InterviewNoël Steen
Noël Steen, organisator van het verdwenen festival Torhout: ‘Ik ben bang van grote massa’s’
Ooit was het één van de grootste festivals van ons land, maar bij jongere muziekliefhebbers doet de naam Rock Torhout amper nog een belletje rinkelen. Nu een nieuw boek de geschiedenis van het festival opnieuw tot leven brengt, haalt organisator Noël Steen (68) nog één keer herinneringen op.
“Het is tien jaar geleden dat ik hier nog ben geweest”, zegt Noël Steen. “En het ziet er nog exact hetzelfde uit.” ‘Hier’ is in dit geval een smal weggetje dat uitgeeft op het erf van een boerderij. In de open stallingen liggen stapels brandhout en hopen slordig gestapelde plastic kratten. Een rommelige boerderij zoals je er in Vlaanderen honderden vindt. Met dat verschil dat op dit erf jarenlang de grootste namen uit de muziekwereld passeerden. Met dank aan Noël Steen. Muziekliefhebber pur sang, drummer in metalbands allerhande en de drijvende kracht achter Rock Torhout, het tweelingbroertje van Rock Werchter dat in de jaren 80 en 90 het West-Vlaamse stadje Torhout op de muziekkaart zette.
Het rommelige erf deed al die jaren dienst als artiesteningang. Wie na de laatste stal linksaf slaat komt op een gigantisch, licht aflopend veld terecht: de festivalwei waar meer dan twintig jaar lang namen als Michael Stipe, Nick Cave, PJ Harvey, Neil Young, David Bowie en Bob Dylan op het podium stonden. Het rommelige erf lijkt een vreemde setting voor sterren van dat kaliber, maar als we Steen mogen geloven vonden ze het onorthodoxe decor net geweldig. “Het is een festival of het is het niet. Bij ons moesten de artiesten bijvoorbeeld ook over het gras lopen om aan het podium te raken, terwijl ze in Werchter een plankenvloer hadden voorzien. Maar gras hoort bij een festival, vind ik. Ook voor de artiesten. Die vonden dat trouwens fantastisch. Heel veel bands hebben hier na of voor hun optreden op het gras een matchke voetbal gespeeld. In Werchter kon dat niet.”
Woodstock achterna
De relatie met dat andere festival dat telkens in hetzelfde weekend met dezelfde affiche werd georganiseerd wordt een terugkerend onderwerp in het gesprek. De manier waarop de samenwerking tussen T en W tot een einde kwam ligt Steen nog altijd op de maag. Maar eerst spoelen we terug naar 1975 wanneer Pluto, de band waar Steen op dat moment achter de drums zit, via een wedstrijd een plek weet te veroveren op het podium van Jazz Bilzen. Daar raakt Steen aan de praat met rockjournalist Marc Didden. Het gaat over muziek maar ook over concerten, festivals en de organisatie daarvan. “Ik was toen helemaal in de ban van Woodstock”, vertelt Steen. “Ik heb de film over dat festival vier keer gezien.” Niet per se om te zien wat er op het podium gebeurde, maar vooral uit fascinatie voor wat er zich achter de schermen afspeelde. “Ik speelde al zo lang muziek. Ik wou ook eens aan de andere kant staan.” Dat Woodstock qua organisatie niet meteen een voorbeeld was, droeg bij tot de aantrekkingskracht. “Ergens in mijn onderbewustzijn dacht ik waarschijnlijk dat ik het beter kon doen.”
Didden stelt Steen voor om contact op te nemen met een zekere Herman Schueremans, een collega-journalist die net als Steen organisatorische ambities koestert. Omdat telefoonaansluitingen in die tijd nog zeldzaam waren worden de twee pennenvrienden. De briefconversatie werpt al snel zijn vruchten af en in 1977 wordt het dubbelfestival voor het eerst georganiseerd. Op zondag in Werchter, een dag eerder in Torhout. Al had dat evengoed in buurgemeente Koekelare – waar Steen op dat moment woont – kunnen zijn. “Ik had een brief geschreven naar het gemeentebestuur met de vraag of ik een festival kon organiseren. Die aanvraag werd geweigerd. Officieel omdat ik nog geen vastgelegde locatie voor het festival had, maar tussen de regels was het duidelijk dat ze in Koekelare liever geen massa’s muziekfans zagen opdagen.” Het werd dus Torhout. Een stadje met een treinstation, een aantal middelbare scholen en een progressief gemeentebestuur dat in tegenstelling tot de buren van Koekelare wel wat leven in de brouwerij wou. Ook een datum was snel gevonden. Het eerste weekend van de schoolvakantie. Het ideale moment om eens uit de bol gegaan.
Fluitjesbier
De allereerste editie, met de Brits-Nederlandse band Kayak als headliner, was goed voor 1.800 toeschouwers. “Voor die tijd was dat veel volk”, zegt Steen. “Het waren andere tijden. Mensen hadden toen nog niet de gewoonte om naar concerten, laat staan festivals te gaan.” In de jaren die volgen gaat het toeschouwersaantal gestaag de hoogte in. Ook vanuit Nederland komen steeds meer muziekfans naar Torhout afgezakt. “Terwijl Werchter voor hen toch een stuk dichter was. Maar blijkbaar vonden ze het hier gezelliger.” Een beetje te gezellig vinden ze in Torhout. De horeca in het stadscentrum mag tijdens het festival dan al gouden zaken doen, ook de overlast en het vandalisme neemt hand over hand toe. Uiteindelijk grijpt het stadsbestuur in. Vanaf de editie van ’93 mag tijdens het festivalweekend op en rond de wei enkel nog lightbier geschonken worden. Een maatregel waar toen heel wat om te doen was.
“Vreemd”, vindt Steen. “Want eigenlijk serveerden we al van bij het prille begin alcoholarm bier. We werkten samen met de Nederlandse brouwerij Skol, die hadden een fantastisch tapsysteem waarmee je in twee minuten tijd een volledig vat kon legen. Enige probleem: wie dat systeem wou gebruiken moest er hun bier bij nemen. En dat had een lager alcoholpercentage. We hebben daar nooit over gecommuniceerd en niemand heeft het ooit gemerkt. Maar toen het stadsbestuur met die verplichting kwam, was het kot te klein.” (lacht) Niet dat die maatregel veel zoden aan de dijk zette trouwens. Steen: “Mensen bleven drinken tot ze zat waren. Alleen hadden ze daar nu meer pintjes voor nodig.”
Kleine broertje
Met de groei van het festival neemt ook de rivaliteit tussen Torhout en Werchter toe. “Ze hebben het in Werchter altijd groter gezien”, vertelt Steen. “Wanneer ik één caravan zette, moesten er in Werchter twee staan. Ik heb altijd moeten vechten om Torhout op de voorgrond te krijgen. We werden gezien als het kleine broertje. De repetitie voor Werchter. Ook door de pers. In de beginjaren kwamen die niet naar hier. Ze gingen liever naar Werchter, dat was dichterbij. Tot er op een gegeven moment toch één journalist, Dirk Dauw, de weg naar Torhout vond. Omdat hij op zaterdag al alle bands had gezien kreeg hij een volledig verslag in de maandagkrant terwijl zijn collega’s pas op dinsdag konden publiceren over de headliners die zondagavond in Werchter op het podium stonden. (lacht) Het jaar nadien zakte de pers massaal naar Torhout af.”
De schaalvergroting laat zich ook organisatorisch voelen. Aan de hoeveelheid managers die hun zeg willen hebben bijvoorbeeld. “De artiesten zelf stelden eigenlijk niet te veel eisen", vertelt Steen. “De managers, die waren het probleem.” Zo moest er voor Paul Simon – op uitdrukkelijke vraag van zijn entourage– een route van het podium naar zijn kleedkamer worden afgezet zodat hij na zijn optreden snel de rust kon opzoeken. Steen: “De hele backstage stond op z’n kop. Doorgangen waren afgezet met lange wachtrijen tot gevolg. Een heel theater dat duurde tot het optreden gedaan was, Simon langs de andere kant het podium afstapte, zelf in zo’n wachtrij ging staan en doodleuk vroeg: ‘Hey, what’s happening?’”
Slapeloze nachten
Bij Steen zelf begon de verantwoordelijkheid steeds zwaarder te wegen. “Er kwamen steeds regels en voorschriften bij. Wanneer we vroeger toiletten plaatsten volstond het om bij wijze van afvoer een grote put te graven. Na het festival gooiden we die dicht en daarmee was de kous af. Maar dat soort dingen kon plots niet meer. Ik herinner me ook een incident waarbij een Britse bezoeker de backstage wou binnendringen en daarbij gebeten werd door een hond van de plaatselijke hondenclub die voor ons daar de security verzorgde. Die man wou klacht indienen tegen de organisatie maar de lokale politie weigerde dat te noteren omdat ze vonden dat hij sowieso niet in die backstage had moeten zijn.” Toen kon dat allemaal, nu niet meer. Ik begon ook meer en meer te beseffen dat ik als organisator van a tot z verantwoordelijk was. Dat heeft me heel wat slapeloze nachten opgeleverd. Eerlijk? Het was een pak van mijn hart toen het afgelopen was.”
Alleen de manier waarop knaagt nog steeds. Steen kreeg in volle voorbereiding van de volgende editie van een contact in Engeland te horen dat REM op zaterdag en Metallica op zondag gepland stond, telkens in Werchter. Een planning die niet te rijmen viel met het geplande dubbelfestival. “Ik vond het heel pijnlijk dat ik op die manier te weten moest komen dat Rock Torhout niet meer door zou gaan”, zegt Steen. “Ik wist ook wel dat er iets moest gebeuren. Het publiek liet het een beetje afweten en ook voor de artiesten was de wereld groter geworden. Ze stonden niet meer te springen om twee keer te spelen op locaties die amper een boogscheut van elkaar lagen. Maar ik werkte sinds 1975 met Herman samen. Dan mag je toch verwachten dat je rond de tafel kan gaan zitten om als volwassen mensen over de toekomst te praten?”
Na het einde van Rock Torhout probeerde Steen nog een aantal kleinschaliger festivalletjes op te zetten, maar die waren telkens geen lang leven beschoren. Zelf festivals bezoeken doet hij amper nog. “Dat zal misschien vreemd klinken uit de mond van een festivalorganisator, maar ik ben een beetje bang van grote massa’s. Tijdens Rock Torhout was ik ook bijna nooit tussen het volk te zien. Ik had mijn handen meestal meer dan vol met wat er achter de schermen gebeurde.”
Het boek Rock Torhout, biografie van een verdwenen festival is nu te koop