Operarecensie
Meer dan een halve eeuw oud, maar nog geen greintje gedateerd
Geen kerstkitsch in de Munt dit jaar, wél reflectie over de betekenis van religie. Francis Poulencs opera Dialogues des Carmélites is een beklemmend drama over existentiële angst. En: geen greintje gedateerd.
Francis Poulenc schreef Dialogues des Carmélites nochtans in de jaren vijftig, naar het gelijknamige toneelstuk van Georges Bernanos. Dat op zijn beurt weer gebaseerd is op de historische novelle Die Letzte am Schafott van Gertrud von Le Fort. De werken van de twee katholieke schrijvers getuigen van een vurigheid die nu wellicht als fundamentalisme zou gebrandmerkt worden. Maar toen, iets meer dan een halve eeuw geleden, behoorde het tot de religieuze mainstream.
Toch gaan de Dialogues niet over de onwrikbaarheid van het geloof. De opera volgt de zusters van een Karmelitessenklooster, kort na de Franse Revolutie , onder de constante dreiging van de guillotine. Noch het hoofdpersonage Blanche de la Force, noch de andere karmelietessen leggen de beslissende stappen op hun weg van het ancien régime naar de guillotine af uit heroïek. Angst en zwakheid zijn hun drijfveer.
Het is voor elke regisseur een uitdaging om dit existentiële drama gestalte te geven. Olivier Py heeft in zijn productie, die enkele jaren geleden al in Parijs te zien was, een middenweg gekozen.
Het zou al te gemakkelijk geweest zijn de religieuze iconografie weg te laten. In Py’s vormgeving (de decors zijn van Pierre-André Weitz) neemt ze geen overheersende plaats in maar is ze wel aanwezig. Coulissen schuiven zo open dat ze een kruisvormige opening creëren. Tussen scènes door vormen de nonnen met attributen als engelenvleugels en een Lam Gods tableaux vivants, levende bidprentjes als het ware. Maar er zijn evenzeer schaduwbeelden van de revolutie, met wereldse werktuigen als ladder, schop en rad en één symbool voor het ancien régime: de kroonluchter uit het stadspaleis van de markies de la Force, de vader van Blanche.
IJselijke slotscène
Eigenaardig is dat hét kenmerk van de revolutie, de kracht van de massa, nauwelijks aanwezig is. Het koor blijft achter de schermen. Zelfs in de ijselijke slotscène. Daarin wordt het door de zusters gezongen 'Salve Regina' zestien keer onderbroken door het 'tsjak'-geluid van de valbijl, waarna telkens één stem minder zingt. Maar het volk is niet te zien.
Terwijl de nonnen een voor een naar de (een beetje naïef door sterrenlichtjes weergegeven) hemel gaan, kijkt Moeder Marie, die nochtans de zusters tot hun gelofte van martelaarschap heeft overgehaald, vanuit de prosceniumsloge toe. Dat maakt deze scène, nochtans een van de sterkste ontknopingen uit de hele operageschiedenis, tot een moment waarop er geen zekerheden meer bestaan.
Voor die scène heeft het publiek drie uur ademloos geluisterd naar bijwijlen geëxalteerde en uit de katholieke mystiek stammende bespiegelingen over geloof, heroïek, zwakheid, God, de dood, dienstbaarheid, eenvoud, hoogmoed, gehoorzaamheid, de hof van Gethsemane.
Dat is vooral te danken aan Poulencs meesterlijke muziek, die met veel overtuiging en vakkennis en op een erg hooggestemde toon wordt gediend door dirigent Alain Altignolu. Maar ook aan een hoogstaande bezetting, met Patricia Petibon als Blanche en Sandrine Piau als Constance als uitschieters.
Tot 23/12 in De Munt, Brussel.