✦Boekenrecensie
Laat mij dit zeggen: Heleen van Royen schrijft gewoon erg goed
Matthijs van Nieuwkerk maakt wekelijks een keuze uit de stapel net verschenen boeken. Deze week is dat Moeder, dochter, minnares, de jubileumbundel van Heleen van Royen: ‘Er zitten kleine steentjes in haar very happy pumps.’
De eerste zin in de voortreffelijke bundel Moeder, dochter, minnares van Heleen van Royen is: ‘Laat ik vooropstellen dat ik me nooit schrijver heb gevoeld.’ Een echte schrijver is volgens Van Royen Harry Mulisch: ‘De man met de pijp, de grote denker’.
Waarom een ouverture als een knikje door de knieën? Is het een uitgestoken hand naar die vermaledijde boekenwegers? Het gilde dat haar tot nu toe de ijskoude schouder toekeerde? Het literaire wereldje dat, zo leer ik uit het Boekenweekessay, vooral een miskend kabouterrijk is, waar je jaloerse pennetjes kunt horen krassen dat het een lust is?
Dit is namelijk dezelfde vrouw die als columnist van Het Parool de Amsterdamse wethouder Rob Oudkerk de politieke arena uit schreef nadat hij op golven van krolse overmoed tegen haar had staan aanrijden met praatjes over zijn nachtelijke avonturen bij de hoertjes aan de Amsterdamse Theemsweg. Daar was toen een stinkende afwerkplek waartegen diezelfde wethouder overdag terecht ageerde, omdat de tippeljunkies er genadeloos werden geëxploiteerd.
Deze hypocrisie beviel Heleen maar matig. Bang voor niemand.
En nu opent ze haar verhaal, ‘De jubilaris spreekt’ (een feestrede bij twintig jaar bestsellerschap), met het deemoedige Ik Ben Harry Mulisch Niet. De kleur op haar wangen is terug als ze opmerkt dat ze dan maar de ‘Coca-Cola onder de schrijvers is, huilend op weg naar de bank’. Maar niet nadat ze ons aan de ontvangst van haar grote succes De gelukkige huisvrouw heeft herinnerd: in 2000 lieten de Nederlandse critici er geen spaan van heel. Het buitenland dacht er anders over. En: ‘In de twintig jaar dat ik met schrijven de kost verdien, heb ik geen enkele prijs gewonnen’.
Er zitten kleine steentjes in haar very happy pumps. Te veel succes roept onder de zeespiegel weerstand op.
‘La Van Royen’ maakt het zich wellicht ook niet altijd even makkelijk. In een tv-programma een foto laten zien van een gebruikte tampon; er zijn kortere wegen naar de publieke gunst.
Maar laat mij dit zeggen: Heleen van Royen schrijft gewoon erg goed.
Altijd gedaan. Het Raadsel Vergroten zal ze niet, woorden waarmee Mulisch zijn oeuvre een mythische kern gaf, maar de bibliotheek kent gelukkig niet alleen die bovenste plank.
Van Royens autobiografische boeken hebben een kraakheldere stijl, schuwen geen levensvraag en zijn in het gespartel met haar lustige female condition ontroerend, schaamteloos, provocerend en geestig.
Het beste verhaal in Moeder, dochter, minnares is ‘De dag dat ik mijn vader en mijn moeder begroef’. Heleen heeft besloten dat haar moeder, die in 2018 overlijdt, samen met de kist van haar vader begraven zal worden. Haar vader was in 1978 de Amsterdamse Sloterplas ingelopen. Zijn kist moest dus worden opgegraven en verhuisd naar de rustplaats van moeder. Naar de begrafenis van haar vader was de 13-jarige puber Heleen uit boosheid niet geweest. Dat kon ze met deze herbegrafenis een beetje goedmaken.
Omdat haar vader destijds, na te zijn opgedregd, was geseald in een plastic bodybag, is het lijk na veertig jaar nog redelijk intact. Zijn kist kan worden geopend, Heleen zegt wat ze hem nooit heeft kunnen zeggen: dat ze boos op hem was, hem nu beter begrijpt en dat zij schrijver is geworden. En als de kist dichtgaat, liggen De gelukkige huisvrouw, foto’s van zijn kinderen, van zijn kleinkinderen en van zijn vrouw toen zij 85 werd op zijn borst. En dan volgt de grafrede die Van Royen die middag uitsprak.
Ach, lees het alsjeblieft zelf. Het is hartbrekend. En nergens deemoedig.
Heleen van Royen, Moeder, dochter, minnares. The House of Books; 240 p., 22,99 euro.