Woensdag 22/03/2023

ReportageBeeldende kunst

Op stap met tien Vlaamse kunstenaars die het willen maken in New York: ‘Hier kom je nergens met Vlaamse bescheidenheid’

Lieven Segers, de joker van de kunstenaars­delegatie. ‘Kunst is mijn levensstijl!’ Beeld Kristof Vrancken
Lieven Segers, de joker van de kunstenaars­delegatie. ‘Kunst is mijn levensstijl!’Beeld Kristof Vrancken

Op de 38ste verdieping van The New York Times-toren proberen tien kunstenaars met standplaats Vlaanderen in de gunst van de Amerikaanse kunstwereld te komen. Met ­gigantisch succes. ‘De kunstenaars die mee­reisden, hebben elkaar sterker gemaakt.’

Danny Ilegems

Greenwich Village

Halfzeven in de ochtend. Op het straatterras van het Marlton-hotel in W 8th Street, op een steenworp van Washington Square Park, zit een groepje mensen in grote bekers koffie te roeren. Afgezien van het feit dat ze niet al te fris ogen, valt het nauwelijks op dat het kunstenaars zijn. In Greenwich Village, het Zurenborg van Manhattan, is iedereen een beetje bohemien.

Ze zijn de dag voordien ingevlogen uit Brussel, maar door het tijdsverschil hebben de meesten maar een paar uren geslapen. De ontbijtzaal van het hotel is nog gesloten. Gelukkig kan er aan de receptie al cafeïne getapt worden uit een thermos, want om negen uur wordt dit gezelschap uptown verwacht. Daar zullen tien kunstenaars met standplaats Vlaanderen in gesprek gaan met evenveel eminente figuren uit de New Yorkse kunstscene.

Michiel Ceulers (35) draagt een ribfluwelen broek met verfspatten en een sweatshirt met een afbeelding van de eerste cover van Hustler, het legendarische Amerikaanse pornomagazine. Van het kunstenaarskransje is hij internationaal wellicht de meest gerodeerde. Hij wordt vertegenwoordigd door een galerie in Los Angeles die net ook een vestiging in New York heeft geopend. Hij heeft al voor langere periodes in Los Angeles en New York verbleven. Ooit beschikte hij zelfs over een greencard: een toelating om permanent in de VS te wonen en werken. Tegenwoordig opereert hij vanuit Brussel.

“Stel dat de gesprekken hier iets opleveren, zou je dan naar de VS verhuizen?”, vraagt een andere kunstenaar.

“Dat is door mijn ziekte onmogelijk geworden, vrees ik”, antwoordt de schilder.

“Ziekte?”

Ceulers vertelt dat hij al een jaar of vijf seropositief is.

“Als ik geen ziekteverzekering had, zou de hiv-remmer die ik levenslang moet nemen mij 800 euro per maand kosten”, zegt hij. “In België, welteverstaan. Ik weet niet hoeveel het hier is, maar ik vermoed een veelvoud. Een leven in de VS kan ik mij gewoon niet meer veroorloven.”

Ceulers heeft op Google Maps een kaartje aangemaakt met de locaties die hij wil bezoeken. Alleen al in deze buurt zijn het er tientallen. Greenwich Village was de geboortegrond van de naoorlogse Amerikaanse kunst. Willem de Kooning, Jackson Pollock, Mark Rothko, ­Philip Guston en andere legendes van het abstract-expressionisme hadden hier hun atelier. Verderop in deze straat was de Cedar Tavern, het café waar ze zich te pletter zopen. Later streken ook de beat poets, de folkies en de pop­artkunstenaars hier neer. Bob Dylan sliep met Joan Baez in kamer 305 van het Washington Square Hotel. Andy Warhol ontdekte The Velvet Underground in Café Bizarre in W 3rd Street. De jonge Jean-Michel Basquiat verkocht tekeningen op postkaarten en T-shirts in Washington Square Park.

En met een beetje geluk zal straks in de annalen van de kunstgeschiedenis vermeld worden dat tien kunstenaars uit Vlaanderen hier op dinsdag 26 april 2022 aan hun verovering van New York begonnen. Sommigen vertrokken te voet, veertig minuten noordwaarts via 5th Avenue. Anderen namen in de subway de blauwe lijn naar Port Authority.

Times Square

De diplomatieke vertegenwoordiging van Vlaanderen in de VS bestaat uit een verzameling kantoren gevuld met schuchtere mensen en schattige vlaggetjes. Vlaamse en Amerikaanse vlaggetjes, en dezer dagen ook een grote Oekraïense. Maar de locatie is prestigieus en het uitzicht ronduit adembenemend. ‘Flanders House’ bevindt zich namelijk op de 38ste verdieping (van 43) van The New York Times-toren aan 8th Avenue, vlak bij Times Square. Vanachter het enorme hoekraam zie je heel Midtown en Lower Manhattan liggen en kijk je links tot in Brooklyn en rechts tot in New Jersey. Bij helder weer worden in de verte, voorbij de monding van de Hudson, de contouren van het Vrijheidsbeeld zichtbaar. Jaarlijkse huurprijs: een half miljoen dollar.

Wanneer ik er arriveer, zijn de kunstenaars al aan het speeddaten met een keur van New Yorkse galeriehouders, art advisers, curatoren en journalisten. Lies Serdons en Katelijne De Backer, de aanstichters van dit ‘networking event’, kijken goedkeurend toe.

Serdons (40) is artistiek en financieel directeur van de Limburgse Kunstenwerkplaats Vonk. De Backer (59) woont al 25 jaar in New York en was lange tijd directeur van de Armory Show, een van de belangrijkste internationale kunstbeurzen.

Vonk werd in 2010 opgericht door vier kunstenaars die op zoek waren naar een atelierruimte in Hasselt. Ze kregen van de stad een gebouw van elektriciteitsleverancier Infrax in erfpacht. Ondertussen beheert Vonk vier gebouwen in Hasselt en Genk, met in totaal twintig ateliers voor beeldend kunstenaars en performancekunstenaars. Serdons kwam er in 2014 binnen als conciërge, in 2016 kreeg ze een deeltijdse job als administratieve kracht. Ze erfde een boekhouding op bierkaartjes. Gaandeweg heeft ze Vonk én zichzelf geprofessionaliseerd.

“Ik werk nu zeven dagen per week”, zegt ze. “Ik doe alles, van wc’s poetsen en financieel beheer tot artistiek management. Voor de kunstenaars zijn we op een gegeven moment begonnen met individuele trajectbegeleiding. We helpen hen op weg aan de hand van een checklist met een aantal cruciale vragen: wat is je unieke artistieke stem?

Hoe bouw je een portfolio op? Hoe raak je binnen in een galerie, als je er een nodig hebt? En ook: hoe zet je jezelf internationaal op de kaart? Dat laatste wordt steeds belangrijker. Daarom zitten we hier.”

Deze vijfdaagse New York-trip is nog maar het tweede netwerkevent van Vonk, na Kopenhagen vorig jaar. Wat opvalt is dat de deelnemerslijst niet bulkt van de gevestigde namen. Maar een schoolreisje met jonge beloften is het evenmin.

“Klopt”, zegt Serdons, “de meeste kunstenaars zijn dertigers en veertigers. Mid-career. Ze hebben al iets bereikt in België, ze hebben een verhaal, en ze zijn klaar voor de volgende stap. We hebben geselecteerd op kwaliteit, ambitie en groeipotentieel. Die selectie hebben we overigens niet zelf gedaan, maar overgelaten aan een panel van experts uit de kunstensector.”

“Je moet niet komen netwerken in New York als je er nog niet klaar voor bent. Want je kunt ook een slechte eerste indruk maken, hè. En dan is je kans verkeken, dat krijg je nadien niet meer rechtgetrokken. Voor deze tien mensen is de tijd rijp, daar ben ik van overtuigd. Ze hebben internationale ambities, maar ze koesteren geen onrealistische verwachtingen. Dat vind ik goed, want dat wil zeggen dat ze bestand zijn tegen ontgoochelingen. (lacht) Het kan alleen maar meevallen.”

Katelijne De Backer: “Toen ik hier de Armory Show runde, kwam de ene Belgische kunstenaar na de andere Belgische galerie mij vragen: ‘Zeg, kun je ons niet aan een galerie in New York helpen?’ Telkens opnieuw moest ik antwoorden: ‘Jongens, zo werkt het niet.’ Die galeries willen hun kunstenaars zélf ontdekken. (lacht) Of tenminste het gevoel hebben dat ze het zelf hebben gedaan. Het heeft weinig zin om in Chelsea of TriBeCa hun deuren plat te lopen met je portfolio in een hippe totebag. In hun blikveld komen, is een werk van lange adem. Je moet als kunstenaar zelf een netwerk uitbouwen, naar openingen van tentoonstellingen komen, overal opduiken, mensen leren kennen: galeriehouders, curatoren, journalisten, andere kunstenaars. Eerst naar anderen kijken, en dan hopen dat men op een gegeven moment ook naar jou kijkt.

“Toen Lies met het idee voor dit netwerk­event kwam aanzetten, dacht ik meteen: dit is het, dit is dé manier om het te doen. Eigenlijk hebben we een datingprogramma in elkaar gestoken: een serie ontmoetingen met invloedrijke mensen uit de New Yorkse scene. Geen oppervlakkige tête-à-têtes, hè: een speeddate duurt hier drie kwartier, erg lang naar New Yorkse maatstaven, en de ontmoetingen in musea en galeries die op het programma staan zelfs nog langer. Door het onder de paraplu van Vonk te doen, en ten dele ook op een locatie als deze, krijgt het initiatief een officieel, neutraal sausje.

“En dan moeten we hopen dat het straks matcht tussen bepaalde mensen, en dat de namen en de projecten van deze kunstenaars gaan rondzingen in de kunstkringen van New York.”

Serdons: “Onderschat nooit de kracht van wat iemand fluistert in het oor van iemand anders. Voor de kunstenaar met wie je een klik hebt, doe je iets extra. Om dat extraatje gaat het.”

De Backer: “Eén ding is zeker: met Vlaamse bescheidenheid kom je hier nergens. Tegen de kunstenaar die zegt: ‘Jamaar, ik ben nogal introvert, ik blijf het liefst in mijn atelier’, zeg ik: ‘Vergeet het dan maar.’ Je móét naar buiten komen. Je moet doen, doen, doen; klinkt het niet, dan botst het. Hoe wilder je plannen, hoe beter.”

De wildste plannen komen uit de koker van twee bescheiden Limburgers uit het gezelschap: Anton Kusters en Kristof Vrancken.

Kusters (48) heeft in vijfenhalf jaar tijd meer dan duizend concentratiekampen van de nazi’s bezocht. De werkkampen en de vernietigingskampen, de overbekende en de onbekende, de plekken waar nog fysieke overblijfselen te zien zijn en de plekken waar alle sporen zijn uitgewist. Honderdtachtigduizend kilometer heeft hij gereden, naar in totaal 1.078 sites. En op al die locaties heeft hij foto’s gemaakt. Niet van de fysieke restanten of de lege landschappen, maar van de lucht erboven. Zijn The Blue Skies Project is een verzameling beelden van heldere, wolkenloze luchten. Als in: geen vuiltje aan de lucht. Het zijn polaroids, dus beelden die mettertijd vervagen. Als in: herinneringen die vervagen, geschiedenis die wordt vergeten.

Het ultieme doel dat Kusters met dit project najaagt, is haast megalomaan: een tentoonstelling die meer dan twaalf jaar duurt, net zo lang als er naziconcentratiekampen hebben gedraaid, in Duitsland en elders in Europa (tussen 1933 en 1945, red.). Hij is erover in onderhandeling met belangrijke musea. En ook in New York spreekt het idee onmiddellijk aan. “Ze raden me hier aan om me alleen nog met die Blue Skies bezig te houden”, zal hij me na de speeddates toevertrouwen. “Ik weet niet of ik dat wil, ik weet niet of ik dat aankan: heel mijn artistiek leven ten dienste stellen van één project, heel mijn leven wijden aan de dood.”

Kristof Vrancken (40) is een kruising van een kunstenaar, een wetenschappelijk onderzoeker en een klimaatactivist. Hij is de fotografie aan het heruitvinden. Hij ontwikkelt zijn foto’s van vervuilde, verlaten landschappen met pigmenten en recepturen gemaakt van plantextracten. In de Camargue experimenteerde hij met papier gemaakt van algen. In Hasselt maakte hij een ‘drinkbare’ emulsie op basis van oude likeurrecepten, waardoor zijn foto’s in principe ‘eetbaar’ werden. Vrancken zoekt in New York niet zozeer naar een galerie voor zijn foto’s, maar naar een internationaal platform voor zijn ideeën.

Fat Black Pussycat

Na de speeddates strijkt het gezelschap neer in Tony’s Di Napoli, een Italiaans familierestaurant nabij Times Square, waar een culinaire traditie van de Amerikaanse maffia in ere wordt gehouden: spaghetti met meatballs. In de gang naar de toiletten hangt een ingelijste foto van Dean Martin met Frank Sinatra, de zingende maffioso, met daaronder een uitspraak van Sinatra: ‘Ik heb medelijden met mensen die niet drinken. Zoals zij zich voelen als ze ’s morgens opstaan, voelen ze zich de hele dag.’

Dat drinken gebeurt, met de laatste door jetlag aangetaste krachten, in een donker hol bij Washington Square Park. Het ligt recht tegenover de legendarische jazz club Blue Note en het draagt de weinig politiek correcte naam Fat Black Pussycat.

Lieven Segers (47) heeft zich ondertussen ontpopt als de joker van het gezelschap. Hij is naast kunstenaar ook docent, curator en belangenbehartiger van de kunst. Een filosoof vermomd als comedian, al van ver herkenbaar aan het roze petje bovenop zijn paardenstaart. Hij omschrijft zichzelf als een kunstenaar die “ervaringen en momenten uit het dagelijks leven omzet in woorden en beelden”.

Segers heeft niks meegebracht naar New York: geen portfolio, geen catalogi, geen referenties, nougatbollen. Met zijn gesprekspartners scrolt hij doorheen de beelden op zijn laptop, à la tête du client. Desgevraagd vertelt hij over zijn laatste creatie: een serie reizen die hij onderneemt naar kapitale werken uit de kunstgeschiedenis, in het gezelschap van een kunstverzamelaar. Zo was hij vorige week nog in Spanje, op zoek naar sporen van de Don Quichot van Cervantes. De reis is het kunstwerk. De ervaring is wat de koper koopt.

“Netwerken: ik heb dat woord altijd verafschuwd”, grijnst hij, slurpend uit een bokaal met afschuwelijk bier. “Maar met het ouder worden ben ik gaan beseffen dat ik eigenlijk niks anders doe. Leven is netwerken, toch? En in mijn geval komt daar ook de kunst uit voort: uit ontmoetingen, interacties, discussies en conflicten met anderen. Scènes uit het dagelijks leven, wat ik hoor en zie, transformeer ik tot kunst. Kunst is mijn levensstijl!” (lacht)

En toen hadden we de running gag van de week: ‘Het is allemaal lifestyle.’

Meatpacking District

In het Whitney Museum is de Whitney Biennial aan de gang, een tweejaarlijkse stand van zaken van de Amerikaanse hedendaagse kunst. De Vlaamse delegatie is het erover eens dat het een weinig gedenkwaardige editie is. Maar op de bovenste verdieping werden voor de gelegenheid een aantal meesterwerken van pioniers van de Amerikaanse moderne kunst bij elkaar gebracht. Waaronder het machtige Door to the River (1960) van Willem de Kooning.

“Dit schilderij is heel belangrijk geweest voor mij”, zegt Hilde Overbergh (58). “Toen ik veertig jaar geleden in de VS kwam studeren, waren De Kooning en Robert Rauschenberg mijn grote inspiratiebronnen. De kleuren van De Kooning, het materiaalgebruik van Rauschenberg, de kracht en de weidsheid van hun gebaren.’

Overbergh woonde acht jaar in de VS – vijf jaar in San Francisco, drie jaar in Los Angeles. Toen ze met haar Amerikaanse man terugkeerde naar België, naar Leuven, was ze haar voeling met de kunstwereld in de Lage Landen kwijt. Ze kreeg drie kinderen en zette het schilderen op een lager pitje. In 2007 besloot ze een bijkomende masteropleiding te volgen aan de PXL-MAD School of Arts in Hasselt. Daar kwam ze Koen van den Broek tegen, de Vlaamse schilder van Amerikaanse stedelijke landschappen. Vandaag staat Hilde Overbergh in eigen land prominent op de kaart en verlangt ze opnieuw naar de weidsheid van Amerika. “Ik was vroeger een biker”, zegt ze, “ik versleet de ene moto na de andere. En nog steeds ben ik een rusteloze ziel die nood heeft aan een verre horizon. Soms denk ik: we zouden misschien nog één keer kunnen verhuizen...”

Ook voor Joke Hansen (42), de andere abstracte schilder uit de groep, mag het nu gebeuren. En het is ook aan het gebeuren. Haar speelse schilderijen op shaped canvas, gefiguurzaagd uit mdf en overduidelijk schatplichtig aan Philip Guston, maken iets los. Het S.M.A.K. kocht onlangs zes werken van haar hand. Nu moet ze over de landsgrenzen zien te raken. Dat is voor iedereen lastig.

Wanneer ik haar vraag waar ze zou willen terechtkomen, antwoordt ze zonder aarzelen: ‘Gladstone Gallery (actief in New York, LA, Seoel en Brussel, red.). Daar zitten een hoop kunstenaars die ik mateloos bewonder, of met wie ik me verwant voel, onder wie de Belgen Kasper Bosmans en Walter Swennen. De mensen met wie ik hier gedatet heb, zeggen dat het de verdomde plicht is van mijn Belgische galerie om mij daar binnen te helpen. Haha.”

Tegen William Ludwig Lutgens (31), het jonkie van het gezelschap, hebben ze hetzelfde gezegd. Al wie hij tegenkwam verbaasde zich erover dat hij als prille dertiger al zo’n enorm oeuvre heeft opgebouwd, vol verwijzingen naar Ensor en Goya. Eigenlijk is Lutgens een hedendaagse versie van Fred Bervoets. Maar in hem brandt wél het verlangen om buiten Groot-Antwerpen te raken.

Lutgens: “Ze zeggen hier zonder omwegen: ‘Als je Antwerpse galerie er niet in slaagt een buitenlandse, internationale galerie voor je te vinden, kras dan maar gauw op.’ Ik ben zonder veel verwachtingen naar hier gekomen, maar dat heeft me wel aan het denken gezet.”

Chelsea

Een Vlaamse kunstenaar die al lang onder de pannen is in de VS, is Michaël Borremans (59). Bij David Zwirner, een galerie-imperium dat vier exporuimtes in New York en vestigingen in Londen, Parijs en Hongkong omvat, gaat een nieuwe tentoonstelling van hem open: een serie schilderijen onder de titel The Acrobat. De roddel gaat dat Borremans is opgekrast bij zijn Antwerpse galerie Zeno X. We kunnen het hem niet vragen, want de ster is niet aanwezig op z’n eigen show. Hij zou een covidbesmetting hebben opgelopen en in Californië in quarantaine zitten. Bij Zeno X daarentegen bevestigt Frank Demaegd dat Borremans de stal heeft verlaten, “jammer genoeg, na twintig jaar”.

Aan de overkant in W 19th Street zit Slag Gallery. Het is de galerie van Marius Ritiu (38), de beeldhouwer van Roemeense oorsprong die deel uitmaakt van de delegatie. Omdat hij geboren en getogen is in Transsylvanië, wordt hij door de andere kunstenaars liefkozend ‘Dracula’ genoemd. Hij is veeleer bij toeval in Antwerpen aangespoeld: “Ik arriveerde er met een bevriende kunstenaar uit Cluj. We zouden vier dagen blijven, maar op de derde dag kwamen we Guillaume Bijl tegen, die ons een hoop referenties gaf. Voor ik het wist zat ik op de kunstacademie, bij Nadia Naveau.” Ritiu wist voor zichzelf een aantal ‘residenties’ in New York te versieren en probeert er nu de helft van zijn tijd te slijten.

Ook Denitsa Todorova en Tramaine de Senna, de andere ‘buitenlanders’ uit het gezelschap, hebben al een aardig palmares opgebouwd in België. Todorova (38, uit Plovdiv, Bulgarije) met haar werken op grote lappen papier die zowel naar kosmologie als naar Jackson Pollock lijken te verwijzen; De Senna (41, uit San Francisco) met haar imposante sculpturen opgetrokken uit de meest diverse materialen.

“Het was fantastisch om met deze groep te reizen”, zegt De Senna. “De Vlaamse kunstenaars zijn bijzonder goed geïnformeerd en bloedserieus als het over hun kunst gaat, maar ze hebben ook een geweldig gevoel voor humor. You know: hanging out, having fun, getting drunk. Heerlijk.”

Flanders House

Voor een panelgesprek in Flanders House hebben Lies Serdons en Katelijne De Backer schoon New Yorks volk weten te strikken. Onder wie kunstenaar, curator, docent en schrijver Kenny Schachter en rijzende ster Rachel Eulena Williams. Maar de meest oogverblindende verschijning is zonder twijfel Björn Soenens, de VRT-gezant in de VS die het debat modereert. Hij is voor de gelegenheid uitgedost in een pantalon met luipaardmotief, multicolor sneakers en een gebleekte jeansvest over een zwarte coltrui. Hij ontlokt zelfverklaard idiot savant Kenny Schachter deze conclusie: “De kunstmarkt is een beest, als je niet oplet vreet ze je op met huid en haar. Dus kunstenaars, stick to your art and do it yourself. Strompel moedig voorwaarts!”

“Beeldende kunst is een harde, eenzame bezigheid”, zegt Lies Serdons op de laatste dag. “Kunstenaars stellen zich voortdurend bloot aan het oordeel van anderen. Maar als ze het even niet meer weten, moeten ze het zelf zien op te lossen. Dat is hun droeve lot. Op een reis als deze komen ze erachter dat ze allemaal in hetzelfde schuitje zitten. En dan merk je dat ze, in plaats van elkaar voor de voeten te lopen bij het hengelen naar aandacht en erkenning, juist naar elkaar toegroeien. Ze wisselen informatie uit, ze vergelijken het parcours dat ieder van hen heeft gelopen, ze introduceren elkaar bij de mensen die ze kennen. Dat hebben we alvast weer bereikt: dat de kunstenaars die meegereisd zijn elkaar sterker hebben gemaakt. Voor de rest weet ik dat omzeggens elke kunstenaar al in gesprek is met een galerie, een instituut of een tussenpersoon die hem of haar wil vooruithelpen. En we zitten nog niet eens in het vliegtuig naar huis! Dus ik zou durven te spreken van een gigantisch succes.”

Alleen jammer dat dit wel eens het laatste internationale netwerkevent van Vonk geweest zou kunnen zijn. Voor zijn hele ‘internationaliserings- en residentieprogramma’ kon Vonk rekenen op een Vlaamse projectsubsidie van 70.000 euro. Maar nu heeft uitgerekend dat programma een negatief preadvies gekregen van de commissie beeldende kunst van het Vlaamse cultuurdepartement. Als de Vlaamse regering dat advies volgt, kan Vonk Limburg niet meer uit.

“Er zijn een aantal feitelijke onjuistheden in de argumentering van dat advies geslopen”, zegt Lies Serdons diplomatisch. “Ik heb de commissie een uitgebreide repliek bezorgd. In mijn grenzeloze naïviteit denk ik dat het wel goed komt. En zo niet, dan vind ik wel een andere oplossing.”

“Lies!”, lacht Katelijne De Backer. “Je bent hier amper een week en je klinkt al als een Amerikaan!”

Nu belangrijker dan ooit: steun kwaliteitsjournalistiek.

Neem een abonnement op De Morgen


Op alle artikelen, foto's en video's op demorgen.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar info@demorgen.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234