Write Now!
Met dit verhaal won Kyrian Esser de schrijfwedstrijd Write Now!
Write Now!, de belangrijkste schrijfwedstrijd in het Nederlandse taalgebied, is dit jaar gewonnen door Kyrian Esser. De 24-jarige Amsterdammer treedt met deze onderscheiding in de voetsporen van Lize Spit en Joost de Vries. Essers bekroonde verhaal willen we u niet onthouden.
Zijn vader was arts en had meteen gezien dat het een stukje mens was dat Luigi tussen zijn kaken geklemd hield, vastbesloten het aan niemand af te staan. In de dagen erna spoelden er steeds meer stukjes aan. Het strand werd afgezet. De toeristen gingen naar huis. Vanaf die tijd kreeg zijn vader het erg druk.
Inmiddels was Max twaalf en een half en kwam de tijd, vond hij, om te beslissen wat voor soort man hij zou worden. Zijn moeder had regelmatig gesproken van jullie soort mannen, maar Max had nooit precies begrepen wat ze daarmee bedoelde. Meestal had ze het dan over zijn vader, maar vaak ook over hem, als hij iets onhandigs had gedaan, of over hen allebei, en soms gebruikte ze de uitdrukking om alle mannen op het eiland aan te duiden. Zelf kwam ze uit de hoofdstad. Daar waren de mannen kennelijk anders. Het was - hij telde de maanden - bijna een half jaar geleden dat ze terug was gegaan, althans, zo noemde zij het. Max vond dat ze was weggegaan, niet terug. Hij had haar per slot van rekening pas leren kennen nadat ze had besloten de hoofdstad achter zich te laten en hem op de wereld - specifieker: op Linosa - te zetten. Ze belde nog wel, maar praktisch gezien moest Max het nu doen met zijn vader, wiens schuld het was. Misschien niet allemaal, maar toch in grote lijnen.
Onder de verschillende soorten mannen vormden de vaders een boeiende subcategorie. Max had een tabel gemaakt van het hele spectrum en wilde kijken in welk hokje de zijne hoorde. De meeste vaders zijn onhandige vaders, die het niet slecht bedoelen: vaders die te laat op de voorspeelavond komen en net het optreden van hun kind missen; vaders die trots zijn maar het niet zeggen; vaders die beloofd hebben niet meer te roken en die het nu stiekem doen en denken dat niemand dat ruikt; vaders die niet weten hoe ze hun dochter vaderlijk moeten aanraken; vaders die geld lenen uit de spaarpot van hun kinderen om cadeautjes voor Kerstmis te kopen; zwijgvaders; stinkvaders; vreetvaders.
Dit waren nog de goeie vaders. De slechte vaders had hij in een ander hok gestopt, gescheiden van de rest. Max noteerde alle variaties: vaders die jaloers zijn op de prestaties van hun nageslacht; teflonvaders, die doen alsof alles van ze afglijdt; vaders die slaan; vaders die alleen van hun zoons houden als ze goede cijfers hebben; vaders die alleen van hun dochters houden omdat ze mooi zijn. Zo'n vader had Nina. Nina was een heel knap meisje, vroeger, en haar vader paradeerde altijd graag met haar door het dorp. Maar toen ze twee jaar geleden een beugel en een grote mond kreeg, was hij naar Canada verhuisd.
Dat bracht hem bij de laatste categorie: afwezige vaders. Ook de afwezige vader kwam in verschillende gradaties voor. Je had alle vissers en zeelui, die vaak afwezig waren, maar ook meestal weer terugkwamen. Je had vaders die voor altijd weggingen, vaders die er nooit waren geweest en vaders die dood of kwijt waren gegaan, zoals die van de nieuwe kinderen van Linosa. De nieuwe kinderen woonden in denkbeeldige kamers in Teatro Molo. De tribune was eruit gesloopt om plaats voor ze te maken.
Toen Max klein was speelden zijn ouders één keer per jaar een klucht in Teatro Molo met de amateurvereniging. Overdag kon je op de geboende houten vloer heerlijk rolschaatsen, tussen de decorstukken door, en 's avond kroop Max onder de tribune met Luigi, die toen nog een pup was. Een half uur voor aanvang legde er zich, als een sluier, een verwachtingsvolle stilte over de zaal. Het toneel werd heilige grond, waarop je als sterveling geen voet mocht zetten. Alleen de spelers met hun speciale toneelschoenen bewogen zich nog over het podium, niet als stijve misdienaren, maar met de vanzelfsprekende tred van een hogepriester. Elk stofdeeltje dat van de doeken omlaag dwarrelde en het licht ving, was zo heerlijk als het manna des hemels. Deze vergelijking zou de bewondering die Max voor het toneel koesterde, treffend illustreren, ware het niet dat de taferelen die hij wekelijks in de kerk bijwoonde, hem al sinds enige tijd geen enkele eerbied meer inboezemden. Hij zag het gemompel van de priester tergend traag, als siroop langs zijn mondhoeken omlaag sijpelen en onder de kansel een donkere poel vormen, die na de mis moest worden opgedweild. De woorden die op het toneel gesproken werden leken daarentegen tot in de oneindigheid te reiken. Een acteur hoefde maar te zeggen dat er een raam met een uitzicht was, en er was een raam met een uitzicht; hij hoefde maar te blaffen en hij was een hond. Max hoorde hoe het gewicht van het publiek boven hem neerzeeg, als een geweldig monster waarvoor hij zich had verstopt. Hij hoorde de ademhaling, de dikke billen die heen en weer schoven op de houten stoelen. Luigi wist donders goed dat de voorstelling op het punt stond te beginnen en hield zich koest. Bij het applaus huilde hij des te harder.
Nu sliepen daar de nieuwe kinderen met hun vaderloze gezinnen op tapijten en deden alsof er muren waren. Toen Max voor het eerst bij ze op bezoek was, stapte hij gedachteloos van het ene tapijt op het andere. "Pas op," riepen ze, "je loopt door de muur. De voordeur is aan deze kant. Als je naar die kamer wil, moet je hier door de gang en dan naar rechts." Max speelde mee. Hij was tenslotte in het theater. Er waren veel jongens van zijn leeftijd bij. Ze maakten flauwe grappen, stoeiden, voetbalden, speelden oorlog in de gangen en de kleedkamers van het theater - daarin waren ze veel beter dan zijn vrienden op school - en spraken een eigen taaltje, dat wel een soort Italiaans was, maar heel anders klonk. De meesten hadden een donkere schaduw op hun bovenlip, waar hij erg jaloers op was. Er tekende zich een volwassen bezorgdheid af op hun gezicht, met trots droegen ze de afdruk van een frons. Het waren eigenlijk al mannen.
Max had nog een foto van zijn ouders, op het toneel. Ze waren jong en knap. Het leken wel filmsterren. Hij bewaarde de foto in een schoenendoos samen met de tekeningen die hij goed gelukt vond, brieven van familie en een klein album, met een kaft van grijs linnen, dat zijn moeder was vergeten. Daarin zaten haar kinderfoto's. Toen hij klein was had hij vaak in kleermakerszit door het album zitten bladeren, voorzichtig, alsof het van glas was. Het fascineerde hem mateloos. Hij had als kind de dagen geteld tot Kerstmis, de weken tot zijn volgende verjaardag of het gevreesde tandartsbezoek, maar de foto's, gescheiden door het knisterende tussenblad, - pergamijn, zo heette dat - waarop zijn moeder, een jong meisje, in de weer was met het speelgoed dat nu in zijn kamer rondslingerde, waarvoor hij alweer te oud geworden was, die foto's hadden voor hem het vage idee van de tijd die verglijdt, vliegt, of verstrijkt - deze woorden vond hij verwarrend, tijd was toch geen slee, geen vogel en geen strijkijzer - tastbaar gemaakt. Wat tot dan toe een bedenksel van grote mensen had geleken, was nu even concreet als een ei dat breekt: de dingen bleven niet zoals ze waren.
Desondanks had Max natuurlijk geprobeerd te redden wat er te redden viel. Hij had geld uit het bureau van zijn vader gestolen om oorbellen voor zijn moeder te kopen, ter ere van het twintigjarig huwelijksjubileum dat haar wederhelft vervolgens zo onherroepelijk vergat op te merken dat het niet eens kon lijken alsof het cadeautje van hem afkomstig was.
Max hield zich sterk, zoals de vissers die bij zijn vader in de praktijk kwamen omdat ze zich aan drenkelingen vertild hadden. "De vis is zwaarder geworden," zeiden ze lachend. "Ze hebben geen rugklachten," zei zijn vader, "maar nachtmerries." Littekens, wist Max, waren trofeeën. Tomasso was zo snel hij kon naar school gerend en had glunderend de rode tekening op zijn wang laten zien, die de hand van zijn vader had achtergelaten. De vader van Tomasso zat in het hok met de andere onvaders. Daarbij vergeleken stelde een moeder die naar de hoofdstad was verhuisd niet veel voor. Zeker niet in Teatro Molo, waar halfwees de instapklasse was. Daar maakten de volle wezen de dienst uit. Plechtig toonden ze de huwelijksfoto's van hun ouders op hun telefoons, waarmee ze onder hun kussens sliepen.
Op school was ook een wees: Renato. Hij at niets anders dan glutenvrije muffins. Elke dag werkte hij er kilo's van naar binnen, tot groot ontzag van zijn klasgenootjes. Hij had allerlei allergieën en iets aan zijn schildklier, waarvoor hij was geopereerd. Een litteken op zijn hals getuigde van dit wapenfeit. Hij woonde bij de zus van zijn grootvader en haar man, in een huis dat naar ouderdom rook. De jongen had de geluiden en gewoonten van de bejaarden overgenomen. Hij bewoog langzaam, liep moeilijk en werd steeds dikker. "Renato heeft een gat in zijn buik," had de vader van Max gezegd, "en dat is niet de schuld van die klier." Hij was zelf ook behoorlijk aangekomen. Als er mensen aanspoelden kreeg hij ze op zijn behandeltafel. De huisarts was lijkschouwer geworden.
Max keek naar zijn vader. Die beet onwillekeurig op het verkeerde eind van zijn pen. Een kleine inktvlek verscheen op zijn bovenlip. Hij stond op, liep naar de deur, kuste zijn vrouw op de wang en liet daar een zwarte stip achter.
Van huis weglopen is makkelijker als je niet op een eiland woont, dacht Max. Tomasso zou misschien met veel moeite een bootje weten te stelen. Renato zou een grote tas met muffins inpakken en Nina... Nina was waarschijnlijk te volwassen voor dit soort fantasieën, ze had per slot van rekening al borsten.
Hij omarmde zijn moeder. Ze drukte haar gezicht tegen het zijne en gaf de stip door. Drie punten vormen een driehoek, dacht Max. Toen was ze vertrokken. Zijn vader boog zich weer over de overlijdensverklaringen. "Je bent gegroeid," mompelde hij. "Zullen we je straks eens meten?"
Max stelde zich voor hoe het zout op zijn lippen zou smaken en streek door het haar van de scheepshond. Luigi speelde mee. Hij blafte naar de kust, die nog slechts een zwarte stip was.
Write Now!, kweekvijver van talent
De Write Now!-finale van dit jaar liep uit op een nek-aan-nekrace tussen 'O negatief' van Laurens Duyts en 'Grote lijnen, kleine mannen' van Kyrian Esser. Uiteindelijk ging de jury overstag voor de tekst van Esser. "Het inlevingsvermogen, de mooie, verzorgde taal en de knappe parallel met de actualiteit" gaven de doorslag. "Hier is een schrijver aan het woord die ambitieus schrijft, maar nergens pretentieus wordt." En dat is "een van de grootste complimenten die je als beginnend schrijver, of welk soort schrijver dan ook, kunt ontvangen", aldus nog de jury.
De tweede prijs ging dus naar de Nijmegenaar Laurens Duyts (22). De uit Heverlee afkomstige Mattijs Deraedt (23) won de derde prijs met een achttal gedichten.
Dit jaar stuurden bijna duizend jongeren hun tekst in voor de voorronden. De vijftien finalisten schreven vervolgens binnen drie weken een nieuwe tekst voor de eindronde.
De finalejury bestond uit voorzitter Roos Vlogman (winnaar Write Now! 2016), Erik Brus (eindredacteur Passionate Bulkboek), Ann Jooris (chef Boeken van De Morgen), schrijfster Maud Vanhauwaert en Bol.com-redactrice Janneke Siebelink.
Het Write Now!-concours staat bekend als een talentenkweekvijver. Uitgevers houden de wedstrijd nauwlettend in de gaten. Eerdere winnaars waren onder anderen Lize Spit (2013), Niña Weijers (2010) en Maartje Wortel (2007). Ook auteurs Jaap Robben, Joost de Vries en Marjolijn van Heemstra verdienden er hun sporen.