Boeken
Kunstenaarsleed, huisvrouwengekte en ontsporende liefde: drie vrouwelijke debuten van eigen bodem
Sinds het succes van Lize Spit hebben uitgevers de jacht geopend op vrouwelijke auteurs. Vrijwel simultaan verschijnen er drie Vlaamse debuten. We lazen de eerste worpen van Hannah Roels, Fien De Meulder en Zita Theunynck.
Hannah Roels: ontheemding in een dreigende stad
Iemand moet maar eens onderzoeken waarom de amoureuze spanning tussen schilders en hun model zoveel schrijvers intrigeert. In de Franse literatuur bracht het thema onder meer de pennen van Honoré de Balzac, Alfred de Musset en Théophile Gautier in beweging.
Maar ook in de Nederlandse literatuur is het onderwerp schering en inslag: van Patricia De Martelaeres De schilder en zijn model (1989) en Margriet de Moors De schilder en het meisje (2010) tot onlangs debutante Katrijn Van Bouwel met De muze en het meisje (2016). Zij voerde in haar debuut een academiemodel op met dweperige trekjes, die absoluut de muze van een kunstenaar wil worden.
Nu is er ook Hannah Roels (°1984) met Het portret, waarin een driehoeksverhouding tussen een schilder, een timide studente en een vrijpostig model wordt uitgevlooid.
Roels, werkzaam in Passa Porta Boekhandel, koesterde aanvankelijk vergevorderde plannen voor een doctoraat over portretten in literatuur en schilderkunst, maar dat project maakte slagzij. Uiteindelijk gooide ze haar obsessie in een roman.
Het portret laat zich lezen als een delicaat, ja, zelfs ietwat frêle verhaal, waarin Roels aarzelend haar eigen vertelstem zoekt. De clichés van het genre zijn goed vertegenwoordigd, alsof we een symbolistische roman uit het fin-de-siècle binnentuimelen: artistieke zielen die in stoffige, aftandse zolderkamers samenscholen, een excentrieke belle dame sans merci én een paar moeilijk te overwinnen trauma’s en kwellingen.
De vondst van een voor haar gevel gedeponeerd schilderij slingert ik-vertelster Alizane terug naar een roerige periode waarin haar leven voorgoed op z’n kop werd gezet. Als teruggetrokken studente met schrijfambities verdient ze de kost in het Brusselse café Walvis. Daar raakt Alizane geïntrigeerd door de bloedmooie Sam(antha). De waanwijze maar berooide diva poseert regelmatig als schildersmodel. Algauw hokken ze samen in het schrale optrekje van Alizane, waar de tomeloze Sam de boel op stelten zet door de ene na de andere minnaar binnen te halen. Toch hangt er ook tussen Sam en Alizane wederzijdse aantrekkingskracht in de lucht en delen ze dezelfde neuroses.
Tot schilder David op de proppen komt, als zoveelste bedpartner van Sam. Alizane wordt op slag verliefd en ook zij gaat poseren voor David. Het lijkt erop dat hij een ontsnappingsroute biedt voor haar eigen mentale en fysieke blessures. Moet het gezegd worden dat de driehoeksrelatie voor hommeles zorgt?
Roels weet haar roman deskundig te doseren en bouwt zo een voorzichtige spanningsboog op. Ook de korte hoofdstukken zorgen voor ritmiek. Helaas zie je de ‘ontknoping’ al van mijlenver aankomen.
Roels is op haar best wanneer ze melancholie en ontheemding oproept en haar personages laat dwalen door een stad vol diffuse dreigingen, met duidelijke invloeden van Patrick Modiano. Poëtisch en suggestief is het register waar Roels het best mee uit de voeten kan. Er wordt geknipoogd naar Ovidius’ Metamorfosen en subtiel raakt ze genderfluïditeit aan.
Minder geslaagd zijn de uitgesponnen filosofietjes over portretkunst, waarbij een mystiek trekje op de loer ligt. Ook de personages Sam en David zijn te schetsmatig ingevuld. De schilder is bijvoorbeeld een mysterieuze dwingeland met smooth operator-allures. Uiteraard offert hij alles op voor zijn schilderkunst, waardoor zijn modellen slechts kneedbare poppetjes lijken. En natuurlijk deelt hij met elk van hen de lakens.
Het grootste manco van deze premature roman schuilt in de stramme dialogen en Roels’ neiging om geforceerde beelden binnen te smokkelen. Soms staat ze stilistisch even wankel op haar poten als een pasgeboren lammetje. ‘Het was als krabben aan een spoor muggenbeten die zitten te jeuken in je broekspijp’, staat er ergens. En ook dit klinkt nogal solipsistisch: ‘David had een heel zachte huid, waardoor het voelen van zijn lichaam een glijdende gewaarwording was’.
Finaal laat Het portret, met enige poeha aangekondigd als ‘een onderhuidse roman over perceptie, intimiteit en de fundamentele onwetendheid over onze eigen identiteit’, een ietwat blasé indruk na. Het is bekend: wie al te voortvarend literatuur met de grote L wil bedrijven, kan behoorlijk de mist ingaan.
Fien De Meulder: rollercoaster met een desperate housewife
Luchthartiger en veel cassanter gaat het eraan toe in Een redelijk gelukkig huwelijk van Fien De Meulder (°1977), een debutante die ook zomaar uit de lucht komt vallen.
De Meulder heeft meteen de juiste toon te pakken in dit dagboek van een Britse expatvrouw, die aan huis zit gekluisterd met twee kinderen en zich compleet vergaloppeert in een lichtjes geflipte fantasiewereld. Haar goeiige, maar saaie man X is vaak uithuizig. Wanneer ze hem observeert met pantoffels aan de voet, luidt het: ‘Ik nam het hem kwalijk dat hij bestond. Wat, toegegeven, niet helemaal eerlijk is tegenover hem. Maar ik deed het toch. Als hij niet bestond, kon ik alle mannen binnendoen die ik wilde.’
Zijzelf zit opgescheept met K1 en K2, zoals ze haar peuters noemt. Ze dagdroomt van Jeremy Irons, beeldt zich in dat ze een Griekse zeemanshoer is of een liaison begint met Schoolpoortman, die ze tijdens het wachten evenwel niet durft aan te spreken. Ze veegt de Vlaamse Werkende Vrouw de mantel uit of ridiculiseert de wissewasjes die op de koffiekransen met de expatdames circuleren. Tijdens haar pianoles voelt ze zich – totaal onverwacht – aangetrokken door een harige, softe medeleerling, een sjofele wereldverbeteraar die ze omdoopt tot Pianoman.
De Meulder legt de keerzijde bloot van het huisvrouwenbestaan in korte, spitse aantekeningen en slaat nagels met koppen over dagelijkse eenzaamheid en praktisch gesteggel. Ze munt uit in over the top-scènes waar menige cabaretière een puntje aan kan zuigen.
Haar scatologische obsessie moet je wel voor lief nemen, want De Meulder geeft ruim baan aan pis, kak en vuil. Misschien net omdat haar personage gezegend is met smetvrees? Ook het premenstrueel syndroom laat af en toe de hel losbarsten in hoofd en huis. Over ovulaties en stemmingswisselingen boomt ze stevig door, net als over lichaamsbeharing. Pittige seksuele fantasieën zijn er in overvloed.
Nee, De Meulder kijkt niet op een overdrijving meer of minder, waardoor haar dagboek weleens in herhaling valt. Maar je leest meesmuilend verder in deze bizarre hersenspinsels. Af en toe moet je denken aan het scabreuze proza van Charlotte Roche en haar Duitse bestseller Feuchtgebiete. Of aan Valerie Eyckmans, een Vlaamse schrijfster die de scherpe satire evenmin schuwt.
Toch stopt De Meulder tussen alle calamiteiten en escapistisch sarcasme ook een subtiele moraal in haar roman. In relaties word je altijd weer opgezadeld met te hoge verwachtingen, Ook ‘een redelijk gelukkig huwelijk’ is leefbaar, als je het glitter-en-glamourlaagje afpelt én voldoende uitlaatkleppen hebt.
De Meulder kiest voor de vlucht vooruit en levert een onstuimig debuut met weerhaakjes af, dat ongetwijfeld goede sier maakt in de strandstoel. Wie incheckt op haar rollercoaster, zal zich de dolle rit door haar hormonaal aangestuurde pretpark niet beklagen.
Zita Theunynck: een spectaculaire sisser
Moeilijker te catalogeren is het debuut van Zita Theunynck (°1991), reclamemaakster, fervent blogster en journaliste bij Charlie Magazine. Is het een liefdesroman of een studentikoos coming-of-ageverhaal?
Het wordt spectaculair. Beloofd dingt alleszins mee naar de prijs voor opvallendste boektitel. En ook als je deze roman openslaat, mikt Theunynck met typografische spielereien op een wow-effect. Dat mag het zicht op de inhoud niet vertroebelen. Theunynck vertelt het geaccidenteerde liefdesverhaal van de jonge Leonard en Anna, dat zich afspeelt tegen een grotendeels Antwerps decor. De vonk ontbrandt zomaar aan een supermarktkassa.
Eerst krijgen we een lading van 23 brieven van Leonard voorgeschoteld die hij Anna de voorbije maanden in zijn verliefdheidsroes schreef en die zij bewaarde in een exemplaar van Never Let Me Go van Kazuo Ishiguro. Ze laat ze achteloos rondslingeren in een TGV naar Montpellier en via haar medepassagiere krijgen wij ze te lezen. Spectaculair zijn de epistels niet, veeleer gezapig. Ze laten vooral veel te raden over.
In het tweede gedeelte schuift Theunynck ze ons opnieuw voor de kiezen, dit keer mét tekst en uitleg. En dan blijkt het verhaal net iets anders in elkaar te zitten (en bovendien minder frivool) dan je eerst zou vermoeden. De lezer mag zelf een en ander bij elkaar puzzelen.
Theunynck toont geregeld flitsen van schrijftalent, maar heeft haar debuut opgetuigd met een nodeloos stremmende structuur. Dit dunne, naar chicklit neigende verhaal verlangt meer eenvoud. Ook de sloganeske fratsen met uitvergrote zinnen stellen de welwillendheid op de proef. ‘Ik heb de liefde liefgehad’, zo zou je het leidmotief van deze roman kunnen omschrijven.
Allemaal goed en wel, maar dit debuut is te vroeg voor de leeuwen geworpen. Daar kan de blurb van Herman Brusselmans op de achterflap niets aan veranderen.