RecensieBoeken
Niemand houdt zo mooi van New York als Fran Lebowitz
De Netflix-serie Pretend It’s a City hielp de excentrieke, tegendraadse schrijfster Fran Lebowitz (1950) aan een nieuw publiek. Nu zijn haar columns vertaald.
Ergens tijdens het diepste duister van de lockdown, begin 2021, toen iedereen in zijn cocon zat en je behalve naar de supermarkt nergens heen kon, begon Netflix Pretend It’s a City van Martin Scorsese uit te zenden. Met New York en schrijfster-stijlicoon Fran Lebowitz in de hoofdrol.
Zelden kwam een virtuele reis op een beter moment voorbij, naar de stad waarnaar iedereen die er ooit is geweest terugverlangt en waar iedereen die er nog nooit was heen wil. Het is zoals grumpy Lebowitz verbaasd antwoordt op de vraag wat er hier dan is dat jonge mensen nog steeds naar New York trekt: “New York, dát is er hier!” Ze staat dan op plastic slofjes midden in de enorme maquette van New York in het Queens Museum, gemaakt voor de wereldtentoonstelling van 1964.
Wie is Fran Lebowitz? Zoals ze zelf zegt tegen haar goede vriend en grootste fan Scorsese, is ze “een schrijver die niet meer schrijft”. Eind de jaren 60 trok ze vanuit New Jersey naar New York, belandde er in de kunst- en muziekscene, werd gefotografeerd door Robert Mapplethorpe, raakte bevriend met muzikanten van de New York Dolls – wier muziek ze vreselijk vond – en jazzgrootheden als Duke Ellington. Met bassist Charles Mingus maakte ze veel ruzie, hij rende zelfs eens van het podium tijdens een optreden toen hij haar in het publiek zag en achtervolgde haar stratenlang.
Vanaf de jaren 70 schreef ze humoristische recensies van slechte films in het magazine Interview van Andy Warhol. In 1994 publiceerde ze haar laatste (kinder)boek. Sindsdien kampt ze met een schrijversblokkade. Interviews voor publiek schijnen haar daarentegen makkelijk af te gaan. Met haar bozig mopperende comedy of complaint, zoals The Guardian het noemt, waarbij ze over alles meningen ventileert – de metro, muziek, roken –, trekt ze een groot en opvallend jong publiek.
In Pretend It’s a City zien we recente en oudere opnames, Lebowitz in gesprek met Scorsese (niemand lacht zo hard om Fran als hij, wat best irritant is), regisseur Spike Lee, haar inmiddels overleden vriendin Toni Morrison... door Scorsese afgewisseld met foto’s van een jonge Fran en opnames van historische gebeurtenissen in de stad.
We zien haar steeds in haar eentje tegen de stroom in door New York lopen in haar typerende outfits: een oversized kasjmieren jas, een groot colbert, een wit overhemd, een Levi’s 501-jeans en cowboylaarzen. Ze loopt alsof ze op weg is naar een afrekening, las ik ergens.
Hard, vies en duur
Maar er is niet alleen snedige grappigheid, er ontstaat ook het beeld van een jonge homoseksueel die haar benauwde (Joodse) milieu in New Jersey ontvluchtte om in de grote stad zichzelf te kunnen worden. En het beeld van hoe hard – en vies en duur – het leven er was in de jaren 70, die met name dat jonge publiek zo glamoureus schijnt te vinden. Lebowitz’ verhalen over seksuele intimidatie zijn best indrukwekkend.
De serie bezorgde haar een nieuw publiek, en nu zijn haar columns vertaald, uit twee bundels uit de jaren 70 en 80. In haar voorwoord stelt ze zich de vraag hoe actueel die stukjes nog zijn, maar ze vraagt de lezer ze te beschouwen als ‘kunstgeschiedenis in wording’. Je kunt je dat van die actualiteit inderdaad afvragen bij een column als ‘Telefonist bij Inlichtingen: een handleiding’. Een instituut dat amper nog bestaat, maar als de column nu geschreven was, zou het een instructie zijn aan medewerkers van een callcenter en hoe ze die akelige bellers van zich af kunnen slaan.
Je herkent bij het lezen van haar stukjes – jammer dat er niet bij staat in welk jaar ze zijn geschreven – de rode draad in al die jaren, het soort onderwerpen, de toon. Zoals in ‘Mensen’: ‘Mensen (een verzameling individuen die naar mijn mening altijd al ten onrechte veel aandacht kreeg) zijn vaak vergeleken met sneeuwvlokken. De analogie suggereert dat elk exemplaar uniek is – geen twee zijn hetzelfde. Dit is overduidelijk onjuist.’
Van mensen gaan er volgens Lebowitz dertien in een dozijn. Om dat te onderbouwen met de stelling dat er veel mensen met hetzelfde kapsel zijn.
Geestige stof, en schrijven kan ze, maar het blijft lastig om de columns te lezen zonder haar stem en performance in het achterhoofd. Is dit net zo onderhoudend als je de publieke Lebowitz niet kent? Voor wie aarzelt: er is een audioboek, voorgelezen door Fran zelf.