InterviewJeroen Meus
Jeroen Meus, een jaar in rouw: ‘Ik begin en ik eindig de dag met verdriet’
In de keuken begint de tv-ploeg aan de afbraak. Gesnipperde ui, morsige tomatensaus en roekeloos spelplezier hangen in de lucht. Boven kraakt Jeroen Meus (44), de verantwoordelijke voor al die prettig geurende bedrijvigheid, een biertje. Te vieren: op 26 oktober ligt met Groentekost zijn eerste vegetarische kookboek in de winkel – een lichtpunt in een persoonlijk annus horribilis. Meus vertelt honderduit: over asperges steken met een bajonet, over zacht ouder worden en over toplonen bij de VRT. Maar ook – omdat het een barrière is waar je met geen tank omheen kunt – over het overlijden van zijn broer en over verdriet dat, in tegenstelling tot fijnere ingrediënten, eeuwig vers blijft.
Eerst dus: Meus goes veggie. Al sinds de start van Dagelijkse kost, twaalf jaar geleden, voorziet hij één keer per week een vegetarisch recept. Maar een heel boek? Is dat niet zoals Neil Young die het een hele plaat zonder gitaar doet, een soldaat die ten oorlog trekt zonder geweer?
Jeroen Meus (lacht): “Nee, helemaal niet! Als kok vind ik groentebereidingen net de spannendste die er zijn. Vlees bakken is vlees bakken. Een vis kun je stomen, pocheren of bakken: daar is vakkennis voor nodig – grondige vakkennis, waar ik niet licht overheen wil gaan – maar geen woekerende creativiteit. Terwijl je met een pompoen aan de slág kunt. Je kunt ’m roosteren, grillen en in pastarepen snijden, of je kunt er puree van maken. Daar kan ik mijn ei in kwijt. En ik zit nu in de fase van mijn leven dat ik alleen nog dingen doe die ik plezant vind.
“Mensen denken graag dat er op Dagelijkse kost een laag stof ligt, dat ik altijd wel de man zal blijven van de worst met puree en rode kool. Terwijl het programma net al die jaren mee is geëvolueerd. Wij hebben altijd ons best gedaan om hedendaags te zijn, en daar hoort vegetarisch koken zeker en vast bij.
“Het belerende vingertje, dat zul je van mij wel nooit krijgen. Ik bied nu honderd vegetarische gerechten aan, maar ik eet nog altijd even graag een rozige filet pur met frieten. Om het met muziek te zeggen: vroeger was je ofwel een newwaver ofwel een johnny, ofwel The Cure ofwel Thunderdome. Wel, ik verzette mij daartegen: ik heb nooit een jas van Rotterdam Terror Corps gedragen, maar ik eigende mij wel het recht toe om het te mógen (lacht).”
Als ik vroeger een vegetarisch gerecht op mijn bord kreeg, ging ik toch op zoek naar dat streepje gehakt. Om het met Friends te zeggen: ‘Als er geen tv in je woonkamer staat, naar waar richt je de zetel dan?’
Meus: “Ik ben nu 44, ik stond als jonge gast in de Leuvense en Vlaamse keukens van medio jaren 90. Als wij toen een vegetarische bon binnenkregen, dan werd er geróépen, hè. ‘Wie denken ze wel dat ze zijn? Konijnen?’ Dat die achterhaalde gedachtegang nu vrijwel niet meer bestaat, vind ik een mooie evolutie.”
Van spek over pitavlees tot kipnuggets: voor alles bestaat nu een rechtstreeks vegetarisch alternatief. Wat vind je van die vleesvervangers?
Meus: “Met een aantal dingen, zoals tofu, seitan of halloumi, werk ik graag. Maar worst die geen worst is en burgers die geen burgers zijn? Pfff. Die vegetarische spekblokjes uit de supermarkt, dat is toch zever in pakskes? Die dingen zitten trouwens vol, vol, vól bewaarmiddelen.”
Is vegetarisch koken voor jou ook een ethische kwestie?
Meus: “Dat begint het meer en meer te worden, ja. Niet het minst omdat ik thuis met een wederhelft zit die zeer gevoelig is aan dierenleed – bij ons loopt het vol beesten. Bovendien stel ik me met het ouder worden meer vragen. Niet alleen over vlees, evengoed over de avocadokweek. De voorvechters van de gezonde, ethische voeding, die ik in het begin heel brutaal en hautain vond, zijn alleszins geslaagd in hun opzet om te sensibiliseren. Ook bij mij.”
Doel je daarmee op, pakweg, Pascale Naessens?
Meus: “Nee nee, Pascale is een schatje, net als Sandra Bekkari. Maar ik werd op de gemiddelde Boekenbeurs weleens aangesproken door doorgewinterde veganisten die mij er puntig op kwamen wijzen dat parmezaan níét vegetarisch is, omdat hij gemaakt wordt met stremsel uit de lebmaag van een koe. Dat vind ik kort door de bocht, maar zulke mensen hebben mij wél vaak doen nadenken. Die nederigheid moet je hebben: ik heb mijn eigen mening nooit zo belangrijk gevonden dat ik ze niet wilde bijstellen. Meer zelfs: je mening bijstellen is voor mij een teken van intelligentie.
“Zo heb ik mij lang verzet tegen de heisa rond Zwarte Piet. ‘Wacht efkes, die is toch zwart omdat hij door de schouw komt?’ Nooit ofte nimmer had ik die figuur met racisme geassocieerd. Al in de jaren 80 was er geen denken aan dat wij in ons huishouden het n-woord zouden gebruiken: hoe kon iets wat wij al die tijd hadden gekoesterd dan een kwalijke traditie zijn? Maar ik heb geleerd: als iemand zich diep beledigd voelt door iets wat voor mij van geen tel is, dan vergt het voor mij ook heel weinig moeite om me aan te passen.
“(Denkt na) Jaja, ik stel me heel veel vragen tegenwoordig. Alleen jammer dat ik zo weinig antwoorden heb (lachje).”
KLONTJE BOTER
Vroeger was je ook erg achterdochtig tegenover de hele gezondheidshype die plots de keuken kwam binnengewaaid.
Meus: “En ik ben dat nog altijd een beetje. Ik vind louter gezonde voeding bij momenten eentonig. En ik ruik ook de business erachter.
“Met die hele superfoodsobsessie is volgens mij ook iets moois verloren gegaan. Mijn generatie koks was een aantal jaar geleden op een skyhigh niveau aan het werken. We gebruikten lokale producten en plukten onze vis uit de netten van de Noordzee. Pioniers als Wouter Keersmaekers van De Schone Van Boskoop begonnen, naast het haasje en de filet, alle stukken van de koe te gebruiken. Peter Goossens heeft het varkenswangetje populair gemaakt, Geert Van Hecke van De Karmeliet deed prachtige dingen met varkensneuzen, -staarten en -oren. We leerden iedereen pastinaak en aardpeer eten. Zelfs groenekool: in Holland vraten ze dat van 0 tot 99, maar ik kende dat niet. Nu wordt het ’s ochtends gecentrifugeerd en opgedronken door Gwyneth Paltrow. Die evolutie werd een beetje overschaduwd, vind ik, toen plots alles alleen maar gezond mocht zijn. Koolhydraten moesten weg, en opeens was er overal wel héél veel granaatappel.
“Intussen kijk ik daar met meer gematigdheid naar en zie ik dat gezonde voeding veel méér is dan een hype, dat het ons evengoed veel heeft opgeleverd. Ik ben de mensen die zich daarvoor hebben ingezet oprecht dankbaar. Laat het duidelijk zijn: ik wil mezelf echt niet opeens als de goeroe van de vegetarische keuken opwerpen. Ik ben maar een dienaar.”
De kok van het volk: ‘onze kok’, zoals veel mensen zeggen.
Meus: “Dat vind ik altijd leuk om te horen (glimlacht). En dat wil ik ook blijven. Ik vertrek altijd van de vraag: wat hebben de mensen in huis? Wat ligt er in een keuken? Ik wéét dat, want ik ken de rekken van de supermarkt vanbuiten. Mijn vrouw vindt dat tof: ik doe heel graag de boodschappen en kam dan alle rayons uit.”
Vind je gezond koken belangrijker dan vroeger? Je vroegere recepten, zo wil de eeuwige grap, bestonden voor minstens 68 procent uit boter.
Meus: “Daar moet ik mijn lieve vrienden van Woestijnvis voor bedanken: voor De laatste show hebben zij ooit een persiflage gemaakt op mijn botergebruik, en sindsdien is dat een running gag geworden. Maar natuurlijk is niks zo lekker als een gerecht afgewerkt met een klontje boter! Ik ben niet zoals Sandra en Pascale, die resoluut vanuit gezonde voeding vertrekken. Zij hebben een andere roeping. Bij mij is het simpel: het is om ter lekkerst.”
In de aankondiging van Groentekost staat: ‘Groenten hebben altijd al een belangrijke rol gespeeld in Jeroens leven.’ Schreef je vroeger in je dagboek over asperges in plaats van meisjes?
Meus (lacht): “Nee, maar ik koester er wel romantische herinneringen aan. Ik heb nog samen met mijn grootvader asperges uitgestoken met de bajonet waarmee zijn vader naar de Eerste Wereldoorlog was getrokken, hè. Wie weet heeft daar nog één of andere Pruis aan gehangen!
“Zowel mijn ouders als mijn grootouders hebben altijd prachtige moestuinen onderhouden: de groenten op ons bord kwamen rechtstreeks uit de grond. Als de oogst van de boontjes binnenkwam, dan moest ik ze mee doppen. En wanneer we naar mijn grootouders gingen met onze Skoda – de allereerste op de markt, met de motor in de koffer – dan stak bij de terugrit de voorkant vol groenten. (Droomt) Ik hoor nog altijd de oude passe-vite van mijn ma knarsen terwijl ze passata maakte. En als we nu, op dit eigenste moment, bij haar zouden binnenkomen, dan ruikt het daar naar verse soep, dat kan ik honderd procent garanderen.”
Waar ligt die bajonet intussen?
Meus: “Geen idee (lacht). Maar het is me wel bijgebleven. Zo heb ik ook als kind ooit het concentratiekamp van Buchenwald bezocht: zulke dingen vergeet je niet licht.”
SCHURENDE GÊNE
Je boeken verkopen als zoete broodjes, maar je stelt je achterdochtig op tegenover alles wat met business te maken heeft: cijfers en getallen zijn niet aan jou besteed.
Meus: “En tegelijk moet ik daarmee oppassen, want ik bén een business. Tot op zekere leeftijd ben ik nooit door geld gedreven geweest. Maar nu ik een kind heb, en een huis dat ik moet afbetalen, is dat anders.
“Eén ding stel ik voorop: ik mag mijn oprechtheid niet verliezen. Wat ik bijvoorbeeld nooit zal doen, is reclame maken op Instagram. Mijn collega’s doen natuurlijk wat ze willen, maar ik kán het niet, ik krijg het niet uit mijn lijf geperst, om daar met een kopje koffie of een zak patatten te poseren. Ik heb nu een nieuw boek, maar ik vind het al een kolossale opgave om daarover iets op mijn sociale media te zetten. Het voelt te veel als doen alsof, en er kleeft een ijdelheid aan die mij vreemd is. (Denkt na) Dat soort doorgedreven zelfpromotie: volgens mij zit daar een uitstekend komisch programma in.”
Het leven is dezer dagen al pijnlijk genoeg zonder dat je me aan Influencers hoeft te herinneren.
Meus (lacht): “Ik begrijp zelfs het fenomeen van de selfie niet. Daarvoor moet je toch een verschrikkelijke, schurende gêne overwinnen? Ik kom op televisie en ik moet elke ochtend in de spiegel kijken: dat is al erg genoeg. Maar het is een gewoonte geworden. Mensen komen hier aan het raam staan, en dan halen ze hun smartphone boven zoals John Wayne zijn revolver trekt.”
Komt het ooit tot grote meningsverschillen tussen Jeroen Meus de kok en Jeroen Meus de zakenman?
Meus: “Vaak! Omdat ik vermoed dat ik beter wat commerciëler zou zijn. Onlangs is mijn Twitter-account gehackt en was ik 230.000 volgers kwijt. Eigenlijk zou ik dat erg moeten vinden, zeker nu ik een boek te promoten heb. Maar ik merkte dat ik toch vooral opgelucht was dat ik niks meer hoefde te zeggen.
“Tegelijk wil ik me niet naïever voordoen dan ik ben. Iedereen die een boek schrijft, wil daarmee een cent verdienen – ook Tom Naegels, terwijl hij zijn boek over de migratiepolitiek ongetwijfeld in de eerste plaats uit bevlogenheid heeft geschreven. En ook ik.”
Je manager Roland Keyaert, de man van Ingeborg, zei bijna tien jaar geleden over jou: ‘Hij is een artiest, maar ook een uitstekende zakenman en onderhandelaar.’
Meus: “Ik denk dat ik een goeie ondernemer ben, ja. Al heb ik ook al een faliekant faillissement achter de rug.”
Alles wat jij hebt aangeraakt, is in goud veranderd. Behalve je restaurant Würst.
Meus: “Goud? Dat was eerder een roestige klomp ijzer (lacht luid). Ik moet daar eerlijk in zijn: ik heb dat niet goed gedaan. Pure hoogmoed: ik dacht dat ik alles kon, dat me niets kon overkomen. Ik ben blij dat ik ervan af ben.
“De rest is me goed afgegaan, maar... (twijfelt) Ik ben niet de gemakkelijkste. Ik denk héél veel na over alles wat ik doe, ben uitermate kritisch voor mezelf, slaag er niet in om ook maar het kleinste ding halfslachtig af te werken. Daarnet hadden we een discussie over de opnames van Dagelijkse winterkost: ik heb daarover iets in mijn hoofd en verdorie, dát zal het toch moeten zijn.”
Ik zie jou nochtans niet als tiran over je personeel heersen.
Meus: “Nee, autoritair ben ik niet. Ik zal mijn standpunten altijd staven, en als iemand mij een argument aanreikt dat het mijne weerlegt, dan ben ik wel zo sportief om dat toe te geven. Maar als ik iets in mijn hoofd heb gestoken... (lachje)
“Ik geloof erg in management by example. Ik denk wel dat ik een leiderstype ben. Dat ik het kán, een ploeg leiden. Al is er door de jaren heen wel veel meer mildheid ingeslopen.”
Je trekt je ook minder aan van wat mensen van je denken. Uit zelfzekerheid?
Meus: “Ik vermoed eerder uit gelatenheid. Als mensen hun geweer op mij willen richten, laat ik ze tegenwoordig gewoon schieten. Ricky Gervais zei daar iets fantastisch over: ‘Sommige mensen roepen tegen mij op mijn Twitter-account. Dat is zoals voorbij een prikbord wandelen, een flyer voor gitaarlessen zien, en dan met het schuim op de lippen naar dat nummer bellen: ‘I don’t want your fucking guitar lessons!’’ (lacht) Ik wil maar zeggen: als wat ik maak niet voor jou is, loop dan door. Al het geschreeuw, ik kan dat niet bevatten. Ik heb het mij lange tijd aangetrokken, maar nu weiger ik nog naar het lawaai te luisteren.”
Je lijkt de evolutie door te maken van veel chef-koks, zoals Sergio Herman of Seppe Nobels: plankgas geven, leven in vijfde versnelling en pas na enkele decennia ook het rempedaal leren appreciëren.
Meus: “Seppe Nobels (van ‘Restaurant Misverstand’, red.) en ik zijn nog van de laatste generatie die tijdens de opleidingsjaren uitgekafferd is voor het vuil van de straat. In het zuiden van Frankrijk heb ik zelfs lijfstraffen gekregen, rake klappen. Ik stond er in een grote brigade aan de stoof als commis of leerling-kok. Die mannen konden pijlsnel een cirkeltje saus rond een stukje ganzenlever spuiten – toen werd dat nog geserveerd. De rest van de saus ging mee in een potje. Ik had dat nog niet onder de knie, dus ik zat nauwkeurig en traag aan mijn cirkel te werken, met mijn neus erop, toen plots: páts! Het ging niet snel genoeg voor de chef, dus hij sloeg me op de rug. Ik smakte met mijn gezicht in die gloeiend hete foie gras. En dan kreeg ik nog een uitbrander omdat ik het gerecht had kapotgemaakt: ‘Besef jij niet hoeveel dat kost?!’
“Ofwel ga je daar dan lijnrecht tegenin, ofwel incasseer je. En als er nu iets is dat ik héél goed kan, dan is het wel incasseren.”
Mag ik dat niet altijd een goede eigenschap vinden?
Meus: “Ik verwijt jonge mensen soms dat zij te weinig kunnen incasseren, maar eigenlijk moet ík me op dat vlak aanpassen. Dat ik vroeger zoveel heb moeten slikken, wil niet zeggen dat ik dat nu zomaar van anderen mag verwachten. Ik bén daar ook al milder in geworden. Ik wil geen mensen verliezen onderweg, en al helemaal niet aan hardheid. Ik vind het veel fijner om zacht te zijn, om met een beetje geduld iedereen mee te krijgen, dan om als een stomende bizon door de keuken te razen.”
Je wordt niet graag op een voetstuk geplaatst en je verplicht jezelf om bescheiden te blijven.
Meus: “Ik etaleer zo weinig mogelijk. Niet omdat ik schroom voel, maar omdat het niet in me zit. En ik laat me graag voeden door mooie dingen – kunst, film, muziek – maar niet door luxe. Alleen een bezoek aan een driesterrenrestaurant gun ik mezelf graag.”
Je kunt het je ook permitteren. Toen de VRT-lonen uitlekten, bleek jij een van de grootverdieners te zijn: je stond in de top 3.
Meus: “Op de tweede plaats zelfs, na Tom Waes. Daar lacht hij me soms mee uit. Dan antwoordt hij op een sms: ‘Laat mij met rust, armoezaaier!’ (lacht) Wat kunnen we doen behalve ermee lachen?
“Ik had liever gehad dat het allemaal niet uitgelekt was. Voor de eerlijkheid zou je dan van elke ambtenaar het loon op straat moeten gooien. En dan mag je meteen ook de subsidies voor de krantendistributie van pakweg DPG Media tonen: ook een pak geld. Maar wat gebeurd is, is gebeurd.
“Als dat de marktconforme lonen zijn, moet ik dan gaan zeggen: ‘Geef mij maar wat minder?’ Nee, ik ben al zelfstandige sinds mijn 20ste. Ik verdien graag geld, en mijn VRT-loon is belangrijk voor me. Het heeft me al veel gebracht. En ik heb er ook al veel voor opgeofferd. Mijn leven wordt publiekelijk geleefd, hè. Daar staat een prijs tegenover, die al bij al best meevalt.
“Weet je, ik zal er maar zelf over beginnen: door de dood van mijn broer beleefde ik al een annus horribilis. Daardoor dacht ik bij het uitlekken van die lonen vooral: als het dat maar is. Ik laat het van me afglijden als water van een eend. So what?! Is het dan zó erg?
“Jacques Vermeire zei het ’t mooist: ‘Ge kunt van mij denken wat ge wilt. Maar ge kunt niet zeggen dat ik het slecht gedaan heb.’”
COLD TURKEY
Meus: “Ik ben altijd een zondagskind geweest, heb nooit ofte nimmer iets meegemaakt tot mijn 40ste. En dan zijn ze mijn broer komen halen… Ik zal er wel mee kunnen leren leven, omdat ik geen andere keuze heb. Maar het zet de dingen in perspectief, zodat ik dus tegen jou kan zeggen: wat kan het mij schelen dat mijn loon in de krant staat? Ik ben er niet zuur om, het is gewoon niet belangrijk. Wat wél belangrijk is, is wat er voor me ligt: het geluk dat ik heb vasthouden en veiligstellen.
“Ik zit almaar vaker te denken dat ik graag gastdocent zou zijn. Op de hotelschool of zo. Ik kom uit een onderwijsfamilie, en ik vind Dagelijkse kost ook een beetje lesgeven. Ik zou het graag doen.”
Je zou het góéd doen.
Meus: “Ik vind het in ieder geval een nobele job. Wie iets aan de wereld wil veranderen, moet denken aan het onderwijs: daar ligt de basis. Als we willen dat onze kinderen een open, brede blik op de wereld krijgen, moeten we hun leraren soigneren.
“Verder heb ik geen ambities meer. Voor mij is het compleet. Er is een Japanse spreuk waarin ik me tegenwoordig kan vinden: ‘Tussen je 20ste en je 30ste moet je kiezen wat je doet. Tussen je 30ste en je 40ste moet je daar onwaarschijnlijk hard voor gaan. Tussen je 40ste en je 50ste moet je veiligstellen wat je hebt. Tussen je 50ste en je 60ste moet je je kennis doorgeven aan de jeugd. En vanaf je 60ste moet je genieten van je kleinkinderen.’ Zo mag mijn leven er verder uitzien.
“Ik heb net voor vijf jaar bijgetekend bij de VRT, dus ik mag tot mijn 49ste Dagelijkse kost maken. Ik wil daar graag nog een paar jaar bij doen. 16 jaar in totaal spreekt me niet aan: 20 jaar vind ik ronder, vollediger, juister.
“Nu zit ik in de fase van de veiligheid. Ik ben zo graag bij mijn vrouw en bij mijn familie. Ik geniet er zo van om mijn zoon te zien opgroeien. Ik heb 20 jaar in restaurants gewerkt en ik ben nu ook al – deels overlappend – 20 jaar met televisie bezig: ik heb gedaan wat ik moest doen. Intussen ben ik thuis in het weekend, en kan ik af en toe eens met mijn vrouw gaan wandelen in het Zwarte Woud, zoals vorige week nog. Ik zit volledig op schema, ik geniet van het leven.
“Hoe oud ben jij?”
33.
Meus: “Dan schelen we ongeveer tien jaar. (Denkt na) Op mijn 33ste was ik vooral met mezelf bezig. Nu niet meer, alweer door de ziekte van mijn broer: na zijn diagnose ben ik opeens afgekickt van egoïsme. Cold turkey.
“Ik denk vaker aan wat er in de wereld gebeurt. Het wordt érg, hè, wat we deze winter zullen meemaken. Mensen zullen kou lijden. Dat trek ik me aan. Vroeger was daar geen ruimte voor. Zeker niet op mijn 33ste. Toen waande ik mezelf op de top van de wereld. Met Dagelijkse kost wonnen we alle prijzen die er te winnen vielen, we haalden 800.000 kijkers om kwart over zes ’s avonds. Dat vond ik veel belangrijker.
“Soms heb je het nodig om iets mee te maken dat zo ingrijpend is dat je genadeloos uit je bubbel wordt gerukt. Maar dat hoeft geen molensteen te zijn. Omdat ik met verdriet zit, ben ik de laatste jaren een lievere mens geworden. Dat maakt mijn leven boeiender.”
Het is een onorthodoxe vraag, zo op het einde van een gesprek, maar: hoe gaat het met je?
Meus: “Ik zit in een ongelofelijke rouwfase. (Blaast) Nee, ik mag dat geen fase noemen, want ik zal de rest van mijn leven blijven rouwen. Ik zal het nooit helemaal te boven komen.
“Ik vraag me af wanneer mijn 2022 mag beginnen. Mijn broer is op oudejaarsavond overleden, en daarna is het jaar voor mij nooit van start gegaan. Ik heb wel door dat het herfst is en dat de bladeren vallen, maar mijn verdriet is groter dan de seizoenen. Het domineert mijn zijn volledig. Ik kan er intussen wel tegen jou over spreken zonder te huilen: dat is al iets. Maar het gemis is ontzettend.
“Ik heb een tijd heel diep gezeten, en had toen weinig omhanden. Ondertussen heb ik het weer druk, waardoor ik me wat nuttiger voel. (Twijfelt) Het gaat iets beter. Zo werk ik nu aan een tv-programma over mijn broer, dat helpt. Een schilder kan een doek maken als hij verdrietig is, en een muzikant een prachtig nummer. Welnu, ik ben een tv-maker. Als je iets met dat verdriet kunt dóén, is dat heel waardevol.
“Ik heb geluk met een héél goeie vriendenkring, fantastische collega’s, het beste gezin. Maar toch voel je je erg alleen als je iemand zo intens mist.
“Eigenlijk heb ik nog het meest troost gehad aan After Life, de Netflix-reeks van Ricky Gervais. Daarin zit de quote: ‘Er is maar één zekerheid in het leven: dat het voortgaat.’ Zo leef ik nu: van dag tot dag. Soms lukt het, soms niet – maar het begint wel váker te lukken. Ik ben positief ingesteld.
“(Mijmert) Het zou fijn zijn om nog eens wakker te worden en blij te zijn met de zon die schijnt, om niet onmiddellijk triest te worden. Dat is nu wel nog zo. Het is snel weg, maar toch: ik begin en ik eindig de dag met verdriet.
“Ik zit nog in de fase dat alles de eerste keer is. De eerste keer Vaderdag, de eerste keer zijn verjaardag... We moeten vier seizoenen door. En dan...”
Dan mag het in 2023 weer aan jou zijn?
Meus: “Dat heb ik aan hem beloofd, en eigenlijk nog meer aan mezelf. In 2022 mag je nog helemaal onder mijn vel zitten. Maar daarna moet je vertrekken.”
‘Dagelijkse kost’, elke weekdag om 18.15 uur op Eén.
‘Groentekost’ van Jeroen Meus is uit bij Manteau.
© Humo