literatuur
Jeroen Olyslaegers schreef de mooiste zin van het jaar
De mooiste zin uit de Nederlandse literatuur van het afgelopen jaar is geschreven door Jeroen Olyslaegers.
De zin komt uit de roman Wil, telt 46 woorden en luidt: "Mijn ouders zijn nooit pilaarbijters geweest, vooral mijn vader had enkel minachting voor al die lijkbidders in een kerk die devoot met hun handen boven de lakens sliepen en die de soutanedrager achter het altaar beschouwden als hun genadeloze gids in de zoölogie van de lusten." Dit maakte de redactie van de literaire website Tzum gisteren bekend.
De winnaar laat weten "zeer vereerd" te zijn: "Ik kom in een rijtje terecht van heel wat grote namen. Het is een mooi eerbetoon aan het edele ambacht van de mooie zin. Het millimeterwerk wordt gehonoreerd", zegt een vrolijke Olyslaegers aan de telefoon.
De toekenning van de Tzum-prijs, zoals de onderscheiding voor "de mooiste zin geschreven in een boek uit 2016" heet, leidde deze keer nauwelijks tot discussie binnen de jury. Die was erg te spreken over de "gebeeldhouwde zinnen van Olyslaegers en had met gemak een andere prachtige zin uit Wil kunnen kiezen", zo meldt de site.
Luchtigheid
"Olyslaegers slaagt erin om de oorlogsjaren van dichter en hulpagent Wilfried Wils een stem te geven. Een roman waarin de morele corruptie van elke bladzijde spat en de scheidslijn tussen goed en fout een moerassig en vooral schemerig gebied wordt. De winnende zin sprong er onder meer uit vanwege de luchtigheid", aldus de jury.
Met woorden als 'pilaarbijters', 'lijkbidders' en 'soutanedrager' maakt Olyslaegers het de lezer niet in eerste instantie gemakkelijk. Al valt dat volgens Roos Custers van Tzum wel mee: "Dat lijkt op het eerste oog zo, maar het is geen moeilijke zin. Je moet je alleen niet af laten schrikken door een woord als pilaarbijters, een woord dat volgens mij niet bestaat, maar waarbij je je wel direct iets voor kunt stellen."
Geen anorexiaprosa
Zowel bezoekers van Tzum als de redactie van het weblog droegen kandidaat-mooiste-zinnen aan. Andere kanshebbers waren onder meer zinnen van Mensje van Keulen, Auke Hulst, Rodaan Al Galidi, Renate Dorrestein, Walter van den Berg, Arnon Grunberg en Marja Pruis.
De prijs voor de mooiste zin gaat vrijwel ieder jaar naar vooral ook een hele lánge zin. Wat dat betreft zijn de 46 woorden van Olyslaegers nog bescheiden. Anton Valens bijvoorbeeld, won in 2013 met een zin van 68 woorden en L.H. Wiener maakte er als winnaar in 2012 helemaal een feest van met een zin van 99 woorden. Ook met uitzonderlijk lange zinnen van Tom Lanoye, Jeroen Brouwers en Erwin Mortier maakte de jury een gebaar tegen 'anorexiaproza', zoals de Tzum-jury de trend noemt van korte zinnen in romans.
De redacteuren van het weblog zijn het hele jaar door bezig met het verzamelen van mooie zinnen. Custers: "We hebben van die plakkertjes naast onze stoelen met daarop de zinnen die we zijn tegengekomen. Ik heb nu al zinnen voor volgend jaar op een memootje naast me hangen."
Hoewel de Tzum-prijs misschien wel de kleinste prijs uit de literatuur is (één euro voor elk woord in de zin en een beker), bestaat de onderscheiding inmiddels zestien jaar. En inmiddels betekent het iets, een Tzum-bokaal op de schouw, merkt Custers: " Het begint ook bij schrijvers een vaste waarde te worden. Achterin de romans van A.F.Th. van der Heijden staan we, tussen al die andere prijzen, toch maar mooi vermeld."
Oude priesterkledij
De auteur vindt zijn zin niet lang of moeilijk. "Al zullen jullie een woord als 'pilaarbijters' (fanatieke kerkgangers) waarschijnlijk niet kennen, dat zullen eerder Vlamingen en dan alleen oudere Vlamingen nog kennen. En 'soutane' is de oude kledij van de priesters."
En een lange zin? Ach, zegt Olyslaegers, wat is lang: "Ik begreep dat nóg acht zinnen uit mijn boek kans maakten op de zege, daar zitten nog wel langere tussen. De jury heeft dus voor iets luchtigs gekozen."
Kort of lang
De langste zin die werd ingezonden is van Lodewijk van Oord uit de roman Alles van waarde. De zin staat op bladzijde 200 en luidt: "Een discussie volgde, waarin Sjuul probeerde uit te leggen dat dit vintage ironie was, omdat iedereen wel begreep dat good old Clinton hier natuurlijk juist wel, nou ja, en dat iedereen hier wel wist dat die Oxfordse joint hem destijds in Amerika flink in de problemen had gebracht, waarop Taziri met groeiende boosheid uit de doeken deed dat ze ironie maar kinderachtig vond, een flauwiteit van fletse mannen die zich achter een stijlmiddel verscholen zodat ze als de storm opstak konden beweren dat de anderen het verkeerd hadden begrepen, hun woorden verkeerd interpreteerden, zodat hun discriminerende opmerking uiteindelijk geen discriminatie genoemd kon worden maar een klassiek gevalletje van ironie, of satire, wat ook al zo’n melig noodverbandje was, net zoals hun latente racisme en seksisme ook steevast heel anders waren bedoeld, waardoor de bewijslast zich plotseling omkeerde en hun onnozele toehoorders werden gelaakt om het feit dat ze deze heel elementaire nuanceverschillen weigerden te begrijpen, wat misschien wel iets te maken had met hun plattere neuzen of getinte huid; en ook deze constatering was natuurlijk irónisch bedoeld, daar moest niemand verder iets achter zoeken."
Korte inzendingen waren er ook, zoals die van Lize Spit uit haar roman Smelt:
"‘Het mag wel eens gaan sneeuwen,’ zei moeder."