InterviewMauro Pawlowski & Rinus Van de Velde
Mauro Pawlowski en Rinus Van de Velde zetten samen een expo van ‘amateurkunst’ op: ‘Ik dacht dat brave mensen altijd brave dingen maakten’
Rinus Van de Velde (38) en Mauro Pawlowski (50) doken in het werk van de laatstejaarsstudenten uit het Antwerps deeltijds kunstonderwijs. Hun strenge selectie daaruit is nu een expo. ‘Dat sm-hok! Ongelooflijk. Die man gaan we hypen.’
We bevinden ons in het atelier van Rinus Van de Velde in Borgerhout. Op de tafel waaraan we plaatsnemen ligt een kloeke monografie over de schilder Philip Guston en een oude roman van Thomas Bernhard, maar iedereen grijpt spontaan naar de koffie.
Het is zaterdagmiddag. Voor Mauro Pawlowski staan er vanavond nog twee optredens te lande op het programma. Van de Velde heeft net een koelkast verschoven en bijgevuld. Hij houdt straks zijn eerste post-coronafeestje met een paar vrienden.
De muzikale duivelbezweerder en de meest succesvolle beeldend kunstenaar van zijn generatie hebben zich de voorbije zomer gebogen over de kunstproductie van de laatstejaarsstudenten van het Antwerpse stedelijk kunstonderwijs. De curatoren blikken naar eigen zeggen tevreden terug op de samenwerking. En ze kijken uit naar de tentoonstelling die eruit zal voortvloeien: Viewmaster/Masterview.
Hebben jullie in de loop van deze samenwerking verrassende dingen over elkaar ontdekt? Zijn er onverwachte gelijkenissen of pijnlijke verschillen aan het licht gekomen?
Rinus Van de Velde: “Wat gebleken is, is dat wij vooral qua attitude op dezelfde lijn zitten. Laat je niet misleiden door mijn cv: het grootste deel van de tijd ben ik die gast die maar wat zit te klooien en te dagdromen in dit atelier, en die zich met een aan obsessie grenzende ernst met compleet zinloze dingen bezighoudt.”
Rinus Van de Velde
• °1983 in Leuven
• studeerde vrije kunsten aan Sint-Lucas Antwerpen
• brak 10 jaar geleden door met monumentale tekeningen in houtskool, maakte internationale blitzcarrière
• veroorzaakte ware volkstoeloop met expo Donogoo Tonka (S.M.A.K. 2016)
• stelde tentoon, van Berlijn tot Malaga, van Tokio tot Los Angeles
• vanaf 14/10 opnieuw te zien in Tim Van Laere Gallery, staat vanaf 18/2/22 met soloshow in Bozar
Mauro Pawlowski: “Laveren tussen hyperprofessionaliteit en zomaar-wat-aanmodderen, dat is mijn handelsmerk. Ik vind dat heel belangrijk en waardevol. Komend weekend treed ik bijvoorbeeld solo op in Zwevegem bij Kortrijk. ‘Night of the Pawlowski Syndrome’, zo heet de show. Ik zal daar arriveren met een verkleedkoffer en een koffer vol prullen waarop ik lawaai maak. Je kunt wat ik doe avant-gardistisch vinden, maar net zo goed kun je het afdoen als compleet belachelijk. Dat is mijn brandbreedte. De kunst die ik graag zie is minstens een beetje belachelijk.”
Dus jullie waren ideaal geplaatst om de recentste oogst van Antwerpse amateurkunst te beoordelen?
Mauro: “Amateurkunst, dat klinkt zo denigrerend...”
Zijn jullie zelf ook uit het kunstonderwijs voortgesproten?
Mauro: “Ik wel. Ik heb op de kunsthumaniora gezeten in Hasselt. En als knaapje van acht, negen jaar ging ik op zaterdag naar de tekenschool, zoals dat toen heette.”
Rinus: “Ik ben pas laat gaan tekenen: op mijn zeventiende, nadat ik die geweldige film van Julian Schnabel over Jean-Michel Basquiat had gezien (‘Basquiat’, 1996, red.). Toen ben ik prompt ‘modeltekenen’ gaan volgen in het deeltijds kunstonderwijs. Ik zat met allemaal oudere mensen in de klas. Dat was super gezellig, ik deed het super graag. En de leraar die ik toen had, was de eerste die tegen mij zei: ‘Gast, gij kunt iets.’ Hij heeft mijn ouders ervan overtuigd om mij naar Sint-Lucas in Antwerpen te laten gaan. Zo is alles begonnen.”
Zonder die leraar was je misschien een andere richting ingeslagen?
Rinus: “Dat weet je natuurlijk niet. Ik was toen amper een halfjaartje aan het tekenen, thuis in mijn kamer. (lacht) Ik had voordien wat zitten klooien met een drumstel en een gitaar, maar ik hoorde en voelde direct dat muziek niks voor mij was. Het goeie aan tekenen is dat je jezelf vrij makkelijk kunt wijsmaken dat het iets voorstelt. Maar toch heb je altijd die eerste buitenstaander nodig die bevestigt: dit kan iets worden, doe ermee voort.”
Mauro, weinig mensen weten dat jij ook een redelijk begenadigd tekenaar bent.
Mauro: “Oei, dat is lang geleden hoor. Decennia niks meer mee gedaan! Ik herinner mij wel dat ik als twaalf-, dertienjarige een stripwedstrijd heb gewonnen van een jeugdprogramma van de toenmalige BRT. Ik had een eenpaginastrip getekend over een mannetje dat fluitend over straat liep en op een gegeven moment voorbij een grote, glimmende knop kwam. Het mannetje keerde op zijn stappen terug en drukte op de knop. Het laatste prentje was een uitgezoomd beeld van de aarde die ontplofte. Met zijn druk op de knop had dat manneke een nucleaire apocalyps veroorzaakt. Op een middag zat ik weer eens naar dat programma te kijken en plots kwam mijn strip in beeld. Ik bleek de winnaar van de week te zijn. Een stapeltje strips en warme felicitaties van de jury werden mijn deel.
Mauro Pawlowski
• °1971 in Koersel
• won in 1994 Humo’s Rock Rally met Evil Superstars
• speelde in vele gezelschappen en onder diverse aliassen
• soloalbum in 2011
• trad in 2004 toe tot dEUS; verliet de band in 2016
• Vlaamse cultuurprijs voor Muziek (2004) en MIA als beste muzikant (2014)
• maakte als Maurits Pauwels een Nederlandstalige plaat
• brengt volgende week zijn tweede officiële soloplaat uit: Eternal Sunday Drive
(denkt na) “Op mijn achttiende heb ik even getwijfeld: voluit kiezen voor de muziek, of toch voor de beeldende kunst? Met tekenen was ik toen al niet meer bezig, maar ik was wel into conceptuele kunst: ideeën omzetten in beelden, op allerlei manieren. Om de een of andere reden heb ik níét gekozen en ben ik bij Ford Genk gaan werken.
“Tot mijn oom Rocco Di Turi op een mooie dag zei: ‘Hey, zou je niet in onze band willen spelen, in plaats van je broek te verslijten op de Ford?’ Unity, zijn covergroep, kwam in die tijd professioneel aan de kost, voornamelijk in het Nederlandse dancingcircuit. Tja, toen was de keuze rap gemaakt. Vanaf die dag heeft de muziek mij helemaal opgeslorpt.
“Maar het heeft dus niet veel gescheeld. Als er geen muzikanten hadden rondgelopen in mijn familie, was ik misschien in de kunst terechtgekomen.”
Een voortgezette opleiding, in de kunst of in de muziek, aan de academie of het conservatorium, heb je nooit overwogen?
Mauro: “Ik kan me mijn state of mind in die periode nauwelijks nog herinneren. Waarschijnlijk dacht ik dat het zo ook wel goed zou komen met mij. Noem het gezond zelfvertrouwen. Bovendien ben ik van nature niet de meest ambitieuze mens. (lacht) Vraag het maar na, ik sta niet bekend als de grootste strever uit de muziekbusiness.
“Maar zelfontplooiing vind ik wel fijn. Nieuwe dingen ontdekken, nieuwe invloeden ondergaan, geïnspireerd worden door collega’s, dood of levend, van nu of van duizend jaar geleden. Bij de les blijven. Levenslang leren!”
Rinus: “Ik ken maar één figuur bij wie beeldende kunst en muziek echt deel uitmaakte van dezelfde persona: Don Van Vliet, beter bekend als Captain Beefheart. Hij was een ongelooflijk goeie schilder...”
Mauro: “... én een volstrekt unieke muzikant. Hij kon zelf geen instrument bespelen, maar hij stuurde topmuzikanten aan als een soort, euh, sekteleider. Beefheart, dat vind ik van de allerbeste muziek die ooit is gemaakt. Maar die kwam dus uit de koker van iemand die geen muzikant was.”
Rinus, in jouw beelden duikt ook wel eens een verwijzing naar de popcultuur op. Ik denk nu aan de taferelen met de fictieve drummer Conrad M. en met jezelf op gitaar, uit 2012.
Rinus: “Die tekeningen gaan over mijn fascinatie voor Kurt Cobain. De eerste cd die ik kocht was Bleach van Nirvana. Ik was nog piepjong, en die muziek schrikte mij echt af. In mijn verbeelding was Kurt Cobain de duivel die aan de drugs zat. (lacht) Om over dat jeugdtrauma heen te komen heb ik later een dikke biografie van hem gelezen, en ontdekt dat hij eigenlijk een goeie gast was die weinig geluk heeft gekend in zijn leven. Maar voor de rest ken ik niks van muziek.”
Is het ook voor gearriveerde, professionele kunstenaars belangrijk om de amateur in jezelf levendig te houden?
Rinus: “Absoluut. Dat is waar elke kunstenaar naar streeft: die wilde frisheid bewaren, je niet laten hinderen door te veel vakmanschap en beheersing, of door de verwachtingen van de kunstmarkt. Dat is ook waarom dit curatorschap ons aantrok, denk ik. En dat is uiteindelijk ook ons selectiecriterium geworden: wij hebben gezocht naar totale eigenheid, los en zelfs wars van wat we kennen. En geloof me, we hebben veel maffe dingen gezien.
“Dat is voor mij de grote verrassing geweest, de eyeopener van dit project: hoeveel mensen naast hun gewone job ook nog met kunst bezig zijn én er in slagen om binnen dat veld met zijn eindeloze mogelijkheden hun eigen kleine universum te creëren. Dat is niet alleen razend knap, het bewijst ook de kracht van kunst en van beeld. Die vaststelling heeft mij ongelooflijk veel energie gegeven.”
Hebben jullie alleen beeldende kunst geselecteerd, of ook woord en muziek?
Mauro: “Voornamelijk beeld, maar ook een beetje woord en muziek. Op de opening zal er zeker ook muziek ten gehore worden gebracht.”
Rinus: “Drie volle dagen zijn we op pad geweest. We hebben een groot aantal academies bezocht en werk van zo ongeveer elke laatstejaarsstudent onder ogen gekregen. Vooraf dacht ik: oei, dat wordt een klus. Maar door snel en intuïtief te werken ging het verbazend goed vooruit. (lacht) Mauro en ik waren het zelden over iets oneens. We bleven stilstaan bij dezelfde dingen.”
Mauro: “Wat het voor mij aantrekkelijk en zelfs verfrissend maakte, was dat veel van wat we te zien kregen met een zekere onschuld gemaakt was. Binnen welke hedendaagse stroming of welk intellectueel discours hun werk zou kunnen passen, wat het waard zou kunnen zijn op de kunstmarkt: daar zijn die mensen uit het deeltijds kunstonderwijs niet zo mee bezig. Of toch niet in krampachtige mate. Waardoor we verhoudingsgewijs veel dingen onder ogen kregen die... hors catégorie waren. Dingen die je niet meteen kon thuisbrengen.”
“Ik aarzel om het amateurkunst te noemen, maar al evenmin kun je het als outsiderart catalogeren. Dat label associeer ik te veel met zonderlinge figuren en met marginaliteit. Terwijl het merendeel van de kunstenaars die we geselecteerd hebben voor deze expo heel gewone mensen zijn, met heel gewone levens. Maar wat ze ’s avonds en in het weekend uitvreten in de lokale academie, bleek allesbehalve ‘gewoon’ te zijn.”
Rinus: “Ik had verwacht dat we veel academisch werk te zien zouden krijgen. Je kent dat: portretstudies, landschappen, stillevens, netjes binnen de lijntjes, volgens de klassieke regels van de kunst. Ik dacht ook dat brave mensen brave dingen maakten...”
Mauro: (lacht) “En toen kwam die brave ziel uit Hoboken binnen! Weet je nog? Een zachte, timide, stil pratende man van middelbare leeftijd. Ik had geen idee wat ik van hem kon verwachten. Alles, behalve datgene waarmee hij kwam aanzetten: een van de meest extreme installaties die ik ooit heb gezien...”
Rinus: “Dat sm-hok?”
Mauro: ‘Ongelooflijk. Vol foto’s van gepiercete genitaliën. Het spreekt vanzelf dat we deze kunstenaar hebben geselecteerd. Die man gaan we hypen, Rinus!”
Rinus: “Of die man die terminaal ziek is en die een soort lichtaltaar heeft gemaakt: een constructie met allerlei lampjes, kaarsjes en curiosa, op de rand van de kitsch, maar wat mij betreft er niet over, precies omdat het zo flagrant, zo onverbloemd autobiografisch is. Pakkend.”
Mauro: “Zonder de minste twijfel een van de topstukken van de expo.”
Rinus: “De openheid en de overgave in dat werk! Helemaal op zichzelf gericht, zich uitgebreid niks aantrekkend van wat wij of andere smart asses uit de kunstwereld ervan zouden kunnen vinden. Als ik destijds zoiets had gemaakt op Sint-Lucas, zouden een paar artistiek correcte leraars gegarandeerd hun vingertje in de lucht hebben gestoken: ‘Dit kun je niet maken, Rinus!’”
Mauro: “Zo hebben we een paar keer een gezamenlijke aha-erlebnis gehad. Meestal bij werk waaruit je kon afleiden: ‘Oké, hier wordt iemand heel persoonlijk, nu legt iemand de onderkant van zijn ziel op tafel.’”
Daar komt wellicht ook het motto van deze expo vandaan: This time it’s personal
Mauro: “Inderdaad. Die slagzin had ik direct, nog voor we één beeld gezien hadden. Gepikt uit Rambo. Je ziet: mijn artistiek referentiekader is breed.”
Jullie hebben met andere woorden niet geselecteerd op technische bravoure.
Mauro: “Totaal niet.”
Rinus: “Authenticiteit en persoonlijkheid, daar ging het ons om. Dat is ook wat mij aantrekt bij andere kunstenaars. Als ik iemand als Philip Guston bewonder, dan heeft dat weinig of niets te maken met zijn virtuositeit, met hoe hij schilderde, maar alles met wat hij schilderde, met wie hij was, met het verhaal dat hij vertelde.”
In jullie vak hebben jullie elk een hoge graad van techniciteit en beheersing bereikt. Zijn jullie soms jaloers op mensen die hun instrument minder goed beheersen, maar die daardoor des te vrijer zijn in hun expressie?
Mauro: “Nee, zo bescheiden ben ik nu ook weer niet. Ik kan spelen én ik ben vrij. Ik ben een op en top professionele amateur.”
Rinus: “Ik zoek voortdurend naar manieren om de frisheid te bewaren. Iedere kunstenaar raakt wel eens verveeld door zijn eigen werk. Onvermijdelijk komt er een moment dat je een andere artiest bezig ziet en denkt: damn, dat had ik ook graag gedaan. En dus zoek je naar een uitweg. Ik maak nu bijvoorbeeld ook keramiek, zonder dat ik daar speciaal voor ben opgeleid, op een manier die veel spontaner en veel minder technisch is dan mijn houtskooltekeningen. Of ik teken een Bonnard (Pierre Bonnard, red.) of een Willem de Kooning na, gewoon omdat ik die dag Bonnard of De Kooning wil zijn. (lacht)
“Ik kan dat doen, omdat dat bij mij het onderliggende verhaal is: in nagenoeg al mijn beelden ben ik, de kunstenaar, een fictief personage. Soms doe ik alsof ik Philip Guston ben. Of ik lees een biografie van Bonnard en ik denk: verdoeme, ik smijt hier alles buiten, ik koop een ezel en ik ga lekker landschappen schilderen in de vrije natuur. ‘Jaja, doe maar’, zegt mijn vrouw dan. Zij weet: over een week is die bui over en wil hij weer iemand anders zijn.”
Dat doen jullie ook allebei: heel veel werk creëren, en binnen dat immense oeuvre verschillende personages ontwikkelen. Rinus, jij incarneert allerlei fictieve afsplitsingen van jezelf en van je Grote Voorbeelden. En Mauro, jij bent de ene keer de krijsende ringleader van je eigen Gruppo, de andere keer de Vlaamse bard Maurits Pauwels, dan weer een huurling met sterallures bij dEUS, en op je nieuwe plaat...
Mauro: “Zeg het maar: een ouder wordende popzanger die zich voor de gelegenheid heeft omringd met een aantal door de wol geverfde muzikanten met een onbedwingbare hang naar perfectie. (lacht) Het is niet gemakkelijk geweest voor die jongens. Te pas en te onpas riep ik: ‘Stop, dit is meer dan goed genoeg!’”
De jongste jaren zijn de eindejaarstentoonstellingen van het hoger kunstonderwijs vaste afspraken geworden voor de kunstwereld. Galeriehouders en curatoren zijn er steevast op het appel. Kan Viewmaster/Masterview – This time it’s personal daarmee wedijveren, qua relevantie?
Mauro: “Aan de relevantie van deze expo twijfel ik niet. Wij hebben relatief weinig werk weerhouden – een vijftigtal stukken, juist genoeg – maar dat beschouw ik juist als een bewijs dat we het zaakje au sérieux hebben genomen. Elk werk krijgt de ruimte om te schitteren, elk stuk zal tot zijn recht kunnen komen.”
Rinus: “Qua drive en intensiteit zie je soms weinig verschil tussen iemand die liefhebbert in het deeltijds kunstonderwijs en een hongerige jonge hond uit het hoger kunstonderwijs. Anderzijds vind ik het niet meer dan logisch dat galeristen en curatoren eerder geneigd zijn om de vedetten van morgen in het hoger onderwijs te zoeken. Wij hebben van elke afstuderende student maar een beperkt aantal werken gezien, hoop en al drie of vier. Op die basis kun je geen oeuvre beoordelen of een mogelijk parcours inschatten. In de kunsthogescholen worden de eindwerken getoond, plus het onderzoek dat eraan is voorafgegaan. Daar zie je dat wel.”
Hebben jullie iemand ontdekt die zo in het professionele circuit zou terechtkunnen?
Mauro: “Moeilijke vraag. Daar hebben wij helemaal niet over nagedacht bij de selectie. Dat was geen criterium.”
Rinus: “Ik herinner mij een naïeve schilder in de academie van Wilrijk... Weet je wie ik bedoel, Mauro? Fantastisch werk. Kun je zo in een hedendaagse galerie hangen. Niemand zal zien waar het vandaan komt. Iedereen zal denken dat er een nieuwe, jonge belofte is opgestaan.
Mauro: “Ja! Als wij van slechte wil waren, of heel slim, zouden we dat werk toeschrijven aan een verzonnen personage. ’t Zou gegarandeerd de nieuwe hype van ’t stad worden.”
Is het dat wat jullie voor de Antwerpse academiestudenten hebben gedaan: in hun werk een verhaal ontdekt, een mythologie die ze er zelf misschien niet in zagen?
Mauro: “Ik ken die mensen natuurlijk niet persoonlijk, maar dat zou best kunnen. Dat overkomt mij trouwens ook vaak: dat mensen naar mij toe komen met een heel verhaal over wat ze allemaal in mij en mijn muziek zien. Verdacht veel mensen vermoeden dat ik op een vreemde planeet leef en in een afwijkende mentale staat verkeer. Tussen ons gezegd en gezwegen: dat is niet zo, maar ik heb er geen probleem mee dat mensen dat denken. Sterker nog: de mythe van de onoverbrugbare afstand tussen de artiest en de rest van de maatschappij moeten we koste wat het kost overeind zien te houden. Daarin schuilt onze kracht, onze vrijheid en onze onaantastbaarheid.
“Ik geef het toe: ik speel daar een beetje mee. Neem Maurits Pauwels: een Vlaamse calypsozanger, dat moet toch zowat de slechtste carrièrezet ooit zijn? Waarom doe ik het dan? Heel eerlijk: ik zou het niet weten. Ik trommel wat mensen op en ik doe het gewoon. En ik laat alvast een paar concerten vastleggen, zodat ik me niet meer kan bedenken. Dan móét het wel gebeuren, begrijp je?
(denkt na) “Waarschijnlijk ligt het inderdaad aan het feit dat ik zo veel werk maak. Waar moet je ermee naartoe, als het maar blijft komen? De enige oplossing die ik zie is: valse snor opkleven, zonnebril op de neus, hoedje op het hoofd, en hop: een nieuwe artiest wordt geboren.
Rinus: “Er zijn ook kunstenaars, goeie kunstenaars, die weken of zelfs maanden over één schilderij doen. Zoals er wellicht ook muzikanten zijn die vijf jaar aan één album werken. Ik heb daar het geduld niet voor. Ik zou er helemaal gek van worden. De twijfels die ik heb, los ik op door nieuwe dingen te maken, niet door te blijven twijfelen.”
Mauro: “Je mag ook niet vergeten: als professioneel muzikant of kunstenaar oefen je élke fucking dag, hè. Je wordt bedreven in je vak, je leert sneller te werken, en je leert je energie te doseren. (lacht) En toch heb ik het gevoel dat ik nog veel vrije tijd heb. Iedereen denkt dat ik dag en nacht bezig ben, maar dat is echt niet zo. Je zou ervan schrikken hoe vaak ik doelloos door de stad ga struinen: koffietje drinken met vrienden, rondhangen in platen- en boekenwinkels, tot het alweer tijd is om de kinderen van school te halen. Ik word ook alleen maar moe als ik niks omhanden heb, níét van mij uit te sloven op het podium of mij van de ene hoek van het land naar de andere te slepen. Ik ben een performer. Dat hoort er allemaal bij, dat is wat ik doe.”
Rinus: (lacht) “Ik slijt mijn dagen in dit atelier. Het ergste wat mij tijdens de werkuren kan overkomen is dat er een kloofje in een van mijn vingers komt. Daar ga ik mij echt niet publiek over beklagen.”
Viewmaster/Masterview – This time it’s personal, op 10, 11, 12, 18 en 19 september in het
Zuiderpershuis, Antwerpen. www.stedelijkonderwijs.be/viewmastermasterview