DM zapt
Lachen met depressie, dat doe je niet
Robin Broos zet deze week de blik op oneindig. Vandaag: Ricky Gervais in zijn zwartkomische Netflix-reeks After Life.
Toen Ricky Gervais in 2016 opnieuw de Golden Globes mocht presenteren, begon hij met een dure belofte. “Ik ga vriendelijk zijn vanavond. Ik ben veranderd. Nu ja, niet zo hard als Bruce Jenner, natuurlijk. Nu Caitlyn Jenner.”
Uiteraard wist de comedian dat hij in zijn eerste minuut al een vat aan online-commentaren zou opentrekken. Kijkers waren furieus dat hij transmensen onnodig belachelijk had gemaakt. Maar in het middelpunt van de tijdelijke storm wou Gervais zich niet excuseren. Als hij een grap maakt over Jenner, betekent dat niet automatisch dat hij ook transfoob is. Want in die logica zou elke grap over Bill Cosby ook gelijk staan aan racisme. Discussie gesloten.
Moeilijk genre
Nu is humor een moeilijk genre, en per definitie erg persoonlijk. Wat ik grappig vind (de meeste grappen van Ricky Gervais, bijvoorbeeld), vindt mijn moeder dan weer niet grappig. En dat is prima zo.
Alleen, het kan ons ook verdelen. Toch als het gaat over waarmee er al dan niet gelachen mag worden. Ook daar heeft Gervais een opinie over. “Het is de taak van een komiek om te provoceren”, zei hij een jaar geleden in The Independent. “Zolang je het niet doet om er zelf beter van te worden.” Met andere woorden: er mag met alles gelachen worden. Een visie die onze vrije wereld sinds Charlie Hebdo lijkt te omarmen.
Wanneer het gaat over fictieve collega’s in The Office of zelfrelativerende wereldsterren in Extras, kunnen de grappen wat mij betreft niet grof genoeg zijn. En in zijn laatste reeks Derek, een mockumentary over een autistische medewerker in een rusthuis, werkte het schitterend als comic relief. Een manier om pijnlijke situaties, niet alleen met een traan, maar ook met de glimlach te brengen. Want, er moet met alles gelachen kunnen worden. Zonder ten koste te gaan van zijn verzonnen hoofdpersonage, noch diens problematiek.
In zijn nieuwste serie After Life kruipt Gervais in de huid van weduwnaar Tony. Zijn vrouw verloor nog maar pas de strijd tegen kanker, en wist zich vanop haar sterfbed toch nog te amuseren met het opnemen van video’s. Een geestig nalatenschap, zeg maar.
Alleen, het duwt Tony nog meer de dieperik in. Voor hem hoeft het niet meer, hij is compleet verzuurd, cynisch en praat continu over zelfmoord. Om in een uitzonderlijk moment van verlichting toch naar een prachtige essentie van het bestaan te gaan. Misschien leven we niet voor onszelf, maar voor elkaar. Eerlijk, ik had zo’n wollige, doch ontroerende boodschap nooit verwacht in een verhaal van zo’n groot atheïst/je-m’en-foutist.
Netflix noemt After Life zwartkomisch. Ik vind er niets grappig aan. Dieptreurig, dat wel. Briljant, dat zeker ook. Maar blijkbaar heeft ’s werelds meest gevuilbekte komiek toch ergens een grens getrokken. Lachen met depressie, dat doe je niet.
After Life, nu op Netflix