Interview
Leïla Slimani: "Nanny's zijn de slavinnen van de 21ste eeuw"
De Marokkaans-Franse Leïla Slimani (35) opent haar roman Een zachte hand met een schokeffect. Om daarna diep in te zoomen op eenzaamheid in de grote stad én de verwrongen verhouding tussen een kinderoppas en de bezorgde ouders. ‘Het is niet eenvoudig een goed mens te zijn.’
Helemaal alleen, als een in de steek gelaten prinses aan een leeg banket. Zo zit Leïla Slimani aan een lange tafel in de immense vergaderzaal van haar uitgeverij Gallimard. In de verte welft een zomerbriesje door de fraaie tuin van dit literaire heiligdom, waar Nobelprijswinaar Patrick Modiano en J.M.G. Le Clézio kind aan huis zijn en eerder ook Raymond Queneau, Marguerite Yourcenar, Albert Camus en André Gide de gangen bevolkten. “Hier worden de fameuze Gallimard-recepties gehouden. Als er wéér eens een prijswinnaar is”, wijst ze achteloos naar het groen. “Het zouden er meer mogen zijn”, lacht Slimani.
Aan haar ligt het alvast niet: de bekroning met de Prix Goncourt in de herfst van 2016 voor Een zachte hand legt Gallimard geen windeieren. Intussen zijn er 500.000 exemplaren van verkocht en ook het buitenland gaat in ijltempo overstag voor de uit Rabat afkomstige Parisienne. Uitgeverij Nieuw Amsterdam zet hoog in met Slimani, in 2018 brengen ze ook haar debuut Dans le jardin de l’ogre (over een seksverslaafde vrouw) in het Nederlands.
Sinds de Goncourt voert Slimani bijna onafgebroken promotie voor Een zachte hand, slechts eventjes afgeremd door de geboorte van haar tweede kind. Ze praat bevlogen over het boek, alsof het zopas van de persen is gerold. Haar pittige krullen dansen alle richtingen op. Charmant en gedecideerd houdt ze er een woordensnelheid vol chicanes op na waar Formule I-piloten jaloers op zouden zijn.
Toch formuleert ze helder én to the point. Precies zoals de kortaangebonden stijl in Een zachte hand, waar de franjerijke taal wandelen is gestuurd. De Franse Huffington Post noemde het boek zowel ‘glaciaal’ als ‘humaan’. En zeker, Een zachte hand is een bijwijlen harde, nietsontziende roman over de mentale descente aux enfers van een kindermeisje. Evengoed is het een ragfijne psychologische radiologie. Op de eerste pagina’s al vermoordt nounou Louise de twee kinderen van Myriam en Paul, voor wie ze zo intens zorgde. Gaandeweg legt Slimani bloot hoe het zover kon komen en waarom Myriam pas laat in de gaten krijgt dat er iets loos is.
“Dit boek cirkelt rondom de ongerustheid van moeders als ze hun kinderen uit handen geven”, legt ze uit. De kiem van haar roman vond ze in een faits divers uit The New York Times uit 2012, over de dubbele kindermoord van een au pair uit de Dominicaanse Republiek, die daarna zelfmoord wilde plegen. “Compleet ondersteboven was ik van dat artikel, het zorgde voor le déclic. In één trek heb ik toen de drie eerste pagina’s van Een zachte hand geschreven. Ik wist meteen dat ik mijn verhaal te pakken had.”
De titel van uw roman laat een zoetsappige geschiedenis veronderstellen. Maar niets is minder waar.
“Inderdaad, er schuilt een scherp contrast tussen de titel en de inhoud. Dat is opzettelijk, uiteraard. Ik wilde een schokeffect veroorzaken. Na de eerste drie pagina’s ben je meteen op je qui-vive.”
Vreemd wel dat Chanson douce in het Nederlands Een zachte hand is geworden. Had u daar inspraak in?
“Ik heb daarover gepraat met de vertaalster. Een al te letterlijke vertaling bleek niet haalbaar. Het was te moeilijk om de Franse titel in het Nederlands met alle nuances te handhaven. Een zachte hand kon wél. Een hand kan sensueel en teder zijn, maar ook snel uitgroeien tot een instrument van geweld, tot een hand die slaat. Dus ook die titel blijft dubbelzinnig.”
Het boek begint met de moord op de kinderen van een Frans koppel door hun nochtans onberispelijke kindermeisje. Waarom geeft u de ontknoping meteen weg?
“Ik wilde vooral een ambigu verhaal creëren. Zonder deze dramatische openingsscène lees je misschien een redelijk banale geschiedenis over een nanny en haar dagelijkse leven bij een middenklassegezin. We krijgen kinderen, we werken, we gaan op vakantie... Het dreigde saai te worden. (lacht) Maar nu is er suspense. Omdat je als lezer weet hoe het afloopt, krijgt het miniemste detail een vooruitwijzende kracht. Het afgekloven karkas van de kip, bekijk je dat op dezelfde manier? Samen zingen met de kinderen in de badkamer? Ook dat krijgt nu een sinistere lading.”
U werkt in feite volgens het principe van de ‘omgekeerde thriller’?
“Ja, ik zeg tegen de lezer: wij weten dat de kinderen vermoord zullen worden. We sluiten een pact. Wees aandachtig. Lees dit verhaal op een andere manier. Let op wanneer het ontspoort. Zie hoe misverstanden kunnen ontstaan. Het gebeurt zo vaak dat we iets over het hoofd zien. Maar dan krijgt het retrospectief een intense betekenis.”
Uw roman heeft soms het karakter van een sociologische en psychologische studie, zeker wanneer u de dubbelzinnige relatie tussen het bourgeois bohème-gezin en kindermeisje Louise analyseert.
“De verhouding tussen het koppel Myriam en Paul en hun nanny Louise is onderhuids van meet af aan gespannen. Hoezeer zij ook goede bedoelingen etaleren. Hun omgang lijkt wel een soort zedenkomedie, een theaterstuk. Als oppas breng je de hele dag door in een geïsoleerd huis. Je hebt kinderen, maar het zijn de jouwe niet. Men verzekert haar: ‘Je bent een onderdeel van de familie.’
“Maar in werkelijkheid is dat natuurlijk niet zo. Men doet alsof. Men speelt een rol. In feite is het een moderne vorm van slavernij. Maak je als kindermeisje een misstap, dan mag je opkrassen.
“Je loopt dus elke dag op de toppen van je tenen. Je weet dat het moment komt waarop je uit de familie verdwijnt: wanneer de kinderen opgroeien. En ook dat is pijnlijk. Want de kinderen hebben zich intussen aan het kindermeisje gehecht.”
U schrijft ook erg accuraat over de ratrace in grote steden als Parijs.
“Onze samenleving draait tegenwoordig rond winnaars en verliezers, aangewakkerd door de druk van de sociale media. In metropolen voel je dat nog veel prangender aan. Het is pompen of verzuipen. Een koppel dat zich wil handhaven in het centrum, móét wel allebei gaan werken, zo duur is het allemaal geworden. Anders kun je er geen appartement of huis meer op na houden. Gevolg: je bent voortdurend buitenshuis voor je carrière. Je komt er niet onderuit om een kindermeisje te hebben voor je kroost. En hup, nog harder werken, om die te betalen. Het is een vicieuze cirkel.”
De komst van de oppas zet vervolgens alles op scherp. Ook het ruimdenkende wereldbeeld van Myriam en Paul wordt stevig op de proef gesteld.
“Myriam en Paul zijn in mijn roman voortdurend overwerkt. Vooral Myriam balanceert op de rand van de zenuwinzinking en uitputting. Tegelijk loopt het koppel over van de goede bedoelingen: ze willen ecologisch verantwoord leven, ze eten biovoeding en quinoa, ze misprijzen racisme en gaan prat op hun tolerantie. Kortom, ze willen goede mensen zijn.
“Maar de komst van een – weliswaar blanke – nounou uit de banlieue confronteert hen met de bittere werkelijkheid. Plots verzeilen ze in het patroon van werkgever versus werknemer. Er ontstaan automatisch fricties en misverstanden. Ze ontdekken dat er wel degelijk een limiet zit op hun meegaandheid. Nee, het is niet eenvoudig om een goed mens te zijn.” (lacht)
De lezer weet dan al dat Louise kampt met een immense melancholie en een berg problemen. Het koppel heeft niets in de gaten.
“Die blinde vlek is fascinerend. De meeste koppels die ik over hun oppas sprak, wisten erg weinig van haar leven af. Het blijken volstrekt gescheiden werelden. Ze weten niet waar ze geboren zijn en of ze zelf kinderen hebben. Er zijn enorm voelbare klassenverschillen. Dat contrast tussen die onwetendheid en tegelijk het huizenhoge vertrouwen dat ze hun kindermeisje schenken, daar viel mijn mond vaak van open.”
Aanvankelijk denken Myriam en Paul zelfs dat ze een parel hebben getroffen, een regelrechte fee.
“Ik wou het boek nog verontrustender maken door een nanny op te voeren die bijna griezelig perfect is. Het had geen zin om een geflipte vrouw op te voeren. Ze moest de beste oppas ter wereld zijn. Het is een instrument om de suspense op te drijven.”
Intussen gluren we diep in de ziel van Louise. U slaagt erin veel sympathie voor haar op te wekken.
“Inderdaad, dat was mijn bedoeling. Maar je voelt ook dat ze op een bepaald moment uit haar rol zal vallen en de voeling met de realiteit verliest. Dat ze in een gekte tuimelt. Ze heeft zoveel angsten. Ze vreest dat ze uit het gezin zal worden gestoten en beleeft een soort afdaling naar de hel.”
Regelmatig focust u nochtans op het kalme gezicht van Louise, haar soevereine houding.
“Zo benadruk ik dat we mensen eigenlijk nooit kennen. We denken altijd iemand te doorzien, maar dat is slechts schijn. Je kunt je lelijk verkijken op de somberheid die in iemand verscholen zit.”
Vrijwel alle personages in Een zachte hand zijn ontevreden met hun leven. Ze willen ontsnappen. Maar dat lukt hen niet.
“Ze jagen op een doel dat ze niet kunnen bereiken. De moeder wil de beste moeder van de wereld zijn, maar ook de beste advocate of de meest volmaakte echtgenote. Ze wil daarnaast haar vriendschappen onderhouden en eindeloos feesten. Ze wil alles tegelijk doen én bewondering oogsten. Niemand houdt dat vol, natuurlijk. Louise wil op haar beurt de beste kinderhulp van de wereld zijn en zich vastbijten in die familie, er volkomen bij horen. En Myriam verbluffen als ze thuiskomt. Maar ook dat is tot mislukken gedoemd. Paul slaagt er nog het best in zijn professionele ambities te realiseren. Mannen zijn daar toch rücksichtlozer in.”
Myriam kampt bovendien met een gigantisch schuldgevoel. De druk op vrouwen om perfect te zijn is extra groot, zo lijkt u te suggereren?
“Als vrouw worden we lange tijd opgevoed met het gevoel dat we dag in dag uit voor onze kinderen moeten zorgen. O wee, als we afstand nemen en bijvoorbeeld ons zoontje alleen laten. Dan denk je meteen: ik ben een slechte moeder. Maar niemand is onmisbaar. Wanneer een man op zakenreis vertrekt, wordt daar weinig over gezegd, het is heel normaal. Niemand sakkert: ach, wat moeten de arme kindjes nu toch, zonder die vader? Schuldgevoel bij vrouwen is moeilijk te bestrijden.
“Bon, in theorie hebben we nu gelijkheid: een vrouw mag en kan alles ondernemen. Ze mag werken, kinderen hebben, de scheiding aanvragen en laat thuiskomen... Misschien zorgt het allemaal wel voor nog méér druk op de vrouw. Blader maar eens in vrouwenmagazines. Daar zie je foto’s van sterren die meteen na de bevalling in een mum van tijd hun gewicht hervinden. Ondertussen werken, acteren en reizen ze. Vrouwen zijn daar jaloers over, ze vechten om dat ook te bereiken. Maar ze raken uitgeput door hun eigen wensdromen. Hoe moet je bijvoorbeeld je leven bolwerken als alleenstaande vrouw met een kind als je dertig kilometer verder gaat werken en er geen crêche is? Jaag dan maar eens je ambities na. Dat is precair.”
Er sluimert ook veel eenzaamheid in uw boek. Parijs wordt erin afgeschilderd als een kille, harde stad.
“Ik ondervond het zelf aan den lijve toen ik op mijn 17de van Rabat naar Parijs verhuisde. Het contrast was immens, in een kleinere stad heb je een groot netwerk en solidariteit, zeker in Marokko. Parijzenaars praten niet zomaar met je. Je bevindt je voortdurend tussen de mensen, maar je bent anoniem. De eenzaamheid in de grote stad kan splijtend zijn, als er niemand op je wacht en je naar een leeg huis terugkeert. Je hebt de indruk dat iedereen gelukkig is, behalve jijzelf. Je kunt in Parijs jarenlang in een appartement wonen en niet weten wie je buur is. Toch woon ik er nu erg graag.”
Hebben de sociale media de grootstedelijke eenzaamheid niet enigszins gedempt?
“Ik vrees van niet. Bovendien veroorzaken ze nieuwe problemen. Ze creëren andere vormen van eenzaamheid. Iedereen wil tentoonspreiden dat hij het perfectst mogelijke leven leidt en de mooiste vakanties beleeft. En op Instagram toon je dat je de mooiste kinderen hebt of ‘le mari le plus cool’. (lacht) Je bent slechts in schijn met de ander verbonden. Maar vergeet niet dat de blik van de ander heel onbarmhartig is. Er is een regelrechte competitie om het grootste geluk.”
U werkt in deze roman met compacte scènes. En ook de taal is efficiënt en uitgebeend, zonder franje. Opvallend voor een Franse roman waar je meestal op veel fiorituren stuit?
“Akkoord. Maar de Franse taal is van zichzelf zo mooi dat ze ook soberheid verdraagt. (lacht) Omdat er iets geheimzinnigs of flou over de gebeurtenissen hangt, wilde ik de stijl per se helder houden, ook omdat ik geen oordeel uitspreek over ieders gedrag. Zo krijgt het verhaal de grootste kracht.
“Het gaat mij om accurate beelden en simpele metaforen. Ik hou ervan de lezer strak aan de teugel te houden. Ik wil hem geen moment lossen. Dat is ons ambacht als schrijver. Daarvoor moet je veel ballast overboord gooien.”
Had u ergens gerekend op de Prix Goncourt? U bent pas de tweede Marokkaanse auteur en de elfde vrouw die de prijs opstrijkt, leren de statistieken.
“Ik had helemaal niet verwacht dat ik de Goncourt zou krijgen. Al zat die andere Marokkaanse winnaar, Tahar Ben Jelloun, wel in de jury en wist ik dat hij mijn boek apprecieerde. Maar het was pas mijn tweede roman, ik ben een vrouw én amper 35 jaar, normaal gaat de prijs eerder naar monstres sacrés. En je kunt ook niet zeggen dat dit qua thema een uitgesproken literair boek is. Toch werd ik uitverkoren.
“Voor mij betekent de Goncourt een poort naar de buitenwereld, door al die vertalingen. Tot voor kort besefte ik niet hoe groot dit mediacircus wel was. De Goncourt wordt gecoverd door 300 journalisten, dat heb je nergens anders dan in Frankrijk.”
Legt de Goncourt extra pressie op uw volgende boek?
“Ach, schrijven is nooit een sinecure. Als je voor je computer zit, besef je dat die Goncourt je boek niet vanzelf gaat schrijven. Maar anderzijds: je schrijft geen boeken om prijzen te winnen. Een oeuvre creëren, daar gaat het om. En dan moet je ook realistisch genoeg zijn om te beseffen dat niet elk boek even goed uitpakt.”
Sinds uw Goncourt-bekroning vinden we u regelmatig op de Franse opiniepagina’s, met stukken over de positie van de vrouw of over de discriminatie van homo’s. Waarom ijvert u specifiek voor deze thema’s?
“Ik zie het vooral als een burgerplicht. Het is ook niet zo heroïsch om je nek uit te steken. Het klopt wel dat ik nu dankzij de Goncourt een groter forum heb. Ik wil de stem zijn van vrouwen of homoseksuelen in Marokko die hun rechten niet kunnen verdedigen.
“Of kijk wat er in Tsjetsjenië is gebeurd met homo’s of hoe de vrouwenrechten worden geschonden in Syrië en Saoedi-Arabië. Je kunt echt wel met opiniestukken iets in beweging zetten, al geloof ik eerder in de theorie van de kleine passen.”
Ik las dat u ook vaak haatmail en racistische verwijten te incasseren krijgt.
“Zeer zeker. Maar is dat tegenwoordig niet het lot van elke publieke persoon? Als je een mening op het publieke forum ventileert, is een stroom verwensingen op Facebook heel courant. Ik lig er niet wakker van. Ik probeer het feestelijk te negeren.”
Mogen we zeggen dat de Franse literatuur de laatste tijd geëngageerder is geworden? Ik denk aan auteurs als Edouard Louis, Marie Darrieussecq of Kamel Daoud.
“We leven in een periode die volop behoefte heeft aan duiding. Schrijvers kunnen misschien nuance aanbieden.
“Ik besefte dat ook toen ik in Frankrijk de boer op ging met deze roman. Ik heb wel 300 à 400 getuigenissen gekregen over gezinssituaties, over de druk op vrouwen, over hun verhouding tot hun kinderen. Blijkbaar raakt dit boek een gevoelige snaar. En plots besef je: ik ben niet langer meer de eigenaar van mijn eigen roman.”
Beschouwt u Een zachte hand als een feministische roman?
“Literatuur moet af van de etiketten en typologieën. Het is een roman. Punt. En elke lezer mag er zijn gading in vinden. Wel is het belangrijk om de stem van de vrouw te valoriseren in de literatuur. Lange tijd was literatuur een mannenzaak. Nochtans creëerden Tolstoj en Flaubert met Anna Karenina en Madame Bovary prachtige vrouwelijke personages. Maar nu heb je een waaier aan vrouwelijke gezichtspunten. Dat is broodnodig. Er is een kentering merkbaar, misschien omdat je aan de top van uitgeverijen meer vrouwen aan het roer hebt.”