MuziekUitgezongen
‘Jump’ van Van Halen: geen euforische strijdkreet, wel een song met een morbide twist
Vreemd voor zo’n happy song: aan de basis van ‘Jump’ van Van Halen lag een wanhopige man, boven op een wolkenkrabber.
Eén bronstig zoemende keyboardriff met de power van een blazerskapel: meer had Eddie van Halen niet nodig om een van de grootste rockklassiekers uit de jaren tachtig te schrijven. De Nederlands-Amerikaanse stergitarist kwam al in 1981 met het motiefje voor ‘Jump’ op de proppen, toen zijn band Van Halen met de sessies voor de plaat Fair Warning begon. Hij ving bot bij de andere groepsleden. Vooral frontman David Lee Roth vond het maar niks dat een technisch briljant gitarist als Eddie van Halen plots synthesizer begon te spelen. Het paste hoegenaamd niet in Roths visie op Van Halen, die vooral gevaarlijk, geil en vol gillende gitaren diende te blijven.
Eddie van Halen dacht daar lichtjes anders over. “Als ik plots beslis om tuba te spelen of Bavarian cheese whistle, dan houdt niemand me tegen”, liet hij ooit optekenen. Voorgenoemd fictief instrument is eigenlijk rock-’n-rolljargon voor ‘scheten laten’ en bleef godzijdank weg uit het repertoire van de band. Een Prophet 10-synthesizer eiste dan weer wél de hoofdrol op in ‘Jump’. Da’s heus niet zo vreemd. Eddie van Halen is een klassiek geschoold pianist (en ook een drummer!) die er al jaren van droomde zijn toetsenwerk in rocksongs te smokkelen. Pas toen hij door Michael Jackson werd gevraagd de iconische gitaarsolo voor ‘Beat It’ te bedenken, hoorde hij hoe je heavy gitaren met de toen trendy synths kon verzoenen.
Ramptoeristen
Hij dwong Roth en de andere groepsleden nogmaals te luisteren naar de demo van ‘Jump’. Met enige tegenzin – Roth en Eddie lagen dan ook voortdurend met elkaar in de clinch – liet die zich overhalen om de lyrics te schrijven. Dat de met rock-’n-rollexcessen dwepende Roth de tekst zou hebben geschreven op de achterbank van een door de straten scheurende 1951 Mercury met de opgefokte roadie Larry Hostler aan het stuur, lijkt ons wat sterk. Geloofwaardiger is Roths bewering dat hij het refrein zou hebben bedacht toen hij op het televisiejournaal een item zag over een man die ermee dreigde van de Arco Tower te springen, een honderéénenveertig meter hoge wolkenkrabber in Los Angeles.
“Hij stond op het punt om drieëndertig verdiepingen naar omlaag te storten”, aldus Roth, “en beneden op de parking stond een troepje verschrikte toeschouwers die allemaal ‘Don’t jump!’ riepen. Ik dacht meteen bij mezelf: Jump! Spring maar, jongen. Stel je voor dat er ramptoeristen hadden gestaan die die kerel zouden aanmoedigen! Vond ik wel geinig.” Die morbide invalshoek werd genegeerd door de fans die ‘Jump’ eerder als een strijdkreet interpreteerden. Of alleszins als een aanmoediging om niet bij de pakken te blijven zitten.
Roth moest zijn ongelijk toegeven. De met synths getooide versie van het Van Halen-geluid werkte zowaar en verleende de band een nieuwe adem. Sterker: ‘Jump’ werd de enige nummer 1-hit van de band en het bijbehorende album 1984 werd het meest succesvolle uit zijn catalogus. Maar Roth was de artistieke meningsverschillen met zijn gitarist kotsbeu. Hij stapte misnoegd uit de band en zou pas in 2007 terugkeren als volwaardig groepslid.