Televisie'Een jaar op zee'
Nieuw programma van Wim Lybaert is een ode aan de visserij: ‘De zee roept ons op een of andere manier’
Wim Lybaert koestert al langer een diepgewortelde liefde voor de visserij. In zijn nieuwe programma Een jaar op zee brengt hij die nu ook in de praktijk. ‘Ik wou weten hoe het voelt om als visser de zee op te gaan.’
Televisiekijkend Vlaanderen mag hem dan al kennen als ‘de moestuinman’, wanneer je het Wim Lybaert zelf vraagt zal die zichzelf toch eerder omschrijven als een kind van de zee. Met dank aan zijn vakantiejob als redder waardoor hij zowat elke zomervakantie integraal op het strand spendeerde. Tel daar nog een gezonde fascinatie bij voor ons voedsel en de manier waarop dat op ons bord belandt en je begrijpt meteen waarom Lybaert zijn vrije tijd zo graag spendeert in de vissersloods van Steve Savels in het midden van de Zeebrugse haven.
En Lybaert is niet de enige stamgast zo blijkt wanneer we er op een stormachtige vrijdagnamiddag binnenvallen. Peter Thysebaerdt, heeft net zijn lading vis aan de man gebracht en komt vertellen over de prijs die hij daarvoor kreeg. Ook Yves De Mey, die geregeld meevaart op de boot van Steve Savels en zijn zonen, is een regelmatige bezoeker. De loods van Steve en Maurice, de papegaai die er vrij rondvliegt en af en toe eens een bezoeker bijt, is het stamcafé van de plaatselijke vissersgemeenschap.
Met een frigo vol frisse pinten en een collectie posters van vrouwelijk schoon als belangrijke trekpleisters. Het is ook hier waar Lybaert voor het eerst aan kwam zetten met het ruwe idee om ‘iets’ rond de visserij te maken. Dat ruwe idee groeide uit tot Een jaar op zee. Een ode aan de visserij, noemt Lybaert het zelf.
En daar was nood aan. “Op de één of andere manier zijn we vergeten waar ons eten vandaan komt. De ruggengraat van elke maatschappij zijn de mensen die voor voedsel zorgen. De boeren en de vissers dus. En laat dat nu net twee beroepsgroepen zijn die enorm onder druk staan. We zijn de voeling met hen compleet verloren. Met Een jaar op zee wil ik daar verandering in brengen. Meer is het eigenlijk niet.”
Een idee waar de vissers zelf meteen warm voor liepen. Want de visserij kampt met een imagoprobleem weten ze. “We moeten daar eerlijk in zijn”, zegt Savels. “Wanneer je in het binnenland praat over vissers, waar denken mensen dan aan? Aan gasten vol tattoos die meer drinken dan goed voor hen is. Terwijl we zo’n mooi beroep hebben.” Gevraagd naar waar die schoonheid dan precies in zit, komen er een hele reeks antwoorden.
Dan gaat het over de zee en de liefde die ze daarvoor voelen. Savels: “Dat is iets raars. De zee roept ons op een of andere manier. Ik heb dat altijd al gehad. Als kind deed ik niets liever dan op de golfbreker lopen op zoek naar krabben. Daar kon ik uren mee bezig zijn. Ik vaar ondertussen al bijna tien jaar niet meer maar ik moet elke dag nog steeds de zee zien.” Een gevoel dat Yves De Mey herkent. “Ook als ik op reis ben moet ik om de paar dagen toch naar zee. Om te zien of mijn werk er nog is.”
Ook de speciale band die er aan boord van een schip tussen de bemanningsleden ontstaat, passeert de revue. Lybaert, die voor Een jaar op zee geregeld meeging aan boord, ondervond zelf hoe dat in zijn werk gaat. “Aan boord van zo’n schip kan je geen komedie spelen. Je bent dagen aan een stuk constant in elkaars gezelschap. Wie een rolletje speelt, valt onherroepelijk door de mand. Vissers zijn wie ze zijn. Net dat maakt hen zo mooi.”
En dan zijn er nog de verdiensten natuurlijk. Want aan boord van zo’n schip wordt veel geld verdiend. “Een ministerloon”, zegt Savels. “Alleen het pensioen zal misschien wat minder zijn.” (lacht) Hoewel de visserij vaak wordt voorgesteld als een sector in nood – de Belgische vloot zag het aantal boten de laatste dertig jaar van 300 naar 58 dalen –, worden de winstmarges steeds hoger. Met dank aan de wet van vraag en aanbod. Doordat er minder vis binnenkomt, wordt die aan hogere prijzen verkocht.
Bovendien is de markt – anders dan vroeger – een stuk internationaler geworden. “Een deel van de vis die Peter vanmorgen heeft verkocht, gaat straks het vliegtuig op richting Amerika”, zegt Savels. “En elke week gaat er vanuit Zeebrugge een container tong naar Dubai. Je hoeft maar naar de auto’s te kijken die de bemanning langs de kaai laat staan wanneer ze uitvaren, om te zien dat er met vissen wel degelijk nog geld te verdienen valt.”
Vrij beroep
Maar nog belangrijker dan dat geld is de vrijheid. Op zee, maar ook aan land. De vissers leggen uit dat er meestal met weekcontracten wordt gewerkt, goed voor één vistrip van zeven dagen. “Je kiest dus zelf wanneer je uitvaart of wanneer je thuisblijft”, zegt Savels. “Wil je zes weken na elkaar op zee zitten, dan kan dat. Blijf je liever wat langer thuis, dan kan dat evengoed. Een vrij beroep in de echte zin van het woord.”
Vrijheden die door de nieuwe generatie ook steeds nadrukkelijker worden opgeëist. “Tegenwoordig is elke reden goed om thuis te blijven”, vindt Savels. “Een babyborrel, een communie maar ook een een straatfeest of een stuif-in. Vroeger bleven we enkel thuis voor een trouwfeest. (lacht) En dan nog alleen als het dat van jezelf was.”
Er worden straffe verhalen bovengehaald. Zoals dat van Thysebaerdt die als jonge visser aan zijn schipper vroeg om thuis te mogen blijven voor carnaval. Dat mocht van de kapitein, alleen moest hij daarna maar meteen helemaal niet meer terugkomen aan boord. “Meteen na dat gesprek moest ik de netten gaan repareren en daarbij sneed ik in mijn hand. De schipper was ervan overtuigd dat ik dat expres had gedaan om thuis te kunnen zijn, terwijl ik bijna een vinger kwijt was.”
Ze zullen het zelf niet zo snel toegeven maar heimelijk is de generatie van Savels, Thysebaerdt en De Mey een beetje jaloers op de jonge vissers die wat vaker voor vrouw en kind kiezen. “Dat is misschien wel het enige waar ik spijt van heb”, zegt Savels. “Dat ik mijn kinderen niet heb zien opgroeien. Dat wrijven ze me nu nog geregeld onder mijn neus: ‘je was er nooit’.”
Ook Thysebaerdt herinnert zich zomervakanties waarin hij in totaal amper vier dagen thuis was. “Toen ze klein waren hadden mijn kinderen schrik van me toen ik thuiskwam.” Al zijn er ook voordelen aan die uithuizigheid verbonden. “Wanneer je thuiskomt is het altijd verse liefde”, weet Savels. “Het was bij ons altijd feest. Mijn vrouw en ik maakten nooit ruzie. Waarom zou je je tijd daaraan verspillen als je weet dat je een paar dagen later alweer weg moet.”
Met de lange periodes op zee en het gemis dat daarbij hoort, zijn we aanbeland aan de mindere kanten van het vissersbestaan. Een ook daar valt wel wat over te vertellen, zo blijkt. Zo wordt er aan boord van zo’n vissersboot niet alleen veel geld verdiend, er moet ook hard en veel gewerkt worden. “Ik heb in mijn leven al behoorlijk wat jobs gedaan”, zegt Lybaert. “Maar ik ken geen enkel beroep waarin zo hard wordt gewerkt.”
Lybaert stapte bij zijn eerste visreis aan boord met de ambitie om het tempo van de meer ervaren vissers te volgen. “Dat was dodelijk”, vertelt hij. “Die gasten slapen nooit langer dan anderhalf uur aan een stuk. Om de drie uur worden de netten bovengehaald. Alle vis die daarin zit, moet gegut worden, dat is de ingewanden er uitsnijden. Pas wanneer dat gedaan is, mag je weer je bed in. Ik heb één keer zeven shifts na elkaar meegedaan. Goed voor 21 uur. Daarna was ik zo kapot dat ik in mijn bed ben gekropen om er pas negen uur later weer wakker te worden. Het was van mijn studententijd geleden dat ik zo lang aan een stuk geslapen had.”
Bioritme
Het bioritme van de vissers die al jaren in shifts werken, is helemaal kapot, legt Lybaert uit. “Zodra ze gedaan hebben met gutten, gaan ze op hun bed liggen om binnen de paar seconden in slaap te vallen. Ik zat op dat moment nog vol adrenaline. Wanneer ik dan eindelijk toch in slaap begon te vallen stond de schipper alweer naast mijn bed te brullen dat de volgende lading vis eraan zat te komen. Op den duur bleef ik gewoon wakker om een beetje te babbelen. Slapen lukte toch niet.” Tot wanhoop van De Mey, zo blijkt. “We moesten soms echt zeggen: ‘Wim, laat ons gerust.’ Hij bleef maar babbelen terwijl wij in ons bed wilden. Tijdens zo’n reis kan je elk halfuur slaap gebruiken.”
Zeker omdat je maar beter goed uitgeslapen op het dek kan staan. “Om de drie uur moet je dingen doen waarbij je – wanneer je even niet oplet – zomaar een paar vingers kwijt kan raken”, waarschuwt Lybaert.
Een uitspraak waarmee hij zich op glad ijs waagt. Want vissers mogen dan al graag de omvang van hun vangst overdrijven, in de Zeebrugse loods blijkt dat ze minstens even fanatiek zijn in het minimaliseren van de risico’s die daarmee gepaard gaan. “Vissen gevaarlijk? Weet je wie pas echt een gevaarlijk beroep heeft? Die gasten die bij wegenwerken verkeerskegeltjes moeten zetten om een rijstrook af te sluiten. Of glazenwassers op grote hoogte. Daar hoeft maar een kabel te breken en ze liggen beneden.”
Zelfs televisiemaker is – als je het de vissers vraagt – een beroep met meer risico dan het hunne. “Allee Wim, jij werkt hard en veel en je slaapt amper”, zegt Savels. “Wanneer je dan oververmoeid achter het stuur kruipt, is dat toch gevaarlijk. En al de stress kan je een hartaanval bezorgen.”
Voor Lybaert het sein om de dingen even in perspectief te plaatsen. “Het is simpel. Ik ken geen enkele collega die tijdens het uitoefenen van zijn beroep gestorven is, een vinger is kwijtgeraakt of zelfs maar een paar ribben heeft gebroken. Maar als ik diezelfde vraag aan jullie stel, dan kunnen jullie alle drie meteen een paar namen van collega-vissers noemen. Wat jullie doen is wel degelijk gevaarlijk, alleen zien jullie die gevaren niet meer.”
Na nog wat mild protest waarbij onder andere de niet te onderschatten gevaren van het vuilnismanzijn worden aangehaald, geven de drie toch schoorvoetend toe dat het op zee soms gevaarlijk kan zijn. Al zit volgens De Mey ook hun leeftijd daar iets voor tussen. “Wanneer je – zoals wij – de zestig nadert, begin je overal gevaar in te zien.”
De gevaren van hun job is niet het enige onderwerp waar vissers niet graag over praten. Ook van visquota en windmolenparken blijf je beter ver weg wanneer je het gezellig wil houden. Die quota, die bepalen hoeveel ton van welk soort vis je op een bepaalde plaats mag bovenhalen, moeten de overbevissing een halt toe roepen.
Maar volgens de vissers is die overbevissing een fabeltje. “We kunnen de zee niet leeg vissen. Dat bestaat toch niet.” Wanneer Lybaert aanhaalt dat er ondertussen toch nog amper kabeljauw te vinden is, wordt het protest nog feller. “Die kabeljauw zoekt gewoon kouder water op”, zegt Savels. “Wij gaan als vissers nooit een soort uitroeien. We gaan nooit de laatste vis vangen. Van zodra een bepaalde soort minder vaak voorkomt, wordt er sowieso niet meer op gevist omdat het gewoon niet rendabel meer is.”
Hoe dan ook, de quota zorgen er wel voor dat er tegenwoordig veel meer verschillende soorten vis worden gevangen. Soorten waar zelfs een kind van de zee nog nooit van heeft gehoord. “Ze hebben net voor we aan wal gingen in Dublin een viskwis voor me georganiseerd”, vertelt Lybaert. “Ik moest zeven van de tien soorten herkennen. Lukte dat niet, dan moest ik in Dublin op stap in het hemd dat ik al de hele week aanhad om vis te kuisen.”
Lybaert haalde de zeven niet, maar het bewuste hemd moest hij uiteindelijk niet de hele avond dragen. “Na het eerste cafeetje ben ik me gaan omkleden. Zelfs de vissers waarmee ik op stap was, die toch één en ander gewoon zijn, vonden dat ik te hard stonk.”
Een van de soorten die de Belgische vissers tegenwoordig en masse bovenhalen is inktvis. Met vreemde gevolgen. “We trekken in de zomer allemaal naar Spanje”, vertelt Savels. “Gaan daar aan het strand op een terras zitten en bestellen calamares a la plancha met het idee dat die daar ter plaatse uit de zee gehaald worden. Terwijl die gewoon door onze vissers worden gevangen en van hier, in Zeebrugge, naar Spanje en Portugal worden gebracht.” Wat ons terug bij het allereerste idee voor Een jaar op zee brengt. “Hoewel ze al honderd jaar hetzelfde doen, zijn er maar heel weinig mensen die weten wat onze vissers precies doen”, zegt Lybaert. “Hopelijk komt daar de komende weken verandering in.”
Een jaar op zee, elke maandag om 20.40 uur op Eén.