samen te zijn’
Tom Hanks speelt in de film Elvis een schelmachtige Colonel Parker, de manager van Elvis Presley. John Schoorl trok naar Breda, de geboorteplaats van de Colonel (alias Dries van Kuijk): ‘In de Van Kuijks zaten autistische trekjes’.
Als de geest van Colonel Thomas A. Parker ergens nog op de grote trom slaat, dan is het in de Heilaarstraat in Breda.
Niet dat die straat in de nieuwe Elvis-film voorkomt, of Breda zelf. Tom Hanks, die Colonel Parker vertolkt, blijft ver weg van ’s mans keigave roots en zijn kiezelsteenaccent bevat ook al geen zachte g. Met een ‘godverdomme’ van Hanks moet de geschiedenis het doen.
Maar hier in de Heilaarstraat wordt ter grootte van een uitgestrekte Elvis-postzegel in overdrachtelijke zin de erfenis van Colonel Parker gekoesterd, in een mix van zakelijke inborst, Brabantse achtergrond, gevoel voor humor en hang naar controverse. Situeer jezelf in het midden van deze straat, en ziedaar aan de linkerkant een Bredase replica van Graceland, het hoofdkwartier van de Heupwiegende Hoogheid in Memphis. Daar resideert Jimmy – die als Jimmy P. was terug te vinden in de schrijvende regionale pers, nadat de politie in 2015 bij hem was binnengevallen. Hij kreeg drie jaar later een veroordeling aan zijn Elvis-broek omdat hij dit Koninklijk Landgoed had gebruikt om drugsgelden wit te wassen.
Net zoals Colonel Parker had Jimmy de droom een succesvol ondernemer te worden, en eerlijk gezegd was het zakelijke instinct van de als Dries van Kuijk geboren impresario niets anders dan een inspiratiebron. Al zijn hele leven wilde Jimmy zijn eigen Graceland bouwen, om zijn liefde voor The King te bewijzen, én net als Parker de Elvis-kassa te laten rinkelen. In het echte Graceland mag niet gelogeerd worden, maar in de Bredase versie wel –aldus plan A van Jimmy.
In de Heilaarstraat zaten ze echter niet te wachten op eindeloze horden fans, die spiritueel de nagemaakte pilaren wilden betasten. Ook het plan om ondergronds Blue Hawaii in een riante zwembad-versie aan te leggen, werd niet toegejuicht. Voor je het wist, zakten de andere huizen weg, als gevolg van de graafwerkzaamheden.
En uitgerekend recht tegenover een kopie van het Elvis-palace woont een familielid van Colonel Parker, een echte Van Kuijk, een hele achternicht zelfs. Behalve dat ze niks van het bouwsel wil weten, wenst ze ook niet bij te dragen aan de verdere uitweiding over het fameuze familielid als een boosaardig, duivels wezen. Dat weten ze nu wel, bij de Van Kuijks, dat horen ze al jaren.
Een andere Parkeriaanse nazaat, achterneef Ad van Kuijk, woonachtig in Zeeland, zegt aan de telefoon dat de familie hoopt dat er ook een keer positieve zaken over hun oom worden belicht. “Hij was een handige jongen die veel voor Elvis heeft betekend. En ja: hij heeft ’m ook uitgemolken”, meent Van Kuijk. “Natuurlijk was hij op geld uit, maar daar zijn er wel meer van.”
Voorlopig is het Graceland van Breda nog niet operationeel als toeristisch luxevertier. En Jimmy kan als Colonel Parkers plaatsvervanger op aarde wel de deur openmaken, maar houdt de kaken op elkaar. Hij wacht een hoger beroep van zijn zaak af. Nog net te zien in de hal: een epische afbeelding van Elvis in marmer geschilderd, en een van trots glunderende Jimmy.
Memphis
Gezien de hoeveelheid Elvis-achtige dwarsverbanden, zou het je zomaar kunnen ontvallen dat Breda het Memphis van Nederland is en met de Nieuwe Mark zijn eigen Mississippi heeft. Afgezien van het inheemse Graceland, stond de wieg van Colonel Parker er, woont er een fan die zijn huis tot Elvis Presley-museum heeft getransformeerd, en kende Breda een getuige van het allerlaatste Elvis-concert in Indianapolis.
En dan is er de verpletterende maar niet per se onderbouwde vertelling dat The King in 1959 in militair uniform Breda heeft aangedaan om de moeder van Colonel Parker een pakketje te brengen. En dat hij nadien zijn tanden zette in een uitsmijter bij ’t Brabants Boerke. Een getuige, zoon van de uitbaters van de eettent, verklaarde in de regionale krant: “Het verhaal klopt als een zwerende vinger.”
In een amper te vinden smalle steeg, verscholen achter laag hangende beukenboomtakken, is daar het weinig ruim bemeten eerbetoon van Breda aan een van zijn belangrijkste zonen. Op de plek ongeveer waar Andreas (Dries) van Kuijk op 26 juni 1909 werd geboren, is een plaquette te zien. “Hij vertrok op 19-jarige leeftijd naar Amerika”, zo valt er te lezen, “en kwam niet meer terug naar Breda”. Dat klopt, hij veranderde zijn naam in Colonel Thomas A. Parker, werd manager van Elvis Aaron Presley en overleed op 87-jarige leeftijd in Las Vegas, de stad van zijn gokverslaafde dromen.
Michel van Erp uit Veldhoven, al twintig jaar actief bij ElvisMatters, ijverde voor deze Bredase hommage. In 2009 kreeg hij al een keer zijn zin, op een gevel, iets verderop, meer zichtbaar in het stadsbeeld. Maar dat bordje werd door onbekende barbaren geconfisqueerd. Liever had Van Erp een sfeervol pleintje laten vernoemen, een tierig plantsoen, of deze verborgen steeg zelf. “Maar daar vonden ze Van Kuijk in Breda toch niet respectabel genoeg voor”, zegt Van Erp.
“Er is altijd een zekere ambivalentie geweest tegenover hem, vanuit de gemeente. Natuurlijk, er circuleren verhalen dat hij de kluit heeft belazerd, en dat hij Elvis heeft uitgebuit. En dan is er ook nog de moord, de moord in 1929 op Anna van Enden. Daar zou hij mee te maken hebben. Daarom zou hij naar Amerika zijn gevlucht en nooit meer zijn teruggekomen. Maar ja, zijn rol is nooit bewezen, en zijn naam komt ook niet voor in het politiedossier.”
Bam! Daar valt een boek op tafel: Elvis & De Colonel van Dirk Vellenga, voor het eerst gepubliceerd in 1988. Hierin werd uit de doeken gedaan hoe de Nederlandse achtergrond van Colonel Parker in elkaar stak. Vellenga (1947-2007) beet zich vast in het verhaal nadat er een anonieme brief op de redactie van de Bredase krant BN/De Stem was beland. “Dat ging over een onopgehelderde moord in Breda”, vertelt zijn vrouw Loes Vellenga. De Brabantse journalist deed uitgebreid research en reisde herhaaldelijk af naar Amerika. Zijn boek was onthullend, al bleven er twee losse eindjes over. “Het definitieve bewijs voor de moord heeft hij nooit kunnen vinden”, zegt ze. “En de Colonel wilde hem niet spreken.”
Vellenga beschrijft Van Kuijk in zijn biografie als een eigenaardige jongen, gefascineerd door kermis en vertier, die op een dag in 1929 vertrekt naar Amerika. Hij ging er het leger in en moest zich inschrijven bij kapitein Thomas Parker, die hij wijsmaakte dat hij een wees was zonder adres. Het leger stuurde hem weg wegens psychopathisch gedrag, hij werd zelfs even opgenomen in een gekkenhuis. Na wat baantjes in het circuswezen werd hij manager van diverse artiesten.
En toen zag hij Elvis, in 1955, met zijn ultraopwindende uitwerking, middels zijn heupen, stem en kuif, op het jeugdige publiek. Van Kuijk veegde zijn mentale agenda leeg en zette alles in op het rock-’n-rollraspaard. Elvis werd de hoofdact van Circus Dries. Het was een eigenaardige combinatie, ook in visuele zin: een slecht geklede vetzak met een boertig gezicht naast het Heupwiegende Hemellichaam. De één ging over het geld, en de ander over de muziek. Waar Colonel Parker vandaan kwam, hoefde niemand te weten.
Vellenga schrijft: “Parker was lomp, ongevoelig en lui. Hij lijkt niet meer om Elvis te hebben gegeven dan om de afgerichte geit uit zijn jeugd.”
Dennis van Tiel, hoofdredacteur van het beste Elvis-periodiek van de wereld, Almost in Elvis (AIE), heeft zich ook desgevraagd gebogen over de rol van ‘onze Dries’. “Wat mij betreft zijn Elvis en Dries schuldig aan elkaars zwakheden en waren ze vanaf het begin gedoemd om samen te zijn”, meent Van Tiel. “De Colonel is niet schuldig aan Elvis’ artistieke en commerciële mislukkingen, hij was hooguit een steuntje in de zwakke rug. Uiteindelijk waren ze allebei bange mannen. Ondanks alles verdient onze Dries niet om vertolkt te worden door Tom Hanks, die pruttelt met het accent van een amishman.”
Sigaren
Angelo Somers pakt zijn tas, en daar landt op respectvolle wijze een bruine envelop op een tafel van een Bredaas terras. Op de voorkant staat het adres van Parker in Palm Springs. In de envelop zat een mooi houten doosje met sigaren, met als opschrift ‘Colonel Tom’s Best’, ook hier aanwezig. Hoe het is afgelopen met het wonderschone cadeau, verklaart de stempel op de envelop, in een Elvis-gerelateerde kreet: Return to Sender. Somers kreeg het pakket weer terug, midden jaren negentig.
Dertig jaar geleden richtte hij met zijn vrouw Hanneke de Colonel Tom A. Parker Memorial Stichting op, met de bedoeling de negatieve en ongenuanceerde kijk op Van Kuijk te kantelen en een tentoonstelling aan hem te wijden. “In mijn overtuiging is hij een van de grondleggers van de wereldwijde popcultuur”, zegt Somers. “Een smaakmaker voor Breda, een van de belangrijkste inwoners van de stad ooit, al was hij controversieel. Maar controverse hoort juist bij popcultuur, net als goed en kwaad.”
Somers zocht familieleden van Van Kuijk op, om daadwerkelijk meer te weten te komen over de Colonel. Wat hij trof waren nette, hardwerkende mensen die een eigenaardige jongen in hun midden hadden gehad, met één flapoor, helblauwe ogen, en eentje die goed kon breien. Maar zijn grootste ontdekking noemt Somers de sporen van autisme, als terugkerend element in de Van Kuijk-stamboom, die voor hem veel verklaarden.
“In de Van Kuijks zaten zeker autistische trekjes”, zegt Somers. “Ik denk dat Dries zelfs een vorm van asperger had. Hij was slim en taalvaardig, maar had geen behoefte aan contact. Het ontbrak hem aan empathie. Hij was niet in staat om iets van zichzelf te laten zien. Hij focuste zich geheel op geld, omdat hij niet anders kon. Dus dat verklaart ook waarom hij nooit iets van zich liet horen aan zijn familie. Zijn autisme stond dat niet toe.”
Voor Parker leken Breda en de familie niet meer te bestaan. Afgezien van een paar kiekjes en een brief was het stil gebleven, sedert 1929. In 1960 liet een familielid bij de kapper het oog vallen op het blad Rosita en daar stond Parker, naast een uit militaire dienst afzwaaiende Elvis in uniform. Dit was ‘onze Dries’ en neefje Ad van Kuijk jr. besloot hem namens de familie brieven en foto’s te sturen. Zijn moeder, die jarenlang een kaarsje voor hem brandde, was toen al twee jaar dood.
Uiteindelijk vertrok Ad van Kuijk sr. in 1961 naar Los Angeles. “Dries had er echt moeite mee dat hij was ontdekt”, vertelt Ad jr. “En onaangename vragen ontweek hij. Hij liet duidelijk weten wie de baas was en hij liet zijn vrouw Marie mijn vader begeleiden. Mijn vader is nog wel door Dries aan Elvis voorgesteld, met de mededeling: ‘This is my brother’. En dat was het. Bij terugkeer wekte mijn vader niet de indruk een bijzondere reis te hebben gemaakt.”
In 1989 deed een nichtje nog een poging, omdat haar moeder op sterven lag en als laatste wens nog één keer haar broer Dries wilde spreken. Ze kreeg hem niet aan de lijn. Hij liet weten dat hij met niemand uit Nederland contact wilde hebben.
Somers: “Ik heb het zelf ook wel vijftig keer geprobeerd en opeens was het raak. Had ik hem aan de telefoon. Hij zei geen contact te willen. Als je hem wilde interviewen, moest je naar hem toe komen en betalen. En toen gooide hij de hoorn erop. Ik snap het wel, hij moest ook dealen met dat tendentieuze beeld dat hij niet alleen een boef was, maar ook nog een moordenaar. Voor hem was de toon gezet.”
In de Elvis-kamer in zijn huis in Veldhoven heeft Michel van Erp een belangwekkend relikwie: een hoed die op de knar paste van Colonel Parker. Hij kreeg die van Loanne, Parkers tweede en bijna dertig jaar jongere vrouw, tijdens een lunch in Las Vegas. Wel een keer of vijftien aten Van Erp – samen met de Belgische voorzitter van ElvisMatters – een aangeklede boterham met de weduwe Parker, en altijd in haar favoriete uitspanning, waar ook een foto van haar echtgenoot hing.
“Ze vertrouwde nog maar weinig mensen, maar ons wel”, zegt Van Erp. “Ze had het gevoel dat ze zich altijd moest verantwoorden voor het gedrag van de Colonel. Ze kreeg veel negativiteit over zich heen. Maar zij vond hem een lieve, optimistische man, het was haar grote liefde. En als we klaar waren met de lunch zei ze altijd: ‘Jullie hoeven niet af te rekenen. Deze is van de Colonel.’”