Vrijdag 24/03/2023

InterviewBoeken

Jef Rademakers: ‘Reve en ik hadden een abominabel groot libido’

Jef Rademakers (l) bereidt in de jaren tachtig een aflevering van zijn succesprogramma 'Klasgenoten' voor met Gerard Reve.  Beeld Rotterdams Dagblad
Jef Rademakers (l) bereidt in de jaren tachtig een aflevering van zijn succesprogramma 'Klasgenoten' voor met Gerard Reve.Beeld Rotterdams Dagblad

De Nederlandse tv-maker Jef Rademakers (72) had een hechte vriendschapsband met Gerard Reve, die hem brieven schreef over zijn kijk op het leven. Die brieven zijn nu gebundeld. ‘Gerard was eenzaam, maar hij geloofde dat God net zo eenzaam was als hij.’

Mark Coenen

Jef Rademakers woont met zijn vrouw Ursula en zijn twee flatcoated retrievers – de liefste, aanhankelijkste en mooiste onder de viervoeters, zegt hun eigenaar over Beer en Billie – in een huis in Brasschaat dat eigenlijk geen huis is maar een kruising tussen een museum en een kerk zonder altaar.

Tenminste, dat heb ik niet gevonden.

Rademakers verzamelt al jaren schilderkunst uit de vroege negentiende eeuw, die samen met een rist prachtige heiligenbeelden zijn huis een bijna gewijde sfeer geven. Hij kwam er wonen toen hij dankzij zijn televisiewerk voldoende verdiend had om op zijn 42ste te rentenieren en zich opnieuw op zijn eerste liefde kon toeleggen: de letteren.

Rademakers maakte naam en faam met programma’s als De geloof-, hoop- en liefdeshow, De PinUp Club en vooral Klasgenoten, een format dat de wereld rondging.

BIO * geboren op 13 augustus 1949 in Roosendaal (NL) * maakte tv-­programma’s als de PinUp Club (met Wendy van Wanten) en Klasgenoten * verzamelaar van 19de-eeuwse romantische kunst * was bevriend met Gerard Reve, die hem brieven schreef, gebundeld in Zeer fijne boy * woont met Ursula in Brasschaat

Het interview vindt plaats in Rademakers’ prachtige bibliotheek waar tussen de zeldzame boeken het verzamelde werk van Gerard Reve (1923-2006) minstens een paar strekkende meters beslaat. Daar vond uitgever Sam De Graeve bij toeval ook het mapje met de brieven die Reve aan Jef schreef: een literaire sensatie was geboren en is sinds deze week ook in boekvorm verkrijgbaar.

Zeer fijne boy is een voor de liefhebbers zeer fijn kleinood en waarschijnlijk het laatste in zijn soort. “Alleen als de correspondentie tussen de heer Reve en de Heilige Maagd opduikt, wil ik er nog eens over nadenken”, zei Joop Schafthuizen, Reves man die zijn nalatenschap bestiert. Het zijn hele warme brieven, waarin Reve zich ook moeit met de naamgeving van Jefs jongste dochter, van wie hij het spijtig vond dat zij geen ‘op de noordenwind geteeld jongsken’ was.

Een van de brieven die Reve aan Rademakers schreef. Beeld Wouter Maeckelberghe
Een van de brieven die Reve aan Rademakers schreef.Beeld Wouter Maeckelberghe

Naast Reve loopt Rademakers ook hoog op met de Oostenrijkse schrijver Arthur Schnitzler (1862-1931), van wie hij tijdens de lockdown diens belangrijkste werk De weg naar buiten vertaalde: een kloeke vijfhonderd bladzijden dik.

Het huis van Jef en zijn vrouw Ursula heet de Drie Gratiën, wat slaat op zijn drie dochters, maar ook de relatie tussen Gerard Reve, Jef Rademakers en Arthur Schnitzler heeft iets weg van een triumviraat: een goddelijk, geil verbond. Een gesprek dat zich moeiteloos over drie eeuwen uitspreidt.

Een nieuw leven

“Na mijn televisiecarrière ben ik in het anonieme verdwenen, en dat wilde ik ook graag. Ik had al zoveel gedaan: ik was op zeer jonge leeftijd wetenschappelijk medewerker aan de universiteit waar ik gestudeerd had, maar dat kon ik na een tijd niet meer combineren met mijn televisiewerk. Toen heb ik, tegen het advies van iedereen, een fatsoenlijke baan opgezegd om artiest te worden.

“Dat televisiemaken heb ik een hele tijd met bijzonder veel passie gedaan, meer dan twintig jaar lang. Toen ik begin 40 was, kwamen een heleboel dingen samen: een behoorlijke depressie, een flinke midlifecrisis en het totale wegvallen van alle illusies op het vlak van de politiek en op artistiek gebied. Ik wilde een compleet nieuw leven. En verdomd: het is nog gelukt ook. Ik wilde uit het vak weg, ik wilde uit Nederland weg, ik wilde eigenlijk ook een andere vrouw, maar dat vond Ursula niet goed. En nog altijd niet. (lacht)

“Wij hebben met z’n tweeën een tweede huwelijk, we kregen nog een nakomertje toen we al lang en breed in België woonden. Weer een dochter. Wij hebben drie dochters en vier kleindochters. Ik heb alleen maar zussen en Ursula ook. Mijn moeder leeft nog, mijn vader is dood en beide grootvaders waren al lang door de drank ontploft.”

Ik las daarover ergens een geweldige zin van u: ‘In de buurt van het graf van mijn grootvader mag nog altijd niet gerookt worden.’ Ze zijn wel vroeg gestorven, allebei. De vrees om dat zelf mee te maken lees ik terug in uw werk.

Jef Rademakers: 'Toen ik als jongen van dertig bevriend raakte met Reve, heeft hij mij opnieuw religie bijgebracht.' Beeld Wouter Maeckelberghe
Jef Rademakers: 'Toen ik als jongen van dertig bevriend raakte met Reve, heeft hij mij opnieuw religie bijgebracht.'Beeld Wouter Maeckelberghe

“Dat is wel flink geminderd: ik moet zeggen dat ik mijn onvermijdelijk naderend overlijden met een zekere vreugde tegemoet zie. Een van de redenen om mijn leven compleet om te gooien, was ook dat ik dacht dat ik niet oud zou worden. Ik wilde de schaarse jaren die mij restten niet verspillen door voor een medium te blijven werken dat voor mij zijn magie had verloren.

“Ik ben mijn hele leven lang tobberig geweest over de dood en de eeuwigheid. Dat neemt nu af omdat ik denk: ik heb mijn portie wel gehad. Ik moet niet meer bang zijn dat ik jong zal sterven. (lacht)

“Ook voor Arthur Schnitzler was tobben een tweede natuur. Hij leed aan het leven. Reve ook, heel erg. Al van kinds af aan het gevoel dat je er niet bij hoorde, dat je een buitenstaander was. Dat je je op de een of andere manier schuldig moest voelen voor het feit dat je bestond. Dat is iets wat ons drieën verbindt.

“Het begon bij mij wel heel vroeg. Zelfs op je 72ste is een begrip als eeuwigheid niet te vangen, dus moet je daar niet te lang over nadenken, maar zéker niet als je een ventje van een jaar of zes bent. Ik nam alles serieus. Mijn moeder zei altijd: ‘Onze Jef rijdt met een zware kar’.

“Mijn kameraadjes hadden nergens last van – ik ging om zeven uur naar bed en lag om elf uur nog te bidden. Nu eens voor mijn eigen zielenzaligheid, dan opdat ik mijn ouders niet zou verliezen, dan weer vond ik het toch wat egoïstisch dat ik niet voor de buren had gebeden, enzovoort. Godsdienstwaanzinnig: dat was ik. Ik ging ook elke dag naar de mis. In mijn eentje. In 1956 werd mijn vader ziek, toen heb ik nog een tandje bijgestoken. Een soort van kinderlijke versterving, die je jezelf oplegt om de almachtige gunstig te stemmen.

“Het onvoorstelbare is dat toen ik op mijn elfde of twaalfde de meisjes ontdekte, die hele loden last van die kerkelijke dwang en verboden en berouw compleet van mij afviel. Ik heb toen wel tegelijk het kind met het badwater weggegooid: er was niets in mij dat nog naar het mysterie taalde. Ja, het mysterie van de zwarte driehoek van de vrouw dat we allemaal probeerden te bereiken. Het begin van de wereld. Dát werd het mysterie. (lacht)

“Toen ik als jongen van halverwege de dertig bevriend raakte met Reve, heeft hij mij opnieuw religie bijgebracht. Hij heeft mij veel meer over mijn eigen geloof verteld dan alle paters en zusters bij elkaar. Hij liet mij ook beseffen dat mijn rijke roomse leven van de jaren 1950 een reeks van geboden en verboden was, met dwang en angst, terwijl bij hem de ontroering telde, en het mysterie. Hij wist ook álles. Ik heb altijd gedacht dat de onbevlekte ontvangenis betekende dat Maria als maagd een kind had gebaard. Maar zij is geboren zonder erfzonde, dát is de betekenis. Dat weten de meeste katholieken niet.

“De hang van Gerard naar het bovennatuurlijke, het wonder van het leven, had heel veel te maken met het feit dat dat in zijn jeugd volkomen weggedrukt en in een slecht daglicht werd gesteld, omdat het geloof de mensen van de klassenstrijd afleidde. Het werd uiteindelijk wel Gerards levensdoel: de jeugd van de klassenstrijd afhouden.” (lacht)

God zkt. Reve

Rademakers en Reve raakten bevriend toen Jef als redacteur van de Alles is anders-show (1973) met de auteur contact opnam en hem overtuigde om in dat programma op te treden, om zich te komen verantwoorden over een gecontesteerd artikel in Het Parool. Alleen wilde hij door Jef persoonlijk opgehaald worden met de auto. Die twaalf uur durende rit van Reves Geheime Landgoed in Frankrijk naar Hilversum was potgrond voor een levenslange vriendschap.

“Ik had niet zoveel gelezen van hem en was, net zoals iedereen, ook ergens gestopt. Maar Gerard vond het al fijn dat ik een paar boeken van hem gelezen had. (lacht) Hij kon bijzonder aangebrand zijn mening zeggen, zoals wij allen weten. Bijvoorbeeld in Bezorgde ouders: dat is een boek geschreven door een krankzinnige, voor krankzinnigen. Daarom dat het bij mij dan ook zo in de smaak valt, waarschijnlijk.

“Het is uiterst geestig en er zit altijd een schurende waarheid bij. Ik was het toen nog niet met hem eens: toen nog niet.”

“Onze generatie is getekend door de soixante-huitards, in Nederland door de provo-revolte. Ik was natuurlijk ook lid van de Partij van de Arbeid. Als je toen niet links was, was je bijna een fascist. Ik heb in al die flauwekul heel hard geloofd en heb trouwens mijn steentje bijgedragen aan de verkiezingscampagne van Joop den Uyl (PvdA-politicus, was van 1973 tot ‘77 minister-president, red.) in 1977: ik was media-adviseur van de PvdA.

“Ik schaam me daar ergens ook voor, maar ben wel tot inzicht gekomen. Ik heb veel bewondering voor mensen die toen al een andere mening hadden, ik ben heel hard meegegaan. Dat is een beetje mijn karakter: ik ga altijd heel hard.

Gerard Reve aan zijn schrijftafel, in 1984.
 Beeld Steye Raviez/Hollandse Hoogte
Gerard Reve aan zijn schrijftafel, in 1984.Beeld Steye Raviez/Hollandse Hoogte

“Gerard zei de dingen niet alleen pour épater les bourgeois, al vond hij dat wel heel leuk. Hij was zo conservatief geworden dat hij daar van Joop niet te veel meer mocht over zeggen, want wanneer hij dingen zei zonder enig voorbehoud en zonder dat de ironie duidelijk was, brak hem dat een paar keer zuur op. Hij mocht geen ‘staatkundige’ uitspraken meer doen, vond Joop, alleen maar over godsdienst.”

Dat snap ik wel. Voor je het weet, zet men je weg als een reactionaire gek en word je helemaal een karikatuur.

“Daar werd soms misbruik van gemaakt. Hij was een groot ironische dichter en daarenboven ook een tegendraads, eigengereid denker. Hij was waarschijnlijk ook, vind ik, de belangrijkste schrijver die we in dit taalgebied na de Tweede Wereldoorlog hebben gehad. Als er dan boven een stuk staat: ‘Ik ben het in grote lijnen met God eens’, moet je niet meer lullen over de dingen die erin staan. Het is een prachtige kop, die zo op een grafsteen kan. Maar bij Reve staat op zijn graf ‘U heb ik lief’: een regel van Richard Minne (Vlaams schrijver, 1891-1965, red.) die gaat over zijn verlangen naar God.

“Wat ik altijd buitengewoon mooi heb gevonden in zijn werk is dat Gerard God zoekt, maar dat hij er ook van uitgaat dat God hém zoekt. Gerard was eenzaam, maar geloofde dat God net zo eenzaam was als hij en dat hij met dezelfde kracht naar hem zocht. Het is zoals met de maagd Maria: je kunt wel beweren dat zij niet bestaat, maar zij biedt wel aan een heleboel mensen troost.

“Ik vroeg ‘m ooit, wel na een glaasje: ‘Gerard, geloof je nu werkelijk dat de Maagd Maria bestaat?’ Waarop hij zei: ‘Of zij bestaat of niet, doet niet ter zake. Als wij maar voldoende tot haar bidden.’ Ook een uitspraak van Gerard is: waarom heeft Maria zo’n evidente voorkeur voor het Belgische luchtruim? (hilariteit) Ik heb dat ooit aan kardinaal Danneels gevraagd en die ging daar bloedserieus op in. In Beauraing, in Edegem... waar is de maagd hier niet zoal verschenen, toch?”

Markies van het Reve

Jef Rademakers begon na zijn televisiecarrière romantische schilderkunst van begin negentiende eeuw te verzamelen. In 2010 werd zijn collectie tentoongesteld in de Hermitage van Sint-Petersburg.

“Ik probeer te verdrinken in de negentiende eeuw, ik verzamel schilderijen uit die tijd, lees duizend keer liever Proust en Flaubert, of Thomas Mann en Goethe, dan dat ik een boek van Tom Lanoye zou lezen. Het verleden is voor mij de veiligheid, het enige waaraan we ons kunnen vasthouden; het heden is buitengewoon bedenkelijk en de toekomst al helemaal. Gerard was ook zeer geïnteresseerd in de romantiek, de periode waarin ik geïnteresseerd ben, en heeft mij ook aangezet tot het lezen van Schopenhauer, zijn favoriete filosoof.

“Het hele fabuleren over zijn eigen leven ging soms zo ver dat het deel werd van zijn eigen werkelijkheid: daarom ging hij zich op een bepaald moment ook ‘markies van het Reve’ noemen, omdat hij zogenaamd ontdekt had dat hij van Russische adel was.”

Net zoals Reve en Schnitzler draait het in uw werk alleen maar om uzelf: alles wat u voor televisie maakte, ging over Jef Rademakers.

“Zeker. Het zijn allemaal afsplitsingen van eenzelfde gestoorde persoonlijkheid. Ik ben niet toegerust voor deze wereld. Met de beperkte middelen die mij ten dienste staan, want ik heb niet half het talent van Reve, moet ik proberen al mijn afwijkingen vorm te geven om ze te bezweren.

“Mijn tobberigheid over het bestaan heb ik altijd geprobeerd vorm te geven in televisieprogramma’s. Zo’n Klasgenoten is natuurlijk een van weemoed doordrongen format, over levens die voorbijgaan en voorbij zijn en waarop je alleen maar kunt terugkijken. ‘Wat zou er van die en die geworden zijn?’

“En natuurlijk is die PinUp Club ontsproten aan de geilheid, waarmee ik ook in het leven sta. Die geilheid verbond Reve en mij dan ook bijzonder, al uitte het libido zich bij mij anders dan bij hem. Wij hebben nooit een seksuele verhouding gehad. Wat ons beiden bond: een abominabel groot libido. Als Gerard vertelde dat hij zich zeven, acht keer per dag ontuchtig beroerde zei hij dat niet voor de grap. Hij heeft dat tot op hoge leeftijd gedaan: toen hij 80 was, zei hij dat hij het niet meer zoveel deed. Hooguit nog twee keer per dag. (lacht)

‘Als Gerard vertelde dat hij zich zeven, acht keer per dag ontuchtig beroerde, zei hij dat niet voor de grap.’ Beeld Wouter Maeckelberghe
‘Als Gerard vertelde dat hij zich zeven, acht keer per dag ontuchtig beroerde, zei hij dat niet voor de grap.’Beeld Wouter Maeckelberghe

“Zijn taal heeft zich zonder dat we er ons van bewust waren die van ons gezin gekleurd. Mijn oudste kleindochter is negen en ik zat recent met haar synoniemen te zoeken voor een wind laten, hoe je dat allemaal kunt zeggen. Een scheet, een protje, maar ook ‘uit je eigen achterste hoesten’: dat is er eentje van Gerard toen hij achterop de fiets zat bij zijn vader, die last kreeg van een virulente gassigheid en daarbij ook nog zijn kont ophief.

“Hij vertelde twintig jaar lang dezelfde moppen. De mop van de man die aambeien had en daarvoor pillen kreeg die hij via zijn rectum moest inbrengen maar niet wist wat dat was. ‘Ik heb ze uiteindelijk ingenomen, maar dat hielp niet, ik kon ze evengoed in mijn reet gestoken hebben!’ (hilariteit) Volgens Ursula waren wij gewoon twee kwajongens die in de anale fase waren blijven steken.”

Misdienaar Weinstein

Ursula komt vragen of we nog iets blieven qua drank. Het wordt vruchtensap, voor Jef.

“Om vijf uur drinken we pas alcohol.”

Het gesprek meandert aangenaam verder, tot we aan de afgelopen twee jaren aankomen. Maar ook die vielen voor Jef mee.

”Voor mij heeft die corona iets opgeleverd. Ik had al vier romans van Schnitzler vertaald, maar durfde zijn grote roman over de Joodse bourgeoisie niet aan te pakken, uit 1908, Der Weg ins Freie. Een monnikenwerk. Heb er 365 dagen achter elkaar aan gewerkt, op 12 maart 2021 was het klaar.

“Lijden aan het leven: Gerard heeft dat op zijn manier vormgegeven en ik heb dat op mijn eigen bescheiden manier ook gedaan, met schrijverij en tv-programma’s, en Schnitzler heeft dat op zijn manier ook heel erg gedaan. Hij is wel echt een product van een andere tijd. Hij was arts, maar wilde eigenlijk alleen maar schrijven, wat hij pas voluit durfde te doen nadat zijn vader de pijp uit was. Hij was overigens een obsessionele vrouwenveroveraar, hij zou in deze tijd gewoon achter slot en grendel zitten. Vergeleken met hem was die Weinstein een misdienaar.

“Schnitzler heeft zijn leven lang drie of vier affaires tegelijk gehad. Hij noteerde dat in zijn dagboeken, hij was bijna de boekhouder van zijn eigen seksuele drift. Hij noteerde hoeveel orgasmes hij had beleefd en met wie. Hij was geobsedeerd door seks. Er kwamen voortdurend jonge dames en zangeressen bij hem op het spreekuur, omdat ze keelproblemen hadden: daar had Schnitzler heel andere remedies voor.

“Toen ik het werk van Schnitzler leerde kennen was er een schok van herkenning: die worsteling tussen Eros en Thanatos. Het spannende is dat hij eigenlijk als schrijver opkwam voor de vrouwen: hij brak een lans voor de vrouwelijke seksualiteit, terwijl hij in zijn eigen leven de meeste rigoureuze schuinsmarcheerder was die je je kon voorstellen. Het was bijna een soort feminist avant la lettre.

“Reve schreef ook over zijn leven en zijn ziel, al fantaseerde hij er een hoop bij. Het is ook allemaal niet zo eenvoudig, de ironie van de ironie en dat martelen en geweld, dat misantropische: dat was mij lang niet helemaal duidelijk. Het rare nu is dat tegenwoordig iedereen ongelofelijk geïnteresseerd is in Reve en dit boek. Iedereen dweept met hem, niemand leest hem nog. Ook mijn eigen dochters niet.”

Bij het naar buiten gaan vraag ik hem of hij de heisa rond The Voice in Nederland volgt. Hoofdschuddend en zuchtend zegt hij nee.

“Ik ben liever bezig met de honden. Mijn kinderen zijn niet gedoopt, onze honden wel. Ik ben naar de pastoor gegaan, maar die zei dat zoiets niet kon. Ik heb er wel 500 euro voor over, zei ik. ‘O’, zei de pastoor, ‘moeten ze dan niet gevormd worden ook’”? (klaterende lach)

Gerard Reve, Zeer fijne boy – Brieven aan Jef. R (1986-1997), Borgerhoff & Lamberigts, 104 p., 19,99 euro.

Nu belangrijker dan ooit: steun kwaliteitsjournalistiek.

Neem een abonnement op De Morgen


Op alle artikelen, foto's en video's op demorgen.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar info@demorgen.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234