Woensdag 07/06/2023

VoorpublicatieKomt een priester bij Beëlzebub

‘Kalmeer, mijnheer Pelkmans. Niets kan u nog redden’: voorpublicatie uit de nieuwe roman van Marnix Peeters

20171007 Mortsel Belgie, columnist Marnix Peeters Beeld Bob Van Mol
20171007 Mortsel Belgie, columnist Marnix PeetersBeeld Bob Van Mol

Een sekslustige non, een bedorven ambtenaar, een inslechte priester en andere bizarre personages: dit klinkt als een roman van De Morgen-columnist Marnix Peeters. Een voorpublicatie uit Komt een priester bij Beëlzebub.

Marnix Peeters

‘Welkom in de hel,’ zei Beëlzebub. Zijn stem maakte een zoemend ­geluid, alsof hij door een defecte microfoon sprak.

‘Pelkmans, Ambrosius?’ vroeg hij glim­lachend.

‘Aanwezig,’ antwoordde pastoor Pelkmans.

‘Priester van beroep,’ stelde Beëlzebub vast, het papier voor hem op zijn bureau inspecterend. ‘U bent hier goed vertegenwoordigd.’

‘Vertegenwoordigd?’ vroeg pastoor Pelkmans.

‘In de hel,’ zei Beëlzebub. ‘We krijgen er hier veel binnen van uw slag. Pastoors, paters, kosters, broeders, bisschoppen, diakens, kanunniken, postulanten, kapelaans, abten, moeder-­oversten, pausen zelfs. Ge staat in de top 10 van de meest voorkomende beroepsgroepen: autoverkopers, journalisten, advocaten, eerste ­ministers, belastingcontroleurs, spekslagers, onderofficieren, romanschrijvers, begrafenis­ondernemers en geestelijken.’

‘Kom, zeveraar, stop maar met uw komedie,’ zei pastoor Pelkmans. ‘Waar ben ik?’

‘Ik heb het al twee keer gezegd,’ zei Beël­zebub rustig.

‘Ik ben op een kantoor in Brussel,’ zei pastoor Pelkmans, door het raam naar buiten kijkend. ‘Aan de Louizalaan, ik herken het. Ik schat op de tiende verdieping. Ik ben bijgevolg zeker niet in de hel. Het is klaarlichte dag en de zon schijnt. De lucht is blauw en de stad straalt. In de hel is het donker, ruikt het naar solfer en brandhout en bruinkool, ge hoort er gekerm en het geplets van blote duivelsvoeten op de koude stenen. Misschien op de hete stenen, dat kan, door de vuren die overal worden gestookt. Ge krijgt er zweepslagen en ge moet er op uw blote knieën in gebroken glas gaan zitten. Als ge ’s avonds gedaan hebt met loodzware keien versleuren krijgt ge een glas met fris bier dat als ge ervan proeft in lauwe hondenpis verandert. Ze doen kiezels in uw spaghetti. Als ge uw tanden er op breekt, lachen de duivels highfivend. Ge moet uw slaapplank delen met ratten en spinnen en de hele tijd wordt ge gewekt door het geklaag en het gezucht van uw celgenoten en door sirenes die op willekeurige momenten door de gangen loeien. Altijd is er gedrup en waait er een koude, whoehoe! roepende wind.’

‘Dat wordt verteld,’ zei Beëlzebub lachend. ‘En geloofd ook, zo te zien.’

‘Het is waar!’ zei pastoor Pelkmans. ‘En als het maar half waar is, is het nog altijd geen gerieflijk, airconditioned kantoor aan de Louizalaan in Brussel. De hel, laat mij niet lachen! Trouwens: ik ben niet eens dood!’

‘Het is nochtans een schoon gat,’ zei Beëlzebub, met zijn wijsvinger het midden van zijn voorhoofd aanrakend.

Pastoor Pelkmans deed onwillekeurig hetzelfde en schrok.

‘Wat is dat?’ vroeg hij verbouwereerd, zijn vinger tot aan het tweede kootje in zijn voorhoofd stekend en hem vervolgens inspecterend.

‘Browning GP 9 millimeter parabellum,’ zei Beëlzebub. ‘Oud pistool van de Belgische rijkswacht. Zeer trefzeker, nog altijd een van de betrouwbaarste handvuurwapens. Ge schiet er, als ge weet waar ge moet mikken, een olifant mee dood, en zeker een pastoor.’

‘Het is trucage,’ zei pastoor Pelkmans. ‘Er is geen bloed.’

‘Natuurlijk is er geen bloed,’ zei Beëlzebub. ‘Ge zijt al vijf dagen dood. Ze hebben het afgelaten bij de begrafenisondernemer en de rest is gestold. Het zou anders nogal fraai zijn.’

‘Oké,’ zei pastoor Pelkmans, ‘ik geef u nog één kans. Wie zijt ge? Wie is uw opdrachtgever? Van wie moet ge mij in het ootje nemen? Is het de Senegalese? Vava Ventvent? Kapitein Del­waide? Toch Marcel Demol niet? Isidoor Den Bosch! Pietje Peuk! Vertel op! Of spannen ze allemaal samen? Ze hebben in elk geval een goede acteur gevonden. Ge zijt lelijk als de nacht en ge doet de rillingen over mijn rug lopen!’

‘Kalmeer,’ zei Beëlzebub minzaam. ‘Kalmeer, mijnheer Pelkmans. Niets kan u nog redden. Alle hoop is voor u verloren. Er is geen licht aan het einde van de tunnel waar ge u in bevindt, enkel duisternis en heimwee. Hier, drink iets.’

‘Dat is pis!’ riep pastoor Pelkmans uit, die het glas bronwater had aangenomen en aan zijn lippen had gezet.

‘Hihi,’ zei Beëlzebub grinnikend.

***

‘Zijn er dingen die ge niet lust?’ vroeg Beëlzebub. ‘Gerechten, producten, groentes?’

‘Schorseneren in melksaus,’ antwoordde pastoor Pelkmans. ‘Melk in het algemeen. En look, artisjokken, zure kruisbessen en witte chocolade. Waarom?’

‘Zijn er geluiden die ge verafschuwt?’ vroeg Beëlzebub, kribbelend op zijn blad papier.

‘Treinen,’ zei pastoor Pelkmans. ‘Als ze een wissel nemen: dat gekriep. En alles van Boney M en de Goombay Dance Band. En de klassiekers: een vingernagel op een schoolbord en het gekriskras als de tandarts uw tandsteen weghaalt. Kraaien. Het gekraak van de chocolade als ge in uw profiterole bijt.’

‘Geuren die ge niet kunt verdragen?’ vroeg Beëlzebub. ‘Muziek die ge niet kunt uitstaan – dat hebt ge al gezegd. Stemmen die ge niet kunt aanhoren?’

‘Garnalenpasta,’ zei pastoor Pelkmans. ­‘Smaken doet dat redelijk, maar de stank is niet te harden. Ik moet dringend naar de wc. Waar is de wc?’

‘Dat is hier niet, een wc,’ zei Beëlzebub. ‘Houden wij ons niet mee bezig. Ge zult het moeten ophouden.’

‘Voor altijd?’ vroeg pastoor Pelkmans ­lachend.

‘Inderdaad,’ antwoordde Beëlzebub ernstig. ‘De eerste dag denkt ge: dat lukt nooit. De pijn wordt ondraaglijk. Ge denkt dat ge gaat ontploffen. En dan is er, na een dag of vier, het kritieke punt: dat ge dat onophoudelijke, messcherpe gezeur in uw onderbuik aanvaardt, wetend dat het voor eeuwig zo zal blijven. Na een week of twee let ge er zelfs niet meer op. Stemmen die ge niet kunt aanhoren?’

‘Stef Wauters,’ zei pastoor Pelkmans. ‘Dat weke, spottende huftertoontje. De manier waarop hij zijn Engelstalige plaatsnamen uitspreekt: Engelser dan de Engelsen. Maar ge kunt toch niet voor altijd stoppen met naar de wc te gaan?’

‘Ge kunt alles, als ge het maar hard genoeg wilt,’ zei Beëlzebub. ‘Mensen gaan zes maanden in hongerstaking, liggen op spijkerbedden, gaan op vakantie in Frankrijk. Ge houdt het niet voor mogelijk, maar ze kunnen het. Hebt ge valse tanden?’

Marnix Peeters, Komt een priester bij Beëlzebub, Pottwal Publishers, 192 p., 19,99 euro. U kan hier ook de trailer bij het boek bekijken.

null Beeld RV
Beeld RV

Nu belangrijker dan ooit: steun kwaliteitsjournalistiek.

Neem een abonnement op De Morgen


Op alle artikelen, foto's en video's op demorgen.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar info@demorgen.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234