BoekrecensieBoeken
Niks nieuws onder de zon: ook de Portugezen waren in hun koloniën geen lieverdjes
Antonio Lobo Antunes tekent in deze roman de Portugese kolonialen als onversneden racisten, en diep onzeker. De personages zijn als vanouds ragfijn uitgewerkt.
Er zijn niet veel schrijvers wier boeken op mij zo verslavend werken als die van de inmiddels 78-jarige Portugees Antonio Lobo Antunes. Die verslaving is vooral te danken aan de diepte die de auteur aan zijn personages geeft en het mededogen dat hij weet op te roepen, ondanks hun menselijke tekortkomingen.
Lobo Antunes is een bijzonder subtiel psycholoog. Iemand die ouder wordt bestaat voor hem uit steeds meer lagen: de resten van het onschuldige, beschermd opgevoede kind, die van de verliefde puber die zich met zijn onrust geen raad wist en die van een onstuimige jongere vol plannen.
Maar hij is ook de steeds meer in het leven en de medemensen teleurgestelde rijpere mens. Uiteindelijk zijn wij al die personen tegelijk. In elk van ons woelt dan een koor van stemmen die elkaar voortdurend in de rede vallen en aanvullen. Ook in zijn nieuwe roman, De andere kant van de zee, blijft Lobo Antunes dit mensbeeld trouw.
Net als veel van zijn boeken gaat deze roman over de koloniale oorlogen van de jaren 60, toen Portugal vergeefs probeerde met geweld het laatste grote Europese overzeese rijk in stand te houden. De gebeurtenissen uit het verhaal spelen zich af rond de eerste grote opstand tegen de Portugezen in Angola, in Baixa do Cassanje. Op 3 januari 1961 kwam de zwarte bevolking daar onder leiding van de charismatische ‘profeet’ Antonio Mariano gewapenderhand in verzet.
De lezer ziet de gebeurtenissen vooral door de ogen van enkele Portugese katoenplanters en militairen die belast worden met het ‘herstellen van de rust’. Deze Europeanen zijn onversneden racisten en vrouwenhaters, die zich geheel oké voelen in een maatschappij waarin je als blanke voor een paar dekens en een geit een zwarte vrouw kunt kopen.
Wanneer de Europese vrouw van een van hen overspel pleegt, wordt haar minnaar – in een meesterlijk beschreven scène – door de echtgenoot vermoord, de vrouw zelf wordt overgeleverd aan het zwarte huispersoneel, misbruikt en verstoten.
De gevoelens van superioriteit van de Europeanen verbergen, zo laat Lobo Antunes subtiel zien, een kern van onzekerheid, kwetsbaarheid en hulpeloosheid. Daardoor kan de lezer zich wel degelijk in hen inleven. Zonder dat dit begrip als excuus kan gelden, want over de verwerpelijkheid van dit gedachtegoed laat de schrijver geen twijfel bestaan.
De overrompelende slotscène tilt het boek naar een hoger plan. Het naamloze personage dat – vereenzaamd en ontluisterd na een leven van win- en zelfzucht – aan het slot op de trein van de dood stapt, wordt overweldigd door een stroom van onverwachte gevoelens: verzoening met het leven, ondanks alles, en vredige overgave aan de dood, in een sfeer van verrassende lichtheid en plotse onschuld.
‘Alle passagiers uit de fotolijstjes met de dode familieleden waren al ingestapt en wachtten op ons. ‘Zeg komt er nog wat van?’ Zelfs overgrootmoeder Alice, zelfs neef Nivaldo, blij dat we vertrokken, blij met het uitstapje.’
De in de loop der jaren gegroeide gelaagdheid van het leven kan worden afgelegd, alles is weer simpel en overzichtelijk, men is toch nog, al is het onverdiend, met zichzelf in het reine gekomen, de cirkel van het leven is geblutst, maar rond.