RecensieBoeken
Neem een kapmes mee in de verhalenjungle van Carmien Michels ★★★
Carmien Michels stouwt haar verhalenbundel Vaders die rouwen overvol met gehavende personages. Dat breekt de lezer weleens op.
Laat de naam Carmien Michels (°1990) vallen in literaire milieus en je krijgt op slag de associatie met slampoëzie. De Antwerpse geldt inderdaad als een van de eerste dichteressen die het genre salonfähig maakte én vlotjes naar een groter publiek loodste. Zeker omdat ze ooit het Nederlands en Europees Kampioenschap Poetry Slam wegkaapte. Toch is Michels meer dan een onetrickpony: ze ‘danst tussen pen en podium, tussen urban en klassiek’, zoals ze op haar website schrijft.
Steeds uitdrukkelijker gluurt Michels naar het proza, waarbij je haast zou vergeten dat ze al twee romans op haar naam heeft: het caleidoscopische Wij zijn water (2013) en de coming-of-ageroman Vraag het aan de bliksem (2015).
Haar nieuwe verhalenbundel Vaders die rouwen omschrijft Michels in een interview in het tijdschrift Verzin als ‘zes miniromans’, waarin vaders en bij uitbreiding mannen een essentiële rol spelen. Mannen, bovendien, die flink gehavend zijn. Ze weten geen blijf met hun gevoelens, met hun attitude tegenover hun weerbarstige dochters, een op sterven liggende ex of een collega.
Michels onderneemt inventieve zoektochten naar gezinsconstellaties maar ook naar vaderschap, mannenvriendschap én gemis. Want altijd weer spookt er verlies én rouw door de verhalen. Vaak ook hebben de mannen lichamelijke kwetsuren, zoals in het wat gezapige voortbollende ‘Hannibal’, over twee werkkompanen.
Maar ook vrouwen krijgen het in dit boek hard te verduren: ze gaan dood of ze worden gestalkt, nog wel door de zoon van hun geliefde, zoals de bossanovamuzikante in ‘Onze honden uitlaten’.
Toch is Vaders die rouwen een wispelturige bundel. Michels sluipt talloze, erg uiteenlopende biotopen binnen, waarin je helaas meermaals het noorden kwijtraakt. Heeft dat ook te maken met de krioelende hoeveelheden personages die ze in menig verhaal introduceert? Dat stelt bar hoge eisen aan de lezersempathie. Zou deze 'verhalenjungle’ niet gebaat zijn met het snoeien van uitzinnige begroeiing?
Duidelijk is dat Michels haar tomeloze verbeelding geen gepaste bedding weet te bieden. Zo loopt het slotverhaal ‘Paarden eten mijn dromen op’ - over een vader wiens dochtertje terminaal ziek is, terwijl hij seksueel getinte paardenpsychoses krijgt – volledig uit de klauwen.
Te bedenken dat de bundel nog vrij bedaard opent met een soort dwarsdoorsnede van een familie met een stokoude grootvader en een vader-anesthesist die ‘geen inkijk in zichzelf geeft’, plus een dochter die met haar seksualiteit worstelt. Tot er een wat kleffe toenadering volgt.
Veel beter op dreef bijvoorbeeld is Michels in ‘Het kippenhok van de buurvrouw’, waarin een vader ronduit geterroriseerd wordt door zijn weer inwonende dochter Felicity. ‘Al wekenlang stond ik in een boksring waarin ik mijn vaderlijke hart als een schild voor mijn borst droeg.’ Tot het tot vuilnisman gedegradeerde heerschap uit eigen kamer en huis verdreven wordt. Hier toont Michels haar talent voor wrang absurdisme met behoud van lichtvoetigheid.
Het verder thematisch topzware Vaders die rouwen is bij momenten knap geschreven. Qua stilistische durf zet Michels ongetwijfeld stappen vooruit. Maar aan de mechaniek van haar complexe verhalen, die soms alle kanten op stuiven, valt nog flink te sleutelen.