Interview
Karina Sainz Borgo schrijft roman over Venezuela: ‘Het land dat ik kende, bestaat niet meer’
Het duurde tien jaar voor Karina Sainz Borgo (37) kon schrijven over het stervende Venezuela dat ze achter zich liet. Haar debuutroman Nacht in Caracas is een paradox van schoonheid en geweld.
In het dankwoord achter in haar boek verwijst ze naar The Road, de postapocalyptische roman waarmee de Amerikaanse schrijver Cormac McCarthy in 2007 de Pulitzer Prize won, over een wereld waarin elke vorm van beschaving is weggevaagd.
Eenzelfde wereld beschrijft Karina Sainz Borgo in Nacht in Caracas. De 38-jarige Adelaida Falcon komt na de begrafenis van haar moeder alleen te staan, in een samenleving die onder het schrikbewind van de ‘Comandante Presidente’ en zijn ‘Kinderen van de Revolutie’ in vrije val is. Het enige wat nog functioneert is ‘de moord- en roofmachine’, de techniek van het plunderen. ‘Leven was veranderd in op jacht gaan en levend terugkomen.’
“Deze apocalyps is voor mij normaal, dit is hoe ik heb geleefd”, zegt Sainz Borgo. Hoewel zij bewust de namen niet noemt van de dictatoriale leiders die haar geboorteland Venezuela in het verderf hebben gestort, beschrijft ze in haar boek indringend de dagelijkse realiteit van wantrouwen en hyperinflatie, van demonstraties die met traangas en bruut geweld worden neergeslagen in een land waar je, zoals haar hoofdpersoon ondervindt, zelfs in je eigen huis niet veilig bent.
Bitter verwoordt ze het rauwe bestaan: “Ons leven, ons geld en onze krachten begonnen op te raken. Zelfs een dag duurde korter dan vroeger. Om zes uur ’s avonds nog op straat zijn was een domme manier om je leven op het spel te zetten. Alles kon je dood betekenen: een kogel, een ontvoering, een beroving.”
“Mijn roman is gebaseerd op de diepe crisis en het geweld in Venezuela. Maar ik wilde geen journalistiek boek schrijven. No, no, no. De journalistiek zoekt antwoorden; de literatuur kan iets wat de journalistiek niet vermag: je kunt de mensen raken en de paradox laten zien van schoonheid en geweld, met woorden schoonheid scheppen uit geweld. Ik denk dat mij dat als schrijver ook kenmerkt. Ik ben er in 2006 ontsnapt – je vertrekt niet uit Venezuela, je ontsnapt – maar ik had altijd gevoeld dat ik hierover móést schrijven, het was een levensbehoefte.”
Het moest, benadrukt ze, een universeel boek worden. “Zoals het verdwijnen van mensen in autoritaire systemen universeel is – lees Primo Levi (1919-1987, Italiaanse schrijver, een van de overlevers van Auschwitz, red.). Alles wat er nu in mijn land gebeurt, is hier in Europa al gebeurd. Daarom heb ik moeite met de nieuwe titel die het boek internationaal heeft gekregen.”
De dochter van de Spaanse
Ze tikt venijnig met haar wijsvinger op de kaft van Nacht in Caracas, de expliciete verwijzing naar Venezuela. Haar titel was La hija de la española, de dochter van de Spaanse, naar de nieuwe identiteit die Adelaida aanneemt om haar land te ontvluchten.
“Ik snapte wel dat het voor de uitgevers beter was het boek zo in de markt te zetten, het is duidelijk waarover het gaat. Maar ik vind het zelf een grote spoiler. Dat ik Chavez of Maduro nooit noem, was voor mij een belangrijke literaire beslissing. Als ik hen met name had genoemd, had ik ook hun verhalen moeten vertellen. Al die militaire leiders hebben een eigen verhaal. Ik wilde schrijven over gewone mensen die géén stem hebben, mensen wier levens door revolutie zijn verwoest. In dit geval de Bolivariaanse revolutie, maar dat doet er eigenlijk niet toe.”
Sainz Borgo zwijgt, denkt lang na, plukt onzichtbare haren van haar truitje. Dan, geëmotioneerd: “Ik wilde mijn roman ook niet per se Venezolaans maken omdat ik het moeilijk vind er nu de hele tijd over te moeten praten. Het heeft tien jaar geduurd voor ik erover kon schrijven. Het was een strijd. En ik ben er pas een jaar geleden over gaan praten. Het doet, ook nu, zoveel pijn, want ik ben opgegroeid in een land dat ooit toekomst had maar moet nu vertellen over een land dat sterft, dat zelfmoord pleegt.”
“Want we zagen het niet. We waren bezig met wie de mooiste was, wie het best gekleed was. En toen Chavez aantrad, werd hij binnengehaald als een held. De mensen geloofden echt in hem, maar hij bleek gekomen om Venezuela te begraven.”
De symbiotische moeder-dochterrelatie die ze beschrijft, zegt Sainz Borgo, is een metafoor. Adelaida’s moeder sterft in een land dat ten dode is opgeschreven. Het boek is niet autobiografisch, maar de stem van Adelaida is wel de hare. “Ze staat voor mijn generatie, de mensen die een ander Venezuela hebben gekend en die het land verlaten waar ze geboren zijn.”
Daarom ook het contrast tussen de hoofdstukken in het heden en die in het verleden, met de dromerige bezoeken van Adelaida en haar moeder aan de tantes in hun dorpje, de uitstapjes naar de Galería de Arte Nacional, naar het grootste theater van het land, Teresa Carreño, of het beroemde park in Caracas met de nimfenfontein. En met de geliefde Venezolaanse literatuur, de boeken die later door de bezetters van hun appartement worden verscheurd, vertrapt, de bladzijden als prop gebruikt om het riool te verstoppen.
Dát Venezuela bestaat niet meer, zegt Sainz Borgo. Toen ze het boek begon te schrijven, miste ze de geluiden van vroeger, de liedjes, de traditionele canto del pilón. Maar ook de reggaeton ‘Tu-tu-tumba-la-casa mami’, de sinistere hit op de begrafenisfeesten van de armen (Tu tumba, jouw graf), drong zich op. Ze was in 2013 voor het laatst in Venezuela en heeft besloten niet meer terug te keren.
“Het land is onherkenbaar. Het bestaan is zwaar als het licht telkens uitvalt, als aan alles een gebrek is: water, voedsel, medicijnen. Er is geen regering, er bestaan geen wetten – een dictatuur kan het niet schelen of de ziekenhuizen functioneren of niet. Het is haast onmogelijk om die armoede te beschrijven. Hoe, hóé kun je een hele samenleving vernietigen?
“Er groeit nu een generatie op die niet weet wat vrije verkiezingen zijn, die het normaal vindt dat er geen eten en geen licht is. Er is een nieuwe klasse ontstaan, de ‘Bolibourgeoisie’ – de mensen die dollars hebben. En dan is er die 80 procent die alleen maar bezig is met overleven, die, als ze mijn boek zouden willen kopen, zes of zeven maanden zouden moeten werken om het te kunnen betalen. Daarom hebben we ervoor gekozen een non-profiteditie van honderd boeken uit te geven, zodat het daar in ieder geval kan worden gelézen. Heel ironisch: officieel is er geen censuur. Het is geld, althans het gebrek daaraan, dat mijn boek censureert.”
Schuldig
Ook heel ironisch: haar Spaanse grootvader vluchtte in 1940 naar Venezuela, terwijl ze op 24-jarige leeftijd die vlucht juist omgekeerd maakte. Niemand van haar familie woont nog in Venezuela. “De roman gaat over verlies, maar ook over de survivor’s guilt waaronder veel overlevers gebukt gaan. Primo Levi heeft uiteindelijk zelfmoord gepleegd. Ik voel me soms schuldig dat ik brood heb...”
Haar stem stokt, ze reikt naar het glas luxe prikwater voor zich. “Ik zal nooit meer zomaar een glas water kunnen drinken, ik zal daar nooit meer hetzelfde over denken. Ook daarom kan ik er moeilijk over praten. Ik voel me nu Spaans, niet zozeer omdat ik een Spaanse achtergrond heb, maar omdat ik van het land hou en het grootste deel van mijn volwassen leven in Spanje heb doorgebracht. Maar ik voel me ook schuldig, want ik ben niet dáár.”
Karina Sainz Borgo, Nacht in Caracas, Meulenhoff, 240 p., 19,99 euro. Vertaald door Arie van der Wal.