Kunst
Onderzoekers verrast over wimpers en gordijn bij Meisje met de parel
Multidisciplinair onderzoek heeft meerdere onthullingen opgeleverd bij het beroemde schilderij van Johannes Vermeer.
Onderzoekers hebben ontdekt dat rechtsachter Vermeers schilderij Meisje met de parel (ca. 1665) oorspronkelijk een gordijn was afgebeeld. Het was groen. Het had een diagonale plooival. In het licht van het wereldnieuws is het een rimpeling, maar in termen van kunsthistorisch onderzoek is het saillant. Het Meisje met de parel bevond zich in een tastbare ruimte. Het is de spectaculairste bevinding van Meisje in de schijnwerper, het grootscheepse onderzoeksproject naar het beroemde schilderij.
Het multidisciplinaire onderzoek – een samenwerking van het Mauritshuis in Den Haag met het Nicas en enkele andere partners onder leiding van dr. Abbie Vandivere, conservator schilderijen bij het Mauritshuis – liep van februari 2018 tot voorjaar 2020. Gedurende die periode werd het schilderij met allerhande apparatuur doorgelicht (microscopen, macro-XRF-scanners) en werden minuscule monsters uit de verfhuid geanalyseerd, sommige uit de jaren negentig, een viertal recentelijk gewonnen. De eerste twee maanden van het onderzoek vonden plaats op zaal, live voor publiek. Het leverde nieuwe inzichten op over onder meer de iconografie en totstandkoming van het werk.
Wat betreft de iconografie: de spectaculairste vondst was dat groene gordijn, dat Vermeer rechtsboven de hoofddoek schilderde. Op macro-XRF scans zijn de lijnen en hooglichten van de plooival van het stuk stof nog zichtbaar. De onderzoekers wisten dat de achtergrond ooit groen in plaats van zwart was, maar de aanwezigheid van het gordijn kwam als een verrassing, vertelt Abbie Vandivere over de telefoon. Vandivere: ‘Ik dacht; hè, zie ik dat nu goed?’ Het gordijn verdween door de ontkleuring van de groene verf.
Een tweede ontdekking betrof de oogharen van het meisje: anders dan lang werd gedacht, bezit ze die wel degelijk, alleen zijn ze tegenwoordig met het blote oog niet meer zichtbaar. Met een microscoop en macro-XRF scan daarentegen wel. Daarmee bespeurde men kleine lijntjes bij het rechteroog en bruine wimpers over de achtergrond links. Dat deze lijntjes zo goed als verdwenen zijn, heeft te maken met de degradatie van de verf: het indigo en geel zijn volledig ontkleurd. De aanwezigheid van de wimpers wijst erop dat Vermeer zijn model heel dichtbij is genaderd. Het maakt het schilderij persoonlijker, meent Vandivere.
Ook over Vermeers materiaal gebruik (hij schilderde onder meer met loodwit dat afkomstig is uit Engeland) en zijn werkwijze zijn Vandivere en haar collega’s meer aan de weet gekomen. Vermeer begon zijn doek met een lichtgrijze grondering, waarop hij een schets maakte in bruin en zwart en daarna schilderde hij met een brede kwaststreek de kleurvlakken: geel, blauw. et cetera. Vermeer was geen tekenachtige schilder, zag Vandivere bevestigt: “Hij dacht heel erg vanuit tegenstellingen in kleur en gradatie. Hij beperkte het aantal verflagen tot een minimum en liet de onderlaag doorwerken in de voorstelling. Hij dacht echt een paar stappen vooruit.”
De parel, die in werkelijkheid geen parel is maar een druppeloorbel, is een voorbeeld van zo’n staaltje economisch, planmatig schilderen: zij bestaat slechts uit doorschijnende en dekkende lagen witte verf. Het is waarschijnlijk de beroemdste lege plek in de Nederlandse kunstgeschiedenis.
Op enkele plekken veranderde Vermeer al werkende van mening, zoals schilders doen. Hij schoof bijvoorbeeld met het oor, de bovenkant van de hoofddoek en de achterkant van de hals.
Opvallend is de aanwezigheid van het pigment ultramarijn. Vermeer gebruikte het pigment vaker, onder meer in Brieflezende vrouw in het blauw uit het Rijksmuseum, maar zelden zo rijkelijk als hier. Het zit in de hoofddoek, uiteraard, maar ook (als mengkleur) in het jasje. Fraai, maar de prijs was hoog. Ultramarijn, dat werd gemaakt van de in Afghaanse mijnen gewonnen lazuursteen, was immers kostbaar. Het was zelfs meer waard dan goud. En van dat dure ultramarijn gebruikte Vermeer ook nog eens de soort met de minste bijmineralen, de puurste soort.
Wijst de aanwezigheid van dat kostbare pigment er wellicht op dat we hier niet van doen hebben met een tronie, zoals tot op heden wordt aangenomen, maar met een portret in opdracht?
Dat is speculeren, meent Vandivere. De gelaatstrekken lijken haar aan de vage kant voor een portret. De neusbrug, bijvoorbeeld, heeft iets algemeens, al geeft ze toe dat er legio geïdealiseerde portretten bestaan. Zou het Meisje dan wellicht een portrait historié kunnen zijn: een portret van een bestaande figuur in exotisch kostuum? Ook die kwalificatie past niet helemaal. Het jasje, vertelt Vandivere, is namelijk contemporain. En van een herkenbaar historisch personage lijkt ook geen sprake. Nee, men houdt het op een tronie. Een oosterse tronie, weliswaar, maar een tronie.
Het maakt een onderzoek als dit niet minder waardevol, meent Vandivere. Door de grondigere kennis van Vermeers materiaalgebruik kan men immers beter anticiperen op de degradatie van die materialen en dus op het conserveren van het schilderij voor de toekomst. Bovendien, zegt ze, is men nu nog beter in staat om vragen van het publiek te beantwoorden over hoe Vermeer zijn beroemde schilderij precies realiseerde. Zulke vragen, weet ze, zijn er altijd.