MuziekKOKOKO!
KOKOKO!: ‘Ons geluid is zo nieuw dat zelfs de Congolezen eraan moeten wennen’
Het Congolese straatmuzikantencollectief KOKOKO!, dat dit jaar debuteerde met het opwindende Fongola en onlangs in de Gentse Vooruit en binnenkort in de Brusselse Botanique staat, geeft een nieuwe betekenis aan het begrip ‘ketelmuziek’. De groep bricoleert zijn instrumenten namelijk uit lege blikjes, achtergelaten auto-onderdelen, potten, pannen en waspoederdozen. ‘Eén van mijn favoriete instrumenten is de binnenband van een fiets die rond een houten stok wordt geknoopt.’
De Franse producer Débruit maakt als enige blanke deel uit van het collectief.
Débruit: “In Kinshasa spelen we meestal geïmproviseerde straatconcerten waarbij iedereen uit de buurt welkom is. Je zou denken dat het publiek nog gekker is dan in Europa, maar eerlijk gezegd: ons geluid is zo nieuw dat zelfs dáár de mensen eraan moeten wennen.”
Beschrijf Kinshasa eens voor iemand die er nog nooit is geweest?
“Het is een reusachtige stad, de derde grootste van Afrika. Er wonen twaalf miljoen mensen, maar er wordt niet in de hoogte gebouwd, dus strekt de stad zich mijlenver uit. Het kan er chaotisch aan toegaan, maar iedereen knokt zich op zijn eigen manier door het leven.”
“De wijken vanwaar de band afkomstig is, behoren tot de armste van de stad, maar daar focussen we niet op. Vanuit het Westen wordt er al genoeg op Afrika neergekeken als ‘dat arme continent’. Onze instrumentenbouwers komen uit de Ngwala-wijk, Makara Bianko is van Lingwala. Tough places, maar ook fantastische kweekvijvers van artistiek talent.”
Is Makara Bianko, jullie zanger, een lokale beroemdheid?
“O, ja! Overal waar hij komt, wordt hij aangeklampt. De grote lanen moet hij zelfs mijden, want mensen verwachten van beroemdheden dat ze geld uitdelen: als hij niet blut wil thuiskomen, moet hij de zijstraatjes induiken.” (lacht)
Hoe heb je hem leren kennen?
“Eerst heb ik onze belangrijkste instrumentenbouwer, Boms Bomolo, ontmoet in zijn atelier. Dat was in 2016, toen ik voor het eerst in Kinshasa kwam. Boms en zijn kameraden waren net volop aan het repeteren en ik was helemaal in de war, want ik hoorde een fantastische sound zonder dat ik kon zien welk instrument precies welk geluid voortbracht (lacht). Het deed me denken aan de postpunk en funk van de late jaren 70 en de vroege jaren 80 – aan New Yorkse bands als ESG en Liquid Liquid, waar zij natuurlijk nog nooit van hadden gehoord (lacht). Tegelijk herkende ik de oude, tribale ritmes van het traditionele Congo. Het was alleszins rauw, experimenteel en nieuw.”
“Niet veel later zag ik Makara met zijn dansers. Zijn stijl is helemaal anders: hij repeteert elke avond met elektronische loops, zodat hij zijn stemgeluid kan recycleren terwijl hij zijn dansers motiveert: zo blijven ze soms drie kwartier op hetzelfde vocale fragment dansen, met steeds méér energie. Na een paar weken voelde ik me zelfverzekerd genoeg om mijn drummachine in te pluggen. Toevallig was iedereen samen op dezelfde plek: ik zette een deuntje op en de hele bende begon spontaan te jammen. Iedereen deed zijn eigen ding, maar kwam tegelijk sámen, begrijp je?”
“Omdat die jam zo’n succes was, organiseerden we al snel een straatfeest, een block party met ons allen: het begin van KOKOKO!”
Beschrijf eens enkele instrumenten die we op Fongola horen?
“Eén instrument noemen we de Jesus crisis, een enorme sculptuur in de vorm van een kruis. Bovenaan hangen zes lege poedermelkblikken, en onderaan is er een groot plastic deksel: je bespeelt het als een harp en het klinkt als een bas. We gebruiken ook oude typemachines waarbij we verschillende materialen hebben vastgemaakt aan het uiteinde van de letters, zodat elke toets een ander geluid voortbrengt. Dido bespeelt een zelfgemaakte gitaar met één snaar. En voor percussie kun je álles gebruiken: één van mijn favoriete geluiden komt van de binnenband van een fiets die je rond een houten stok knoopt, en waarmee je op een waspoedertrommel klopt.”
Waar komt de traditie vandaan om zelf instrumenten te maken?
(denkt na) “Mensen hebben dat altijd al gedaan met het materiaal dat voorhanden was, zoals koeienhuiden en stukken hout voor trommels. Maar in Kinshasa heb je geen natuur meer: het enige wat overblijft, is plastic en metaal. Dus dat gebruiken ze nu.”
Op papier ben jij een buitenbeentje: voel je je een volwaardig bandlid, of ben jij meer wat Ry Cooder was voor Buena Vista Social Club?
(lacht) “Toch een volwaardig bandlid. Ik ben daar aangekomen als een outsider, maar ik heb die jongens goed leren kennen, en net als zij ben ik nu één radertje van het grote geheel. Een heel fijn gevoel, moet ik zeggen.”
Jij hebt Fongola samengesteld in Anderlecht. Hoeveel uur aan materiaal had je om uit te putten?
‘Dat weet ik echt niet meer. In elk geval genoeg om nóg drie platen bij elkaar te puzzelen.’
Woon je nog altijd in Brussel?
“Nee, ik ben afgelopen zomer naar Barcelona verhuisd. Ook niet slecht, hè? Maar ik heb acht jaar in het Brusselse geleefd, en ik vond het daar erg aangenaam. De muziekscene is er enorm rijk. Je hebt er prachtige concertzalen, groot en klein, die elkaar allemaal steunen. En iedereen heeft een open geest.”
KOKOKO! beschouwt België als hun tweede thuis. Een beetje ongemakkelijk, als je weet wat de Belgen in Congo hebben aangericht.
“Daar hebben we het over gehad, maar zij bekijken het positief: nu is het hun tijd om te schitteren. Zij worden ook telkens zó positief onthaald in Brussel: ze zijn er koningen (lacht). Belgische toeschouwers geven ons iets wat we nergens anders krijgen.”
“Dat wil niet zeggen dat ze niet kwaad zijn. De héle wereld komt in Congo de natuurlijke rijkdommen plunderen, van diamanten over rubber tot coltan.”
Klopt het dat sommige van jullie leden in Kinshasa in de gevangenis hebben gezeten om politieke redenen?
“Ja, maar ik wil niet uitweiden over de details, want sommige jongens verkeren nog altijd in levensgevaar.”
Is het riskant voor jullie om terug te keren?
“Nee, dat niet. De overheid is veranderd, ook al trekt Joseph Kabila achter de schermen nog altijd aan de touwtjes. Maar omdat de jongens politieke vragen ontwijken, denk ik niet dat ze gevaar lopen. In KOKOKO! zit een rebelse energie, maar geen rebelse taal.”
Proberen jullie soms verborgen boodschappen in de teksten te smokkelen?
“Op ‘Tokoliana’ zingt Love Lokombe: ‘Als het zo blijft in de jungle, zullen de dieren elkaar beginnen op te eten.’ Hij zingt over het oerwoud, maar eigenlijk heeft hij het over Kinshasa. We zouden graag explicieter zijn, maar we moeten oppassen: de Belgische pers wordt ook in Congo gelezen.”
Vooruit dan: leve Kabila!
KOKOKO! speelt op op 4 december in de Botanique in Brussel.
© HUMO