Muziek
Met Baloji naar Congo: "Ik ben een puzzelstukje in de verkeerde doos"
"Wat ben je nu eigenlijk?", vroeg iemand ooit aan Baloji. "Een designer of muzikant?" Daar kon hij toen niet op antwoorden, en vandaag nog veel minder. Met de muzikant, rapper, regisseur, poëet en designer reisden we naar de dieptes van Congo om er een kortfilm te draaien. Die vergezelt zijn nieuwe album 137 Avenue Kaniama.
“Ik haat de Belgische pers”, zegt Baloji, terwijl twintig blanke voeten en de zijne na de eerste draaidag onder tafel worden geschoven aan de rand van de Kwenge-rivier. De laatste zonnestralen ketsen schuin af op het water, we eten allemaal van de gigantische vis die hier 's middags werd gevangen.
Baloji bedoelt het niet slecht, haast hij zich. “Het was gewoon niet mijn bedoeling om hier een journalist mee naartoe te nemen. Iemand anders heeft daarover beslist. Neem het dus niet persoonlijk. Ik hoef gewoon niet door iedereen geliefd te worden. Succes heeft sowieso niets met goede muziek te maken. Dat heb ik wel gemerkt bij Starflam."
Starflam is de populaire hiphopformatie uit Luik, die Baloji veertien jaar geleden verliet. Een band is geen democratie, zegt hij daarover, en dat ellenlang palaveren over alles behalve de muziek, werd hem teveel. "Toevallig vonden de tien bekendste recensenten in België ons leuk, en gingen alle deuren voor ons open. Terwijl we echt niet beter waren dan de rest.”
Starflam mocht destijds in België goed werken, solo ging het Baloji sindsdien vooral internationaal voor de wind, zonder steun van de Belgische pers. Hij trad op in de Londense Royal Albert Hall en deelde op Coachella het podium met Bono. In de Britse pers verschenen lovende albumrecensies, en in de Verenigde Staten maakte hij muziek met onder andere The Roots en Nas.
Duistere krachten
Baloji Tshiani werd geboren in Lubumbashi in het zuiden van Congo, als kind uit een onenightstand. Zijn vader nam hem als kleine jongen mee naar België, met de belofte hem als volwassen man terug te sturen naar zijn moeder in Congo. Nog voor Baloji tien werd, verdween ook Tshiani senior van het decor, en liet hij de kleine 'Balo', zoals iedereen hem nog steeds liefkozend noemt, achter bij zijn stieffamilie in Luik.
Pas op zijn 27ste kwam hij weer in contact met zijn geboorteland, dankzij een onverwachte brief van zijn moeder. Hij was al drie jaar gestopt met Starflam en dacht niet meer aan muziekmaken. “Ik schaamde me om de waarheid te vertellen aan mijn moeder: ik had geen diploma en ik was nooit teruggekomen om voor het gezin te zorgen. Ik had haar op elk vlak teleurgesteld.” Hij schreef een album om haar alles uit te leggen. “Op die plaat heb ik vrede genomen met mijn naam", vertelt hij. "Die draagt best een nare bijklank.”
Initieel betekent Baloji 'man van de wetenschap', maar in het christendom werd dat 'duistere magiër' en zelfs 'demon'. Wanneer men zijn muziek in Congo op de radio speelt, wordt hij steevast aangekondigd als 'Serge' - Baloji spreken ze liever niet uit.
Ook het luchthavenpersoneel schrikt bij onze aankomst van de naam op zijn identiteitskaart. “De Congolezen geloven sterk in duistere krachten. Ik was een moeilijk kind, en mijn stieffamilie in België dacht dat ik het huis zou vervloeken vanwege mijn naam. Dus spendeerde ik meer tijd op internaten dan thuis. Tot ik op mijn vijftiende stopte met school en in de Luikse graffitiscene terechtkwam.” De rest is wat men Waalse muziekgeschiedenis noemt.
Baloji werd in Lusanga uitgenodigd door Nederlander Renzo Martens, die er een economisch-artistiek project uit de grond stampte met vijftien lokale kunstenaars. Door het maken van chocoladesculpturen met zelfgekweekte cacao, en die vervolgens te verkopen en in westerse kunstinstellingen tentoon te stellen, konden de dorpelingen plantagegrond terugkopen van de Unilever-erfgenamen. Zo vloeien de plantage-opbrengsten niet meer onrechtstreeks naar de westerse kunstinstellingen, maar sponsort de westerse kunstwereld de Congolese arbeiders.
“De dorpelingen die voorheen nauwelijks konden leven van plantage-arbeid en nog geen dollar per dag kregen voor hun werk, leven nu van hun artistieke visie.” De kunstenaars van het dorp en hun families werken mee aan Baloji's kortfilm Peau de chagrin x Bleu de nuit, leveren decors en fungeren als acteurs. Renzo Martens is eveneens bezig met een film over zijn eigen project en vond dat een making-of van de kortfilm niet kon ontbreken.
Toeristen in Congo
Omdat de verhoudingen tussen België en Congo momenteel erg gespannen zijn, zijn we hier officieel niet om te werken, maar als 'muzikale toeristen'. "Ik kreeg een brief met de melding dat ik officieel niks mag zeggen over de situatie hier, dus ga ik dat ook niet doen", stelt Baloji. Op de baan worden we regelmatig tegengehouden door wat men 'stratego's' noemt: zogeheten officiële ambtenaren die de weg blokkeren, ons intimideren en dwingen om hen om te kopen.
De cameraspullen verstoppen we onder slaapzakken en reiskoffers. Wanneer de beveiliging die toch ziet, mag de co-regisseur bijna niet op een gammel uitziende binnenlandse vlucht stappen. De namen op onze vliegtickets worden getipp-ext en door een fout in de bestelling moeten we, in plaats van de co-regisseur, onze producer Caroline achterlaten.
"Mijn eerste keer Congo was overweldigend, maar nu ben ik het gewoon. Ik val nog steeds meteen door de mand als Europeaan. Eigenlijk was Soulwax mijn inspiratie om hier voor de eerste keer te komen opnemen. Ik wilde net als hen een tweede versie van mijn debuutalbum maken (Soulwax maakte met Nite Versions in 2005 een alternatieve versie van het eigen album Any Minute Now, LG), maar dan met enkel Congolese muzikanten."
Baloji rolde sindsdien ook de filmwereld in, na zijn eerste zelfgemaakte clip in Kinshasa. "Ik heb in het verleden proberen uitleggen aan regisseurs hoe ik mijn videoclips zag, maar mijn ideeën waren te concreet. 'Ik denk dat je het beter zelf doet', zeiden ze me." Hij ging dan maar op leerschool bij de beste: Baloji werd goede vrienden met Michaël R. Roskam en stond de regisseur bij op de set van Rundskop en Le fidèle.
De kleermaker
In tegenstelling tot het vervoer naar de locatie, loopt eens ter plekke alles van een leien dakje. Al is dat misschien niet helemaal een gepaste uitdrukking, in een dorp vol huisjes met rieten daken. Maar voor zover de vrijwel altijd aanwezige wet van Murphy het toelaat, is alles hier de perfectie nabij. Elke dag wordt er opgestaan tussen drie en zes uur 's ochtends, om het pompelmoeskleurige strijklicht te kunnen vangen. Zelfs de tropische storm die te pas en te onpas uitbreekt, is meer een zegen dan een vloek. “Dan ziet het bladerdek er zo knapperig en fris uit”, verlekkeren Baloji en co-regisseuse Kristen-Lee Moolman zich.
Onderweg naar de eerste set komen we een man tegen, van kop tot teen gehuld in bananenbladeren en rieten stengels. “Goeiemiddag, ik ben de kleermaker, aangenaam!”, roept hij ons toe. Elke dag wordt er hard gewerkt aan kostuums en een decor dat bijna uitsluitend bestaat uit plukverse flora. Het is een compleet absurde tegenstelling: Baloji's maatpakken van Café Costume en de juwelen en kledij van A.F. Vandevorst die de actrice draagt, tegen het groene decor en de afgedragen kledij waar de rest van het dorp in rondloopt. Een geit knabbelt af en toe aan het decor, een hond loopt de set op, een kip achterna, maar dat houdt Baloji niet tegen om zijn settings tot in de puntjes af te werken. Ook bij temperaturen van boven de dertig graden wacht de crew geduldig tot het laatste bloempje perfect zit.
Botsende karakters
Maar tijdens zo'n middag loopt het op een bepaald moment spaak tussen Renzo Martens en Baloji. De crew zweet zich een ongeluk, de plaatselijke bewoners lopen door het kader heen, de juwelen van de actrice branden tijdens het wachten in haar huid. Iedereen verliest zijn geduld. Baloji vraagt Renzo om niet te filmen. Hij had dat al herhaaldelijk gevraagd toen hij in de make-up zat.
Martens probeert begrip te tonen, maar blijft filmen. “Dat was de afspraak”, vertelt de kunstenaar. Maar Baloji is bang dat de strenge aanmaningen van zijn producer weleens verkeerd (lees: racistisch) geïnterpreteerd kunnen worden in de film van Martens, die vanaf dan steeds minder vaak op set verschijnt.
Baloji verliest gedurende de reis ook zijn geloof in het Lusanga-project. Terwijl Martens ervoor probeert te zorgen dat de Congolese kunstenaars de plantagegrond waarop ze werken kunnen kopen om er winst uit halen, verdenkt Baloji hem ervan een eigen koloniaal plan uit te voeren, waarin de grootste winst naar hem gaat. Twee koppige, eigenzinnige kunstenaars in hetzelfde dorp, misschien kon het niet anders dan fout lopen.
Kinderlijke perfectionist
“Ik check alles. Obsessief”, vertelt Baloji over zijn manier van werken. Wanneer hij op set staat, verandert de poëtische kunstenaar in een doorwinterd leider. “Je hebt geen keuze: als regisseur moet je alles onder controle hebben. Elke fout die je maakt, betaal je dubbel tijdens de postproductie.”
Momenteel bereidt hij zich voor op zijn eerste langspeler, met achter de camera Nicolas Karakatsanis, de Belgische cameraregisseur die onlangs Oscar-winnaar I, Tonya draaide. “Draaidagen zijn absurde periodes, die van iedereen veel energie vragen. Wanneer je samen een scène repeteert, komt er een moment waarop je beseft: iedereen is zich iets aan het inbeelden dat er helemaal niet is. Als je er dan niet zelf in gelooft, gunt de crew het jou ook niet. Alles moet perfect zijn.”
Perfectionistisch, intellectueel, rationeel en gebalanceerd, dat is de indruk die Baloji na een paar dagen Congo op ons achterlaat. Maar daar is hij het zelf niet mee eens. “Ik wou dat ik rationeel was, maar ik ben nog altijd een kind”, zegt hij. “En ik ben zeker geen intellectueel. Ik heb geen diploma, en elke dag word ik ermee geconfronteerd dat ik dom ben. Dat ik continu spellingsfouten maak, bijvoorbeeld, en dat ik geen serieuze job zou kunnen uitoefenen omdat ik bagage mis. Maar ik lees veel. Mijn kennis berust uitsluitend op een empirische aanpak.”
De dubbele lagen in zijn eigen teksten zijn talrijk, het hele album is doorspekt met woordgrapjes. Nee, dom is hij niet. Integendeel: meermaals gebruikt hij complexe politieke en psychologische begrippen. Hij zoekt vaak naar woorden die zijn poëtisch Frans kunnen vertalen, maar vindt ze niet. “Eigenlijk gaat mijn hele album over iets missen, over de voelbare aanwezigheid van afwezigheid. Dat hangt nauw samen met mijn eigen leven. Ik ben Belg noch Congolees. Ik zal altijd een 'pièce rapportée' zijn.” Vrij vertaald: een puzzelstukje dat in een andere doos terechtkwam. Nergens thuis, maar overal welkom.
137 Avenue Kaniama verschijnt op 23/3 bij Pias. Op 28/3 staat Baloji in NTGent, en op 30/4 speelt hij in de Botanique.