InterviewBoeken
Jens Meijen: ‘Mijn gedichten zijn zowel bestemd voor het oor, het oog als het lichaam’
Hoe vat je een uiteenvallende en ontspoorde samenleving in dichtvorm? Jens Meijen (1996) doet een loffelijke poging in Sunset Industries en etaleert een heilig geloof in de kracht van poëzie. En o, hij richtte ook een AI-consultancybureau op.
Zoals een bakker zijn versgebakken brood aanprijst, zo vurig springt Jens Meijen in de bres voor zijn poëzie. En bij uitbreiding voor het hele genre. Het is de biotoop waarin hij zich breedvoerig kan uitleven. Meijen deinst er niet voor terug om in associatieve, vermetele en ook lyrische verzen een proefopstelling van de wereld te maken en en passant ook ons tijdsgewricht te dissecteren. “Poëzie kan heel zintuiglijk zijn, is in staat concepten voelbaar te maken waar wetenschappers tekortschieten”, denkt Meijen. “En je mag er rare metaforen uitproberen. (lacht) Bovendien biedt poëzie de erkenning dat onze wereld chaotisch en soms onbegrijpbaar is. Ook dát is verfrissend.”
Meijen, als doctoraatsonderzoeker werkzaam aan de KU Leuven en gespecialiseerd in het taalgebruik van populisten, lijkt soms een alleskunner. Onder zijn wuivende haardos schuilt een brein dat hem weinig rustpunten gunt, alsof hij zijn collega-schrijvers telkens een stapje voor wil blijven. Hij recenseert ook, zetelt in de redactie van het tijdschrift DW B, en startte een AI-consultancybureau.
“Ik heb altijd al verder willen kijken dan mijn achtertuin. Mijn vele interesses zijn ook een manier om me tot mijn medemensen te verhouden. Omdat ik graag ontrafel wat er in de maatschappij in het algemeen speelt, misschien?” Met Meijen praat je het ene moment dan ook over de klimaatopwarming om even later de rol van een onomatopee in een vers te analyseren. “Precies in het schrijven kan ik voortdurend mijn ei kwijt.”
Na zijn met de C. Buddingh’-prijs bekroonde poëziedebuut Xenomorf (2019) en zijn roman De lichtjaren (2021) ligt deze week Sunset Industries, Meijens tweede dichtbundel, in de boekhandel. En opnieuw toont de Limburger zich een van onze voortvarendste en begaafdste jonge dichters, die stilaan zijn grote voorbeeld Peter Verhelst ontstijgt (én naar wiens dichtbundel Zon (2019) hij uitdrukkelijk knipoogt).
In Sunset Industries stoeit Meijen onbeschroomd met thema’s die hem dagelijks bezighouden. Een vrolijke nieuwe wereld treden we niet binnen. Sunset Industries vond zijn vorm in een periode van corona-eenzaamheid en de schrijnende beelden van zieltogende patiënten in Sint-Truidense ziekenhuizen. Kwam daar nog de Russische invasie in Oekraïne bij én de algehele politieke malaise.
Atlantis
In rijke, soms onstuimige verzen (‘hoe te slapen, Google/wetend van de wateren/die mensen van matrassen halen?’), belanden we in een stuurloze, gejaagde omgeving waar het tij nog moeilijk valt te keren. Wat te doen? Isolement, je onderdompelen in mythologie of solidariteit tentoonspreiden? En hoe ga je om met alle wereldse tragiek die ons belaagt? “Voor mij gaat Sunset Industries uiteindelijk toch om het menselijk verlangen naar verbinding. Elkaars miserie toelaten en er elkaar over vertellen, via mythen, sagen, sprookjes... Zeker, ik dicht over het verbrokkelen van samenlevingen. Maar er is ook de felle drang om die te willen voorkomen. Het gaat evengoed over de lijm die ons bij elkaar houdt. In die zin is het een hoopvolle bundel.”
Sunset Industries − zonder rijm maar wél vol ritme − volgt inwoners van Atlantis: er is een held die overstromingen bestrijdt, zijn familie op het thuisfront, en hun bijzondere hond. In welk mythisch universum bewegen ze zich? En er is altijd weer die ondergaande zon, dat eeuwige symbool van hoop, maar tegelijk ook van droogte en de aankomende nacht.
“Atlantis is een vrij logische keuze, als je het over klimaatopwarming hebt, hè. Atlantis staat symbool voor het ontzag voor de natuur dat verloren is gegaan. Het is een mythische plaats die je met fictie te lijf kunt, om het lijden behapbaar te maken. Door lijden en ellende in verhalen te gieten, geef je het opnieuw zin, denk ik. En maak je het voor de lezer ook begrijpelijk. Hier druppelt het water op de jassen, stroomt het onder de deuren door, het is een manier om een dreiging op te bouwen en te laten binnendringen. Water is hier meer dan zomaar een symbool, het is een narratieve motor.” Het staat in schril contrast met de verschroeiende hitte en droogte uit Xenomorf en De lichtjaren.
De galactische gewaden zeggen:
wij kennen elkaar, wij kunnen elkaars
schedelpan openen en roeren in een zilveren brij.
Wij kunnen elkaars angsten proeven, de overstromingen stoppen met slechts
wilskracht en verlangen.
Wij kunnen elkaars organen met gezonde precisie aanwijzen,
elkaar begrijpen is gedachten laten vollopen als hete baden
waar de ander in kan zitten: in elkaar overvloeien
als vele rivieren in dezelfde zee, kalm als nacht.
(uit het gedicht ‘Gebreken’, p. 34)
Meijen kiest ervoor om de pientere hond Levka – genoemd naar de viervoeter van zijn vriendin – als richtsnoer te gebruiken in de bundel. ‘Levka kijkt van op een afstand,/probeert de pijnen te begrijpen,/maar alles blijft bestoft, achter glas, onder water;/het is van op de maan kijken naar verhongerende aardlingen’? Ze is een soort gids door het ondermaanse, maar ook een ‘zacht kloppend baken op de duisterzee’.
“Met deze bundel wilde ik de mens ook wat minder centraal stellen”, vertelt Meijen. “Zonder nadruk op het ‘ik’. De zintuigen van een hond werken trouwens anders, hun geurpalet is zo veel rijker dan het onze. Dat wilde ik ook talig benadrukken, de eigen hondenwijsheid, de nieuwsgierige springerigheid. En ook een vorm van hoop, ja.” Zoals in de verzen: ‘Dit blaffend licht uit de hond/brengt elke dag aan de leiband naar morgen.’
Bedreigde diersoort
In wezen speelt zich in Sunset Industries ook een clash van generaties af. Meijen spreekt van “een kosmische momentopname”. “Ik breng begrip op voor jongeren die echt boos zijn. Het voelt alsof hen onrecht is aangedaan. Ze krijgen tegenwoordig ook echt slechte kaarten toebedeeld, hè? Oké, heel wat boomers hebben hard gewerkt, maar er zijn er ook veel die geen rekening hielden met de gevolgen van hun luxe. Ze tonen vandaag een gebrek aan empathie. Ze onderschatten hun privileges.
“Maar zal ik nog pensioen hebben? Leef ik binnenkort in een land dat overspoeld wordt door water? En vanwaar die alomtegenwoordige angst? Die benauwende tijden dragen bij tot desintegratie. We zitten allemaal opgesloten in onze eigen wereld. Kijk eens wat er gebeurt als er iemand je een vuurtje vraagt op straat? Dan denk je direct een oplichter voor je neus te hebben. Wat moet die van me? En dan zwijg ik nog van de bedreigingen die ons digitaal belagen. Wie had kunnen bevroeden dat sociale media rechtstreeks verkiezingen zouden beïnvloeden? Misschien had mijn vader het toch bij het rechte eind door jaren geleden te stellen dat sociale media in wezen gif zijn.”
Meijen weet waarover hij praat. Hij bestudeert beroepsmatig voortdurend complotdenkers en begeeft zich stelselmatig in de krochten van het internet. “Veel mensen hebben moeite met het aanvaarden van onbegrip. Dan gaan ze geloven in samenzweringstheorieën. Om het onder controle te krijgen en betekenis te geven, liefst in pasklare categorieën van goed of kwaad. Ook dat is een vorm van verhalen vertellen. Je ziet ook hoe veel activisten rond anticoronamaatregelen sinds de oorlog helemaal anti-Oekraïne zijn. Dat verband is geen toeval. En dagelijks stel ik vast dat onzin veel makkelijker te produceren is dan bij te benen, ja. (lacht) Omgaan met niet-weten is iets dat literatuur je nochtans wel leert.
“Je zou poëzie kunnen vergelijken met een scherpe naald, terwijl proza eerder een schep is. Ze kan bij individuele personen heel ver doordringen en echt life changing zijn. Ik vind dat heel mooi”, zei Meijen ooit in een interview in Knack. Steeds weer die great expectations van poëzie, dus. Maar overschat hij niet enigszins het effect ervan? De verkoop van dichtbundels is bepaald niet florissant. En soms worden gedichten te zeer als een accessoire ingezet bij bepaalde gebeurtenissen. “Het klopt dat je met poëzie sowieso een smal publiek bereikt en dat een dichtbundel een bedreigde diersoort is – het is in feite zoiets als een conceptplaat, ook bedoeld voor kenners. Maar de reacties zijn intenser. Je veroorzaakt nogal wat in de hoofden van de lezer: je associeert, droomt weg, zet zekerheden op losse schroeven.
“Komt nog bij dat poëzie tegenwoordig in allerlei toegankelijker vormen richting de lezer vloeit. Op ramen, in podcasts, op het podium. En daar wordt het wel breed opgepikt. Bij poëzie leg ik mezelf ook minder regels op inzake metrum of rijm. Er moet juist niks. Die grote vrijheid is een van de ultieme troeven van poëzie. Mijn gedichten zijn zowel bestemd voor het oor, het oog als het lichaam.”
AI-poëzie
Alsof Meijen het nog niet druk genoeg heeft, begon hij onlangs samen met zijn broer doodleuk ook nog met een consultancybedrijf. Dat gaat zich toespitsen rondom het verantwoord gebruik van AI (artificiële intelligentie). Het kreeg de naam Ulysses mee, naar de beroemde roman van James Joyce, die hem leerde dat literatuur weerbarstig en ‘mindblowing’ kan zijn. “We richten ons op de ethische implementatie van AI, zodat bijvoorbeeld uitgekeken wordt dat er geen gevoelige persoonsgegevens te grabbel worden gegooid. Of dat een bedrijf goed op de hoogte is van de gevolgen van de processen die ze in huis halen. Want AI brengt ook risico’s met zich mee. We geven ook seminaries en opleidingen rond die gevaren.”
Het valt niet meer tegen te houden, denkt hij: “Zoals we vroeger gingen jagen met honden, gaan we binnenkort werken met AI op onze schouder. Het gaat allerlei processen versnellen, maar – als je het goed implementeert – niet zomaar mensen vervangen.”
Hij gelooft trouwens ook dat de technologie achter ChatGPT, de veelbesproken chatbot, wel degelijk een kentering zal betekenen. In zijn poëzie gebruikt hij fragmenten die door een gelijkaardige AI, getraind op zijn eigen teksten, gegenereerd zijn. Of critici ze er zullen uitpikken? Meijen denkt van niet, althans niet zonder het gebruik van software die AI-tekst kan detecteren. “Ik heb ChatGPT onlangs een van mijn examenvragen gesteld en ik stond versteld van het antwoord. Mja, ik zou goede punten gegeven hebben aan de student die hiermee kwam aandraven. Kortom, ik ben een gewaarschuwd man.” (lacht)